Artikel L.M.P. Scholten in De Wachter Sions
Geplaatst: 17 dec 2010, 10:33
L.M.P. Scholten schreef het volgende artikel in "De Wachter Sions" van deze week.
(Als moderators hebben we besloten om dit artikel te plaatsen en het betreffende topic direct op slot te zetten, zodat u er kennis van kunt nemen).
-------------------------
Om de handhaving van de Statenvertaling (2)
We noemden vorige week twee oorzaken die het lezen van de Statenvertaling moeilijk maken. Daar is niet alleen de verandering van onze taal, vooral in de laatste halve eeuw. Ook de vertaalprincipes van de Statenvertalers zijn hiervan belang. De Statenvertaling is bijna vierhonderd jaar oud. Natuurlijk is dat te merken in de taal. Maar men moet dat niet overdrijven. Er wordt al jaren beweerd dat de Statenvertalers de Bijbel vertaald zouden hebben in het eigentijdse Nederlands van de 17e eeuw en dat dit ons het recht zou verschaffen, hun werk te herschrijven in het eigentijdse Nederlands van nu. Maar de Statenvertalers hebben juist niet het gewone Nederlands van hun tijd gebruikt.
Deftige verheven taal
Bewust hebben zij gestreefd naar een deftige, verheven taal. Met die taal hebben zij de heiligheid tot uitdrukking willen brengen van de hoge, heilige God Die tot ons spreekt in dat Woord. Hun woordkeus is bepaald door de plechtigheid en vroomheid, uit een diep besef van eerbied. Ver boven de spreektaal van toen. Voor de gewone man in de 17e eeuw, die echt geen woorden als 'gij' en 'nademaal' gebruikte, moet de taal van de Statenbijbel minstens zo moeilijk geweest zijn als voor ons nu.
Er komen in de Statenvertaling inderdaad woorden voor, die toen gewoon waren, maar later in onbruik zijn geraakt. Maar dat hoeft geen probleem te geven. Neem weer het woord 'krank', dat we vorige week al noemden. Wij gebruiken dat niet meer, maar we weten de betekenis nog wel. Het probleem is niet, dat 'krank' niet begrepen wordt, maar dat van het gebruik een vervreemdend effect uitgaat. Het is geen spreektaal meer. Wie dan een wat kritische inslag heeft en weet dat 'ziek' hetzelfde betekent, ergert zich eraan, dat hij nog steeds 'krank' in zijn Bijbel ziet staan. Men weet heus nog wel waL wenen is. Maar wie in deze tijd voor vol aangezien wil worden, kan het toch niet maken om zo'n ouderwets woord te gebruiken? De volgende stap is dan ook om wenen in de Bijbel te vervangen door huilen.
Vertaalprincipe
Het probleem van de moeilijke verstaanbaarheid ligt dan ook niet allereerst in ongebruikelijke woorden, maar veelmeer in de soms ingewikkelde zinsbouw en moeilijke taalkundige constructies. Wie dat onderzoekt, zal ontdekken, dat dat maar voor een deel een kwestie is van oud-Nederlands (bijvoorbeeld de naamvalsbuigingen), maar veel meer van vertaalprincipe. De Statenvertalers vertaalden zo letterlijk mogelijk. Zij hadden de opdracht, niet alleen de woorden, maar ook de volgorde der woorden uit de grondtekst aan te houden, 'zo na en nauw als dat mogelijk was'. Zo komt het dat hun vertaling soms een houterige indruk maakt. Dat maakt ook dat hun zinnen vaak lang en ingewikkeld opgebouwd zijn. Dat deden zij niet omdat zij slechte vertalers waren, maar uit eerbied voor de oorspronkelijke tekst, waar dat zo was. Zij hadden zich ten doel gesteld, de grondtekst met zijn structuur zichtbaar te maken in de vertaling. Daarom is hun vertaling hebraïserend en heeft men wel gesproken van een vertaling in 'Nederhebreeuws'. Een bekend voorbeeld van een hebraïsme: God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis (Gen. 1:4). Dat herhaalde 'tussen' is geen goed Nederlands, ook niet in de 17* eeuw. De toen gangbare bijbelverLalingm dïè tijd, de Deux Aes, had het dubbele 'tussen' dan ook niet. Maar de Statenvertalers voerden het in omdat ze het zo in het Hebreeuws zagen staan, en ook in Gen. 1:7, 14, 18; 3:15 en zo verder talloze malen in het hele Oude Testament. Een ander hebraïsme vinden we in Ps. 95:11: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan! De kanttekening verklaart: Dat is, zij zullen niet ingaan in Mijn rust. De Statenvertalers hebben de in het Hebreeuws gebruikelijke formulering van de eed laten staan en geven de betekenis in de kanttekening. De HSV geeft in de tekst alleen de betekenis: 'Mijn rust zullen zij nooit binnengaan!' Deze eedsformule komt zeer veel in de Schrift voor, bijv. Ps. 89:36, Gen. 14:23. Num. 14:23, 28, 35, Mark. 8:12 en ze is in de HSV steeds op gelijke wijze verklarend vertaald. Vertaaltechnisch is deze beslissing te verdedigen, maar daarmee is men wel bewust afgeweken van het vertaalprincipe der Statenvertalers op dit punt.
Zo vinden we in het Nieuwe Testament graecismen, letterlijk uit het Grieks gehandhaafde uitdrukkingen of zinsconstructies, vanwege de eerbied der Statenvertalers voor hoe het in de grondtekst staat. Een bekend voorbeeld hiervan is het veelvuldig gebruik van deelwoorden (hebbende, zijnde, zeggende, enz.) met soms ingewikkelde zinsbouw. In de HSV zijn die weggewerkt; deel-
woorden werden hoofdwerkwoorden, lange zinnen werden gesplitst. De tol daarvan is onvermijdelijk een taalkundige vervlakking.
Een en ander wijkt af van vertaalprincipes waarvoor de Statenvertalers uitdrukkelijk hebben gekozen. Daar moet men niet gering over denken.
17e-eeuwse kritiek
De Statenvertaling was zo letterlijk, dat zij daardoor al vrij snel na verschijnen voor velen moeilijk te begrijpen bleek. De remonstrantse dichter Jacob Westerbaen schreef in 1655 over de Statenvertaling: 'Al zijn de woorden aldaar Duits, zo valt evenwel de zin derzelve op vele plaatsen duister, omdat het Hebreeuws-Duits of verduitst Hebreeuws is. (...) En zo valt het veeltijds zwaarte kunnen uitvinden hoe hier en daar de tekst aaneenhangt, invoege dat men hier niet alleen een tolk, maar ook somtijds nog een uitlegger om het vertolkLe te verstaan van node heeft.'
Hier hebben we een ontwikkeld man uit de 17e eeuw. Hij had bij de Statenvertaling niet alleen een tolk, maar soms ook nog een uitlegger nodig. Hoe moet het dan geweest zijn voor de gewone man of vrouw die hooguit lagere school had?
Wanneer men dan nu spreekt van een ver-staanskloof tussen mensen van de 21e eeuw en de 17e-eeuwse taal van de Bijbel zeggen we: nee, zo er van een verstaanskloof sprake is, loopt deze tussen de bijbellezers van de 17e én de 21e eeuw enerzijds en anderzijds de zo letterlijk mogelijke vertaalmethode van de Statenvertalers.
Begrenzing
Zo letterlijk mogelijk, was het devies van de Statenvertalers. Daarin lag tevens hun begrenzing. Soms kon letterlijk vertalen eenvoudig niet. Maar zij konden zeggen: 'Wij zijn gebleven bij de woorden en orde der woorden van de Hebreeuwse tekst, zo na en nauw als het ons enigszins is mogelijk geweest.'
Hoe zouden zij erover geoordeeld hebben wat er gebeurd is met het begin van het boek Prediker? Pred. 1:2: Ijdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. We zien daar weer een hebraïsme: ijdelheid der ijdelheden. De kanttekening legt het uit: 'Dat is, de allergrootste ijdelheid, gelijk men zegt koning der koningen, dat is, de allergrootste koning: lied der liederen, dat is, het allerhoogste lied.'
In de HSV is ervan gemaakt: een en al vluchtigheid, zegt Prediker, een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig. Hier is gewerkt uit een fundamenteel ander vertaalprincipe. Dan is het een kwestie van eerlijkheid om te spreken van een nieuwe vertaling.
(Als moderators hebben we besloten om dit artikel te plaatsen en het betreffende topic direct op slot te zetten, zodat u er kennis van kunt nemen).
-------------------------
Om de handhaving van de Statenvertaling (2)
We noemden vorige week twee oorzaken die het lezen van de Statenvertaling moeilijk maken. Daar is niet alleen de verandering van onze taal, vooral in de laatste halve eeuw. Ook de vertaalprincipes van de Statenvertalers zijn hiervan belang. De Statenvertaling is bijna vierhonderd jaar oud. Natuurlijk is dat te merken in de taal. Maar men moet dat niet overdrijven. Er wordt al jaren beweerd dat de Statenvertalers de Bijbel vertaald zouden hebben in het eigentijdse Nederlands van de 17e eeuw en dat dit ons het recht zou verschaffen, hun werk te herschrijven in het eigentijdse Nederlands van nu. Maar de Statenvertalers hebben juist niet het gewone Nederlands van hun tijd gebruikt.
Deftige verheven taal
Bewust hebben zij gestreefd naar een deftige, verheven taal. Met die taal hebben zij de heiligheid tot uitdrukking willen brengen van de hoge, heilige God Die tot ons spreekt in dat Woord. Hun woordkeus is bepaald door de plechtigheid en vroomheid, uit een diep besef van eerbied. Ver boven de spreektaal van toen. Voor de gewone man in de 17e eeuw, die echt geen woorden als 'gij' en 'nademaal' gebruikte, moet de taal van de Statenbijbel minstens zo moeilijk geweest zijn als voor ons nu.
Er komen in de Statenvertaling inderdaad woorden voor, die toen gewoon waren, maar later in onbruik zijn geraakt. Maar dat hoeft geen probleem te geven. Neem weer het woord 'krank', dat we vorige week al noemden. Wij gebruiken dat niet meer, maar we weten de betekenis nog wel. Het probleem is niet, dat 'krank' niet begrepen wordt, maar dat van het gebruik een vervreemdend effect uitgaat. Het is geen spreektaal meer. Wie dan een wat kritische inslag heeft en weet dat 'ziek' hetzelfde betekent, ergert zich eraan, dat hij nog steeds 'krank' in zijn Bijbel ziet staan. Men weet heus nog wel waL wenen is. Maar wie in deze tijd voor vol aangezien wil worden, kan het toch niet maken om zo'n ouderwets woord te gebruiken? De volgende stap is dan ook om wenen in de Bijbel te vervangen door huilen.
Vertaalprincipe
Het probleem van de moeilijke verstaanbaarheid ligt dan ook niet allereerst in ongebruikelijke woorden, maar veelmeer in de soms ingewikkelde zinsbouw en moeilijke taalkundige constructies. Wie dat onderzoekt, zal ontdekken, dat dat maar voor een deel een kwestie is van oud-Nederlands (bijvoorbeeld de naamvalsbuigingen), maar veel meer van vertaalprincipe. De Statenvertalers vertaalden zo letterlijk mogelijk. Zij hadden de opdracht, niet alleen de woorden, maar ook de volgorde der woorden uit de grondtekst aan te houden, 'zo na en nauw als dat mogelijk was'. Zo komt het dat hun vertaling soms een houterige indruk maakt. Dat maakt ook dat hun zinnen vaak lang en ingewikkeld opgebouwd zijn. Dat deden zij niet omdat zij slechte vertalers waren, maar uit eerbied voor de oorspronkelijke tekst, waar dat zo was. Zij hadden zich ten doel gesteld, de grondtekst met zijn structuur zichtbaar te maken in de vertaling. Daarom is hun vertaling hebraïserend en heeft men wel gesproken van een vertaling in 'Nederhebreeuws'. Een bekend voorbeeld van een hebraïsme: God maakte scheiding tussen het licht en tussen de duisternis (Gen. 1:4). Dat herhaalde 'tussen' is geen goed Nederlands, ook niet in de 17* eeuw. De toen gangbare bijbelverLalingm dïè tijd, de Deux Aes, had het dubbele 'tussen' dan ook niet. Maar de Statenvertalers voerden het in omdat ze het zo in het Hebreeuws zagen staan, en ook in Gen. 1:7, 14, 18; 3:15 en zo verder talloze malen in het hele Oude Testament. Een ander hebraïsme vinden we in Ps. 95:11: Daarom heb Ik in Mijn toorn gezworen: Zo zij in Mijn rust zullen ingaan! De kanttekening verklaart: Dat is, zij zullen niet ingaan in Mijn rust. De Statenvertalers hebben de in het Hebreeuws gebruikelijke formulering van de eed laten staan en geven de betekenis in de kanttekening. De HSV geeft in de tekst alleen de betekenis: 'Mijn rust zullen zij nooit binnengaan!' Deze eedsformule komt zeer veel in de Schrift voor, bijv. Ps. 89:36, Gen. 14:23. Num. 14:23, 28, 35, Mark. 8:12 en ze is in de HSV steeds op gelijke wijze verklarend vertaald. Vertaaltechnisch is deze beslissing te verdedigen, maar daarmee is men wel bewust afgeweken van het vertaalprincipe der Statenvertalers op dit punt.
Zo vinden we in het Nieuwe Testament graecismen, letterlijk uit het Grieks gehandhaafde uitdrukkingen of zinsconstructies, vanwege de eerbied der Statenvertalers voor hoe het in de grondtekst staat. Een bekend voorbeeld hiervan is het veelvuldig gebruik van deelwoorden (hebbende, zijnde, zeggende, enz.) met soms ingewikkelde zinsbouw. In de HSV zijn die weggewerkt; deel-
woorden werden hoofdwerkwoorden, lange zinnen werden gesplitst. De tol daarvan is onvermijdelijk een taalkundige vervlakking.
Een en ander wijkt af van vertaalprincipes waarvoor de Statenvertalers uitdrukkelijk hebben gekozen. Daar moet men niet gering over denken.
17e-eeuwse kritiek
De Statenvertaling was zo letterlijk, dat zij daardoor al vrij snel na verschijnen voor velen moeilijk te begrijpen bleek. De remonstrantse dichter Jacob Westerbaen schreef in 1655 over de Statenvertaling: 'Al zijn de woorden aldaar Duits, zo valt evenwel de zin derzelve op vele plaatsen duister, omdat het Hebreeuws-Duits of verduitst Hebreeuws is. (...) En zo valt het veeltijds zwaarte kunnen uitvinden hoe hier en daar de tekst aaneenhangt, invoege dat men hier niet alleen een tolk, maar ook somtijds nog een uitlegger om het vertolkLe te verstaan van node heeft.'
Hier hebben we een ontwikkeld man uit de 17e eeuw. Hij had bij de Statenvertaling niet alleen een tolk, maar soms ook nog een uitlegger nodig. Hoe moet het dan geweest zijn voor de gewone man of vrouw die hooguit lagere school had?
Wanneer men dan nu spreekt van een ver-staanskloof tussen mensen van de 21e eeuw en de 17e-eeuwse taal van de Bijbel zeggen we: nee, zo er van een verstaanskloof sprake is, loopt deze tussen de bijbellezers van de 17e én de 21e eeuw enerzijds en anderzijds de zo letterlijk mogelijke vertaalmethode van de Statenvertalers.
Begrenzing
Zo letterlijk mogelijk, was het devies van de Statenvertalers. Daarin lag tevens hun begrenzing. Soms kon letterlijk vertalen eenvoudig niet. Maar zij konden zeggen: 'Wij zijn gebleven bij de woorden en orde der woorden van de Hebreeuwse tekst, zo na en nauw als het ons enigszins is mogelijk geweest.'
Hoe zouden zij erover geoordeeld hebben wat er gebeurd is met het begin van het boek Prediker? Pred. 1:2: Ijdelheid der ijdelheden, zegt de Prediker; ijdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid. We zien daar weer een hebraïsme: ijdelheid der ijdelheden. De kanttekening legt het uit: 'Dat is, de allergrootste ijdelheid, gelijk men zegt koning der koningen, dat is, de allergrootste koning: lied der liederen, dat is, het allerhoogste lied.'
In de HSV is ervan gemaakt: een en al vluchtigheid, zegt Prediker, een en al vluchtigheid, alles is even vluchtig. Hier is gewerkt uit een fundamenteel ander vertaalprincipe. Dan is het een kwestie van eerlijkheid om te spreken van een nieuwe vertaling.