Re: Biddag
Geplaatst: 09 mar 2016, 12:14
Biddag 2016
Morgendienst
Zingen:
Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen,
Gelijk een schaduw, die verdwijnt?
Men woelt vergeefs; men brengt met zorg bijeen,
Al wat op aard' begeerlijk schijnt;
En niemand is verzekerd, wie eens al
Die goed'ren naar zich nemen zal."
Nu dan, o HEER, wat is 't, dat ik verwacht?
Mijn hope staat op U alleen.
Verlos mij, door Uw onweerstaanb're kracht,
Van al mijn ongerechtigheên,
En stel mij niet, getrouwe Toeverlaat,
Den dwazen sterv'ling tot een smaad.
Na het gebed werd gezongen
Psalm 73 de verzen 1 en 13
Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
De tekst was PSALM 39
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun.
Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard.
Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:
HEERE! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij.
Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid.
Sela.
Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal.
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.
Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Hoor, HEERE, mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.
Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij.
Met name werd in dit verband stilgestaan bij vers 8
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Thema:
VERWACHTEN EN HOPEN
1. Ongegronde verwachting
2. Gegronde hoop
Een ernstige preek voor een ieder.
Niemand heeft van nature behoefte aan een biddag.
Ook Paulus niet, en meer voorbeelden worden genoemd.
Meest wordt een mens wel eens stilgezet in de donkere tijden
als de zon niet schijnt.
In tijden van beproeving, bespotting, lichamelijk lijden.
We weten niet onder welke omstandigheiden of David deze psalm
heeeft gedicht. Sommigen denken aan de vervolging van zijn eigen kind Absalom.
Maar dit zegt een minderheid. Deze psalm is zo algemeen dat we dit ook niet
hoeven te weten, en kan daarom op alle gebieden van het leven toegepast worden.
Het 8e vers is een scharnierpunt, David mocht afzien van de mens en van alles en
mocht opzien tot God.
Dan word de ongeronde verwachting nader belicht. In de wereld en in de godsdienst.
Zien we hoe geleerde mensen, met vele titel tegenstrijdige adviezen geven?
Zien we het vastlopen van alle plannen in ons land en in Europa? Liggen we nog
op de knieën voor onze minster-president?
Onze minister-president weet het ook niet. Mevrouw Merkel heeft veel goeds
gezegd, maar ze kan het ook niet oplossen. Zien we dat de hand des Heeren tegen
ons is uitgestrekt?
Zien we niet hoe we naar een nieuwe crisis toe lijken te leven?
Dan dat scharnierpunt in Psalm 39:
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Tussenzang:
Wat zou mij toch doen vrezen in een tijd,
Waarin het kwaad, het onrecht mij bestrijdt,
Als ik omringd, benauwd ben door 't geweld,
Dat in mijn val zijn hoogst genoegen stelt?
Wat hem betreft, die op zijn schat betrouwt,
En al zijn roem op groten rijkdom bouwt,
Zijn schat behoudt zijn broeder niet in 't leven;
Hij kan daarvoor aan God geen losgeld geven.
De ongegronde hoop
Wij hebben geen behoefte aan een biddag, Maar... we zijn toch in de kerk
gekomen om biddag te houden?
Ik kan het nu niet alles meer goed verwoorden.
De psalm eindigt zoals die begon. Er niets veranderd, zo is psalm 39
een bijzondere psalm: De meeste psalmen beginnen met een klacht en
daarna verlossing of uitkomst, Zo niet in psalm .39
Toch is er alles veranderd. David mag het in de hand des Heeren leggen.
Daarin ligt rust, onderwerping, ook tijdens zware beproevingen en aanvechtingen.
We gaan een zeer bange toekomst tegemoet. Onze gemeenten zinken weg
en naar de mens gesproken zou het alles moed benemend zijn.
Slotzang
Hoopt op den HEER', gij vromen;
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij.
Na het slotgebed een eerbiedig uitleidend orgelspel: Psalm 17
Red mij van hen, die 't ruim genot
Der wereld voor hun heilgoed achten;
Geen deel, dan in dit leven, wachten,
En maken van den buik hun god;
Van hen, die weelde, schatten, staten,
Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot,
Verliezen moeten met den dood,
En hunnen kind'ren overlaten.
Het verslag is een zeer beknopte samenvatting, waar ik mijn alles niet letterlijk heb opgetekend, maar het is
wat zo in de gedachten bleef.
Morgendienst
Zingen:
Gaat niet de mens, als in een beeld, daarheen,
Gelijk een schaduw, die verdwijnt?
Men woelt vergeefs; men brengt met zorg bijeen,
Al wat op aard' begeerlijk schijnt;
En niemand is verzekerd, wie eens al
Die goed'ren naar zich nemen zal."
Nu dan, o HEER, wat is 't, dat ik verwacht?
Mijn hope staat op U alleen.
Verlos mij, door Uw onweerstaanb're kracht,
Van al mijn ongerechtigheên,
En stel mij niet, getrouwe Toeverlaat,
Den dwazen sterv'ling tot een smaad.
Na het gebed werd gezongen
Psalm 73 de verzen 1 en 13
Ja waarlijk, God is Isrel goed,
Voor hen, die rein zijn van gemoed;
Hoe donker ooit Gods weg moog' wezen,
Hij ziet in gunst op die Hem vrezen.
Maar ach, hoewel mijn ziel dit weet,
Mijn voeten waren in mijn leed
Schier uitgeweken, en mijn treên
Van 't spoor der godsvrucht afgegleên
Wien heb ik nevens U omhoog?
Wat zou mijn hart, wat zou mijn oog,
Op aarde nevens U toch lusten?
Niets is er, waar ik in kan rusten.
Bezwijkt dan ooit, in bitt're smart
Of bangen nood, mijn vlees en hart,
Zo zult Gij zijn voor mijn gemoed
Mijn rots, mijn deel, mijn eeuwig goed.
De tekst was PSALM 39
Een psalm van David, voor den opperzangmeester, voor Jeduthun.
Ik zeide: Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren, terwijl de goddeloze nog tegenover mij is.
Ik was verstomd door stilzwijgen, ik zweeg van het goede; maar mijn smart werd verzwaard.
Mijn hart werd heet in mijn binnenste, een vuur ontbrandde in mijn overdenking; toen sprak ik met mijn tong:
HEERE! maak mij bekend mijn einde, en welke de mate mijner dagen zij; dat ik wete, hoe vergankelijk ik zij.
Zie, Gij hebt mijn dagen een handbreed gesteld, en mijn leeftijd is als niets voor U; immers is een ieder mens, hoe vast hij staat, enkel ijdelheid.
Sela.
Immers wandelt de mens als in een beeld, immers woelen zij ijdellijk; men brengt bijeen, en men weet niet, wie het naar zich nemen zal.
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Verlos mij van al mijn overtredingen; en stel mij niet tot een smaad des dwazen.
Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet opendoen, want Gij hebt het gedaan.
Neem Uw plage van op mij weg, ik ben bezweken van de bestrijding Uwer hand.
Kastijdt Gij iemand met straffingen om de ongerechtigheid, zo doet Gij zijn bevalligheid smelten als een mot; immers is een ieder mens ijdelheid. Sela.
Hoor, HEERE, mijn gebed, en neem mijn geroep ter ore; zwijg niet tot mijn tranen; want ik ben een vreemdeling bij U, een bijwoner, gelijk al mijn vaders.
Wend U van mij af, dat ik mij verkwikke, eer dat ik heenga, en ik niet meer zij.
Met name werd in dit verband stilgestaan bij vers 8
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Thema:
VERWACHTEN EN HOPEN
1. Ongegronde verwachting
2. Gegronde hoop
Een ernstige preek voor een ieder.
Niemand heeft van nature behoefte aan een biddag.
Ook Paulus niet, en meer voorbeelden worden genoemd.
Meest wordt een mens wel eens stilgezet in de donkere tijden
als de zon niet schijnt.
In tijden van beproeving, bespotting, lichamelijk lijden.
We weten niet onder welke omstandigheiden of David deze psalm
heeeft gedicht. Sommigen denken aan de vervolging van zijn eigen kind Absalom.
Maar dit zegt een minderheid. Deze psalm is zo algemeen dat we dit ook niet
hoeven te weten, en kan daarom op alle gebieden van het leven toegepast worden.
Het 8e vers is een scharnierpunt, David mocht afzien van de mens en van alles en
mocht opzien tot God.
Dan word de ongeronde verwachting nader belicht. In de wereld en in de godsdienst.
Zien we hoe geleerde mensen, met vele titel tegenstrijdige adviezen geven?
Zien we het vastlopen van alle plannen in ons land en in Europa? Liggen we nog
op de knieën voor onze minster-president?
Onze minister-president weet het ook niet. Mevrouw Merkel heeft veel goeds
gezegd, maar ze kan het ook niet oplossen. Zien we dat de hand des Heeren tegen
ons is uitgestrekt?
Zien we niet hoe we naar een nieuwe crisis toe lijken te leven?
Dan dat scharnierpunt in Psalm 39:
En nu, wat verwacht ik, o HEERE! Mijn hoop, die is op U.
Tussenzang:
Wat zou mij toch doen vrezen in een tijd,
Waarin het kwaad, het onrecht mij bestrijdt,
Als ik omringd, benauwd ben door 't geweld,
Dat in mijn val zijn hoogst genoegen stelt?
Wat hem betreft, die op zijn schat betrouwt,
En al zijn roem op groten rijkdom bouwt,
Zijn schat behoudt zijn broeder niet in 't leven;
Hij kan daarvoor aan God geen losgeld geven.
De ongegronde hoop
Wij hebben geen behoefte aan een biddag, Maar... we zijn toch in de kerk
gekomen om biddag te houden?
Ik kan het nu niet alles meer goed verwoorden.
De psalm eindigt zoals die begon. Er niets veranderd, zo is psalm 39
een bijzondere psalm: De meeste psalmen beginnen met een klacht en
daarna verlossing of uitkomst, Zo niet in psalm .39
Toch is er alles veranderd. David mag het in de hand des Heeren leggen.
Daarin ligt rust, onderwerping, ook tijdens zware beproevingen en aanvechtingen.
We gaan een zeer bange toekomst tegemoet. Onze gemeenten zinken weg
en naar de mens gesproken zou het alles moed benemend zijn.
Slotzang
Hoopt op den HEER', gij vromen;
Is Israël in nood,
Er zal verlossing komen;
Zijn goedheid is zeer groot.
Hij maakt, op hun gebeden,
Gans Israël eens vrij
Van ongerechtigheden;
Zo doe Hij ook aan mij.
Na het slotgebed een eerbiedig uitleidend orgelspel: Psalm 17
Red mij van hen, die 't ruim genot
Der wereld voor hun heilgoed achten;
Geen deel, dan in dit leven, wachten,
En maken van den buik hun god;
Van hen, die weelde, schatten, staten,
Hoe rijk, hoe uitgebreid, hoe groot,
Verliezen moeten met den dood,
En hunnen kind'ren overlaten.
Het verslag is een zeer beknopte samenvatting, waar ik mijn alles niet letterlijk heb opgetekend, maar het is
wat zo in de gedachten bleef.