Ds. Kort schreef:
Verantwoording
Van vele kanten is mij gevraagd om nogmaals een boek te schrijven, nu
over het geloof. Met het oog op de zorgelijke ontwikkelingen van onze tijd,
acht ik het van groot belang om positief op deze vraag in te gaan. Het is
niet zo dat ik mij hiertoe meer bekwaam acht dan anderen, maar het is mij
gevraagd, dringend gevraagd, en ik wil me daaraan niet onttrekken.
Ik zie namelijk in de kerkelijke gemeenten en onder de ambtsdragers een
grote zorg, vooral ook over de jeugd, maar ook ouderen willen er meer van
weten. Er zijn zorgen, want de tijden zijn zeer ernstig en het einde aller
dingen is nabij. Toch zijn er ook velen, die ernstig nadenken over het tegenwoordige
en het toekomende leven. Gezien de vele vragen die er leven, ligt
het op mijn hart om met u allen mee te denken. Er is mij ook gevraagd om af
en toe iets over mijzelf hierin te verwerken; ik heb dat gedaan, zij het met de
nodige schroom. Anderzijds mag het misschien deze of gene tot vertroosting,
bemoediging of onderwijs zijn.
Het onderwerp van dit boek is nauw verbonden met het vorige boek: Wedergeboorte
of schijngeboorte. De daarin beschreven wedergeboorte is een
vrucht van het ware zaligmakende geloof. Men wordt immers wedergeboren
(en gerechtvaardigd) door het geloof. In mijn vorige boek heb ik duidelijk
aangegeven welke dwalingen hierover zijn opgekomen, van wie die afkomstig
zijn, welke ontwikkeling die hebben doorgemaakt en waar die worden
verkondigd. Dat kunnen we nu dus geheel achterwege laten, want wie wedergeboren
is, die gelooft, en wie niet is wedergeboren, die gelooft niet.
Mijn vorige boek vormt een goede basis voor het uitwerken van allerlei thema’s
die daarin kort zijn aangesneden. Een van deze thema’s is het geloof,
het ware, zaligmakende geloof, dat u in dit boek vindt uitgelegd. Tevens
vindt u hierin een verdere uitleg over de wedergeboorte, zodat u dit boek in
zekere zin kunt zien als een vervolg op het vorige. Geloof, rechtvaardigmaking,
wedergeboorte, vernieuwing en verzegeling kunnen immers niet van
elkaar worden losgemaakt.1 Dat doet de nieuwe leer en theologie van onze
dagen wel; die maakt er allemaal aparte belevingen van en verdraait daarmee
de zin der Schrift. We kunnen ons wel afvragen hoe het komt, dat kerken
1 Zie hiervan o.a. de slotconclusie van hoofdstuk 7 en ook noot 321.
niet meer willen terugkeren naar de leer der waarheid en daarom gegronde
argumenten van critici, bezwaarden, erkende theologen en wetenschappers
negeren of wegwimpelen. Nooit mag identiteit de norm zijn of worden; dat
mogen alleen Gods Woord en de daarop gegronde belijdenissen zijn. Die
heb ik dus in heel dit boek centraal gesteld, waarbij ook de kanttekeningen
een ruime plaats innemen; die vormen een schat, waarvan de waarde niet in
woorden kan worden uitgedrukt. Als u dit boek goed leest, zult u schrikken
van de leer die heden ten dage alom wordt gepredikt. Ik mag hiervan niet
zwijgen, want het gaat over eeuwig wee of eeuwig wel. Uw bloed zal eenmaal
van mijn hand geëist worden.
Schrift en belijdenis
In dit boek heb ik me bijna uitsluitend gericht op Gods Woord, de kanttekeningen
en de belijdenissen. Daarnaast maakte ik gebruik van werken
van Luther en Calvijn; slechts incidenteel citeerde ik een oudvader. Waarom
deed ik dat? Omdat de Bijbel de enige bron is, en ik aan andere bronnen
geen bijbels gezag kan en mag toekennen. Ook is het gevaar levensgroot dat
andere bronnen over de Bijbel gaan heersen en daardoor allerlei dwalingen
binnenkomen. Men heeft dan niet genoeg aan Gods Woord, maar er moet
zogenaamde bevindelijke kennis bijkomen. Of om het anders te zeggen: de
mens blijft de zaligheid zoeken in zichzelf en in zijn ervaringen of werken.
Dat is buiten Christus! Mensen met veel verbeeldingskracht kunnen in hun
gedachten veel ondervinden en van alles wonderen maken. De ware godsdienst
is echter gegrond op het Woord van God. Het geloof in de beloften
is daarvan een belangrijk onderdeel. Het geloof in Christus is volgens de
Heilige Schrift onmisbaar tot de zaligheid. Uw en mijn enige ware bron is
dus de Bijbel. Daarin staat deze ware godsdienst en dit ware geloof volmaakt
beschreven.
Wat zegt de Bijbel over geloof? ‘Bekeert u en gelooft het Evangelie’ (Mark.
1:15). ‘Uw geloof heeft u behouden’ (Luk 7:50). Denk aan de stokbewaarder
en de kamerling. De Bijbel zegt: zij geloofden. Meer niet; heel eenvoudig:
zij geloofden. Velen willen er bekeringsschema’s bij hebben en stellen
voorwaarden: eerst dit, dan dat, en dan nog wat anders; maar dat vindt u
niet in Gods Woord. Bij die mensen ligt de zekerheid in bevindingen, in
kenmerken, in gevoeligheden en waarnemingen; zo wordt de zekerheid verlegd
van Gods Woord naar het zielenleven. U vindt dat ook terug in veel
hedendaagse preken; daarin staat niet Christus, maar vooral de christen met
zijn bevindingen centraal. De zaligheid ligt dan in de mens, in wat hij meemaakt,
en niet meer alleen in Christus.
Vandaar dat ik dit boek alleen heb willen gronden op de Schrift en niet op
mystieke menselijke gevoelens. Het gaat in de Schrift om de openbaring
van God en Zijn heil. Het gaat erom of wij die boodschap hebben geloofd
of verworpen. Van een verondersteld geloof en een onbewust geloof, dat
tegenwoordig alom wordt gepredikt, lezen we nergens, want dan hebben
het Woord en de sacramenten weinig betekenis meer, maar de zaligheid is
alleen door het geloof, door het bewuste geloof. Zondag 31 leert duidelijk
dat ‘zo dikwijls als zij [de gelovigen, A.K.], de beloftenis des Evangelies met
een waar geloof aannemen, waarachtiglijk al hun zonden van God, om der
verdiensten van Christus’ wil, vergeven zijn …’ Die weg is helaas vervangen
door een weg van het beleven van zogenaamde heilsfeiten en wat al
niet meer. Het is zo in- en indroevig, dat veel bevindelijk gereformeerden
zondag aan zondag een bevindelijke prediking denken te horen, terwijl ze
vooral worden vermoeid met reeksen kenmerken en vragen over iemands
gesteldheid.2 Deze droevige prediking bindt de mensen lasten op die te
zwaar zijn om te dragen.3 Nee, zo moet het niet, want met kenmerken en
bevindingen kunt u niet zalig worden: Gods wet moet gepredikt worden en
de verslagen en vernederde harten moeten worden bewogen tot het geloof
in Christus.4 Het geloof in Hem is het kanaal waardoor Gods rechterlijke
vrijspraak het verloren zondaarshart binnenstroomt (Rom. 3:21; Fil. 3:9).
Voor uw persoonlijk zielenheil raad ik u aan vaak en veel in Gods Woord te
lezen als het enige kompas. Keer ermee tot uzelf in en overdenk het. Vraag
God of Hij u wil leiden in Zijn waarheid. Lees ook de werken van de reformatoren
en de oudvaders uit de zeventiende en achttiende eeuw, die in het
spoor van de Dordtse Synode gingen; ook dat kan de Heere zegenen.
Nood der kerken
Geliefde lezer, onder dit schrijven heb ik steeds op onze nood en op de nood
der kerken gezien. Men is zo ver afgegleden van de waarheid, het goud is zo
verdonkerd. Voortdurend heb ik in mijn schrijven de belangen van onze ziel
en die van de gemeenten in ons kerkelijk leven in de breedste zin van het
woord voor ogen gehad. Ik voel goed dat het om ons eeuwig welzijn gaat.
Hier mogen we niet lichtzinnig mee omgaan. Veelal moeten we daarom veel
droefheid hebben. U zult mij vragen: waarom? Wel, we moeten toch weten
dat onze zonden vele zijn; de zonden van onszelf en ook die van anderen.
Kerkelijk en ambtelijk maken wij schuld. We moeten niet vergeten dat wij
en onze gemeenten in hun zonden voortdurend de Heere tegenstaan. De
kerken zijn in veel situaties van de Heere afgeweken. Dit moet ons smarten
en zodanig drukken, dat we tot de Heere terugkeren.
2 Kol. 2:20.
3 Luk. 11: 46.
4 Matth. 11:28.
In de tijd der reformatie was de heilszekerheid een onlosmakelijk kenmerk
van het geloof. De rechtvaardiging door het geloof stond in het middelpunt.
Helaas trad kort na de Dordtse Synode het verval reeds in. Men verwarde
redelijk inzicht met geloofszekerheid en zocht de grondslag van het geloof
in persoonlijke bevinding, zoals ik net aangaf, en ontwikkelde een lange
reeks ervaringen, die alleen in het meest gunstige geval tot zekerheid konden
leiden. De zekerheid lag dus niet meer in het geloof, maar in persoonlijke
en ondefinieerbare gewaarwordingen en ervaringen. Geloof werd een
weg van bevindingen, van zuchten en van klagen. In plaats van de rechtvaardiging
door het geloof, kwam een valse roomse wedergeboorte die niet
met het geloof samenviel, maar eraan voorafging, onbewust. Een simpele en
vage geestelijke verandering of bewogenheid werd gesteld tot kenmerk en
beginpunt van het geestelijke leven. Door een lange weg van twijfelen kon
men ten slotte tot meer geestelijke en bevindelijke zekerheid proberen te
geraken. De bijbelse prediking dat God goddelozen rechtvaardigt en vijanden
met Zich verzoent, is krachteloos geworden, want nu worden ‘wedergeborenen’
gerechtvaardigd. Zo heeft men het geschreven Woord verlaten
en dat vervangen door het bedrieglijke en ondoorgrondelijke gevoelsleven
van de mens. Het is niet meer: eerst geloof en dán wedergeboorte, maar:
eerst wedergeboorte en dán geloof. Dat houdt feitelijk in dat we alleen al
door deze verzonnen wedergeboorte kunnen zalig worden en dat het geloof
niet noodzakelijk meer is tot zaligheid. Men beweert ook dat de meesten
van Gods kinderen niet tot de rechtvaardigmaking komen; u begrijpt dat zo
alles van z’n plaats raakt. Daarom houd ik het alleen bij Gods Woord en de
belijdenissen, die moeten voor ons genoeg zijn.
Bij de zonden van de gemeente moeten we denken aan de woorden van de
Heere Jezus. Zijn we, zoals Hij in Zijn bergrede5 zegt, nog wel een stad op de
berg of een lichtende kaars of een zoutend zout?6 Gaan we als kerk niet op
in de wereld en de begeerlijkheden? Houden we de waarheid van God niet
in ongerechtigheid ten onder? Zijn we op de goede weg of sloegen we een
of ander dwaalspoor in? Laten we ons in met allerlei verwerpelijke zaken?
Gaan we in de zelfgenoegzaamheid op? Houden we op onze eigen manier
kerk? Beoefenen we niet de ware, maar een eigenzinnige godsdienst? Ziet u
dan niet, hoe we God verlieten en Hij van ons week? Dat de Heere toch nog
eens aan Zijn erfdeel mocht gedenken. Vraag toch of Hij de hof van de kerk
nog eens met Zijn Geest wil doorwaaien. Menigmaal bracht Hij haar in de
smeltkroes der ellende, om haar, als door het vuur van een hete oven,7 te
5 Matth. 5:1.
6 Matth. 5:13-16.
7 Ezech. 24:12,13.
doorlouteren gelijk men het zilver loutert.8 Zo krijgt het bloed en het offer
van Christus weer zijn waarde. Het gaat toch om Zijn eer, roem en heerlijkheid.
Laten we toch onze afwijkingen in leer en leven inzien.9 De kennis van
de waarheid lijkt zo langzamerhand te zijn geweken. Er wordt wat gefantaseerd
onder het mom van het echte leven en het ware geloof uit God.
Men pleistert graag met loze kalk.10 Ontdek het toch. Ik weet wel dat daar
Gods Geest voor nodig is, maar misschien mogen onze ogen nog opengaan
voor de dwalingen die onder ons heersen. Deze liggen verbloemd en bedekt
onder een schijn van waarheid. Het is vreselijk om al dat zielsbedrog waar
te nemen, laat staan dat u erin verstrikt ligt.
Persoonlijk
Ik wil u allen, wie u ook bent, heel ernstig het volgende vragen: Weet u van
het ware geloof in Christus? Bent u bekend met het werk van de Heilige
Geest? Kent u de waarachtige bekering tot God? Oefent u, ook na genade, de
dagelijkse bekering? Zoekt u werkelijk uw behoud in Christus Jezus alleen?
Hebt u ooit iets van het bloed tot vergeving van al uw zonden gezien? Leeft
u dicht bij God? Als deze dingen niet bij u zijn, leeft u nog midden in uw
zonden. Wat is het toch nodig dat God u uw zonden vergeeft. Dit kan alleen
in Jezus’ bloed. Hij vergeeft u alleen door of uit genade. Hieruit verkrijgt u
uw rechtvaardigheid door het geloof in Jezus Christus. Op deze wijze delgt
God uw schuld uit. Zo wil Hij uw ongerechtigheid niet meer gedenken.
Hij werpt die weg in de grondeloze diepte der zee, de zee van de eeuwige
vergetelheid (Micha 7:19). Vermeerder dan uw schuld niet door zo door te
leven. Stapel niet zonde op zonde, maar neem door het geloof in Jezus de
toevlucht tot God.
Ik wil enkele personen hartelijk bedanken voor hun medewerking aan deze
uitgave. Allereerst de uitgever J.M. Vermeulen te Meteren, die het uitgeven
van dit boek mogelijk heeft gemaakt. Hij was hierin bijzonder betrokken en
bezorgde mij weer vele goede wenken. Ook het redigeren en corrigeren van
de tekst is weer van zijn hand geschied. Opnieuw mag ik terugzien op een
8 Ezech. 22:20.
9 Wilt u alle geboden vervullen, van kwade begeerten en zonden vrij zijn, zoals de wet
van u eist? Zie hier is het: geloof in Christus, in Wie alle genade, gerechtigheid, vrede
en vrijheid aan u beloofd wordt. Gelooft u, dan hebt u - gelooft u niet, dan hebt u
niet! M. Luther, Von der Freiheit eines Christenmenschen, 1520, vgl. WA dl. 7, p. 24,
10-13.
10 Ezech. 13:10,11,14,15; 22:28.
goede samenwerking met deze uitgever. Vervolgens dank ik mijn vroegere
leermeester in de grondtalen11, ds. W. Pieters te Garderen, voor het controleren
van de grondtekst. Ook wil ik de meelezers hartelijk dankzeggen voor
de integere wijze waarop zij de stukken nazagen en soms becommentarieerden.
Ten slotte wens ik u allen, dat u zich mag verheugen in Gods heil. Dat vangt
aan als God u onder Zijn kinderen stelt. U bent alleen door het geloof in
Christus rechtvaardig voor God. Zo bent u een juweel in de kroon van de
Zaligmaker. Hij betoont aan u Zijn welbehagen (Ps. 147:11). Hij ziet u in
Christus aan. Rust niet aleer u hiervan weet. Daartoe mocht de Heere het
lezen van dit boekwerk zegenen, tot eer van Zijn Naam en tot heil uwer
kostelijke zielen.
Uw dienaar in Christus Jezus,
Ds. A. Kort
Krimpen aan den IJssel, 14 januari 2015.