Het is toch niet on-Bijbels om verschil in verwoording van beloften te zien? Een dogmatische uitspraak is altijd een benadering van de Bijbelse werkelijkheid. Dat geldt niet alleen voor dit dogmatische standpunt.refo schreef:Het onderscheid is problematisch omdat het niet uit de Schrift opkomt, maar door theologen bedacht. Soms achtenswaardige theologen, met goede bedoelingen.
Dogmatiek is altijd een toets van de eigen uitspraken aan de Schrift. En niet een toetsen aan andere theologen.
Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Wbt je laatste alinea (uit mijn hoofd, ben nu niet thuis dus kan het niet checken): beloften van het evangelie komen tot elke hoorder (bijv. Joh. 3:16, voorwaardelijke voorstelling van het geloof) en beloften van het genadeverbond zijn de Ik-zal beloften, zonder voorwaardelijke voorstelling. Laatstgenoemde beloften zijn aan Christus gedaan en in Hem aan de Kerk. Voor Christus gold, met eerbied gesproken, de 'voorwaarde' van het geloof natuurlijk niet, vandaar volgens mij dit onderscheid in de GG.Fjodor schreef:Ik zit nog even verder te denken.Anker schreef:Dit is geen duidelijk antwoord voor mij: jij stuurt me een Catechismusverklaring van Durham als bewijs. Ik vraag alleen: welke passages uit die verklaring wijzen er op dat ik de citaten verkeerd lees. De geciteerde vragen wijzen op een onderscheid in beloften. Dat is inderdaad duidelijk.Johann Gottfried Walther schreef: De geciteerde vragen. Wijzen er duidelijk op.
En de geciteerde Catechismusverklaring moet je maar eens goed lezen.
't Is trouwens een behoorlijk legitieme vraag hoor. In de door de GG uitgebrachte boekjes over de leer wordt dat onderscheid, met beroep op de Erskines o.a. ook duidelijk gemaakt.
Wat is het bezwaar daarvan? Ik lees wellicht verkeerd, dan doet de hele GG dat. Zou kunnen. Maar welk bezwaar is er dat er onderscheid is in beloften?
Het geloof wordt genoemd beloofd te zijn binnen het verbond zelf:
72. Waarom kan het geloof, of de daad des geloofs, niet de voorwaarde zijn van het genadeverbond?
Omdat het geloof beloofd is in het verbond zelf, Zach. 12:10, en daarom kan het er de voorwaarde niet van zijn.
Dus dan zou ook daarvan weer gelden dat het enkel aan de uitverkorenen beloofd wordt.
Ik snap het standpunt van de GG hierin dan niet echt. Kan iemand dat misschien helder maken?
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Met zo'n statische, systematische beschouwing van de beloften kan ik het niet eens zijn. Ik heb hier een (lang) citaat van Erskine uit de toepassing tot alle mensen uit 'de zwangere belofte en haar vrucht'. Zie eens hoe Erskine de beloften preekt tot allen, waarin hij geen onderscheid maakt tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften, zoals jij dat doet. Hij durft beloften die enkel aan Gods volk gelden aan allen voor te stellen en dringt hen aan die beloften te omhelzen in geloof. Ik vraag me af of Erskine wel de kansel op zou mogen in kerken waar het dat onderscheid krampachtig gehanteerd wordt.vragensteller schreef:Wbt je laatste alinea (uit mijn hoofd, ben nu niet thuis dus kan het niet checken): beloften van het evangelie komen tot elke hoorder (bijv. Joh. 3:16, voorwaardelijke voorstelling van het geloof) en beloften van het genadeverbond zijn de Ik-zal beloften, zonder voorwaardelijke voorstelling. Laatstgenoemde beloften zijn aan Christus gedaan en in Hem aan de Kerk. Voor Christus gold, met eerbied gesproken, de 'voorwaarde' van het geloof natuurlijk niet, vandaar volgens mij dit onderscheid in de GG.
Ralph Erskine schreef:? Is hier dan een blinde of verdwaalde ziel welke een dronk van onderwijzende
genade nodig heeft uit CHRISTUS' volheid? Ziet, hier is een pijp voor uw
mond, "Ik zal de blinden leiden door den weg, dien zij niet geweten hebben,"
Jes. 42:16.
? Is hier een schuldige ziel, welke een dronk van vergevende genade nodig
heeft? Hier is een pijp voor uw mond in deze belofte: "Ik, ik ben het, die uw
overtredingen uitdelg, om Mijnentwil," enz. Jes. 43:25.
? Is hier een vuile en onreine ziel, welke een dronk van heiligende of reinigende
genade nodig heeft? Ziet, hier is een pijp voor uw mond: "Ik zal rein water op
u sprengen, en gij zult rein worden; van al uw onreinigheden en van al uw
drekgoden zal Ik u reinigen," Ezech. 36:25.
? Is hier een gebondene of geboeide ziel, welke niet kan geloven, zich niet
bekeren, of die niet bidden kan, wien de Satan mogelijk voor vele jaren
gebonden heeft; en die een dronk van den satan-overwinnende genade nodig
heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "De Geest des Heeren Heeren is op Mij,
zegt CHRISTUS; Hij heeft mij gezonden, om den gevangenen vrijheid uit te
roepen en den gebondenen opening der gevangenis," Jes. 61:1.
? Zijn hier enige afwijkende zielen, die van hetgeen zij aan God beloofden, niet
één woord gehouden hebben, en wier harten hen wel duizendmaal bedrogen
hebben; die een dronk van genezende genade nodig hebben, of genezend
water, om de kwaal van hun afkerigheden te genezen, in zover zij nooit in het
verderf mogen nederdalen? Hier is een pijp voor uw monden: "Keert weder,
gij afkerige kinderen, Ik zal uwe afkeringen genezen" Jer. 3:22. "Ik zal u
vrijwillig liefhebben," Hos. 14:5.
? Zijn hier enige dode zielen, die een dronk levendmakende genade nodig
hebben? Hier is een pijp voor uw monden: "Ik ben de opstanding en het
leven," Joh. 11:25. Als ook: "De ure komt en is nu, wanneer de doden de stem
des Zoons Gods zullen horen, en die ze gehoord hebben, zullen leven," Joh.
5:25.
? Is hier een verlatene ziel, welke een dronk van nooit begevende noch
verlatende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "De Heere zal
Zijn volk niet begeven, noch Hij zal Zijn erve niet verlaten," Ps. 94:14.
? Is hier een bezwijkende, zwakke of moedeloze ziel, welke een dronk
versterkende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Mijne
genade is u genoeg, Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht," 2 Kor. 12:9;
en: "Hij geeft den moeden kracht," enz.
? Is hier een neerslachtige ziel, welke een dronk vertroostende genade nodig
heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Ik zal den trooster tot u zenden, die zal
van Mij getuigen," die de vertroosting Israëls ben, Joh. 15:26.
? Is hier een overheerste ziel, welke lang gevangen is geweest door de macht der
zonde of door enige sterke verdorvenheid, welke een dronk van zonde ten
onderbrengende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Ik delg
uw overtredingen uit, als een nevel," Jes. 44:22 en: "U zult al hunne zonden in
de diepte der zee werpen," Mich. 7:19.
? Is hier een verzochte ziel, welk een dronk van de Satan overwinnende genade
nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Het zaad der vrouw zal de slang
den kop vermorzelen," Gen. 3:15 en: "De God des vredes zal den Satan haast
onder uw voeten verpletteren," Rom. 16:20.
? Is hier een weerbarstige ziel, welke een dronk van trekkende genade nodig
heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Wanneer Ik van de aarde verhoogd zal
zijn, zal Ik ze allen tot Mij trekken," Joh. 12:32.
? Zijn hier enige door den dood verschrikte zielen, welke verschrikt zijn voor
den koning der verschrikking, en een dronk van den dood overwinnende
genade nodig hebben? Hier is een pijp voor uw monden: "De dood is
verslonden tot overwinning," 1 Kor. 15:54. “0, dood! waar zijn uw
pestilentiën?" Hos. 13:14.
? Is hier een zorgeloze of een ongevoelige ziel, wier geweten als met een
brandijzer is toegeschroeid, en welke een dronk van wakkermakende en
overtuigende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Ik zal Mijn
Geest zenden en die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde," Joh.
16:8.
? Is hier een ontwaakte ziel, wier geweten wakker gemaakt zijnde, onder een
gevoel ligt van zonde en van vreze voor de verdoemenis; welke een dronk van
heluitblussende genade nodig heeft? Hier is een pijp voor uw mond: "Het
bloed van JEZUS CHRISTUS Zijn Zoon, reinigt ons van alle zonden;" 1 Joh.
1:7, en: "verlos hem, dat hij in het verderf niet nederdale; Ik heb verzoening
gevonden," Job 33:24.
? Ja, is hier ook een hemeltergend Atheïstisch, niet biddend, genadeloos of
goddeloos ellendeling, die tot hiertoe zonder God en zonder enige gedachten
van de eeuwigheid geleefd heeft, hetzij hij zijn nood ziet of niet, welke
nochtans nodig heeft, als een vuurbrand uit het vuur gerukt te worden, welke
een dronk van zaligmakende of bekerende genade nodig heeft? Ziet, hier is een
pijp voor uw mond: "De Verlosser zal uit Sion komen, en zal de
goddeloosheden afwenden van JAKOB," Rom. 2:26.
? Oud zondaar, jong zondaar, man, vrouw of kind, en u allen die maar vatbaar
bent om te kunnen verstaan hetgeen ik zeg, welke genade u ook nodig hebben
mag, de pijp der belofte, om die genade van CHRISTUS af te leiden tot uw
ziel, is aan uw monden. Ja, zegt de apostel, de belofte is nabij, want "nabij u is
het Woord, in uw mond en in uw hart," Rom. 10:8.
Klopt niet de Heere aan de deur van eens ieders hart, door al deze woorden der genade
en zult u, helaas al deze genade vruchteloos laten voorbijgaan? Zult u ze niet uit uw
mond spuwen, of door den duivel uit uw harten laten wegnemen, wanneer hij
zegt:"Zulk een woord is voor u niet?" Immers is de duivel een leugenaar; en omdat hij
dat is, zo verzoekt hij u misschien, opdat u door ongeloof, God tot een leugenaar zou
stellen. God zegt: "Tot u is het Woord dezer zaligheid gezonden," Hand. 13:26. "De
belofte is voor u en voor uw kinderen en voor allen die daar verre zijn." Hand. 2:37.
De belofte is voor u, om ze aan te nemen en om ze te geloven; en zult u zeggen: "zij is
voor mij niet?" Zult u de genade Gods van u afweren? Waartoe ben ik anders hier
gekomen, dan om u te zeggen, dat deze genade een iegelijk van u wordt aangeboden?
Ik zeg u, in den naam van Hem, welke mij belast heeft om "het evangelie te prediken
allen creaturen," Mark. 16:15, dat CHRISTUS, door middel van dit Woord, ingang
zoekt in uw harten. Hij is u zo nabij gekomen door deze lange pijp der belofte, dat u
CHRISTUS en de zaligheid in Hem heden niet kunt missen, zonder dat u Hem buiten
de deur van uw mond en uw hart sluit. 0! dat u dan "uw mond wijd open wilde doen;
Hij zou dezelve vervullen." Ps. 81:11. "Heft uw hoofden dan op, gij eeuwige deuren,
opdat de Koning der ere inga," Ps. 24:7. Verwelkomt Hem en Zijn Woord der genade,
en neemt het toch aan, zeggénde: Mij geschiede naar Uw Woord, en volgens Uw
belofte van vergevende, heiligende en zaligmakende genade. O zondaar! De belofte
van vergeving en van heiligmaking raakt u, om uw ziel te reinigen van schuld en
onreinheid. U zult niet kunnen inbrengen, dat u genade gemist hebt, of niet geweten
hebt, waar u die ontvangen zou; want de God aller genade is nabij u gekomen met een
aanbod van alle genade in CHRISTUS. Indien de dood, het oordeel en de eeuwigheid
u zo nabij en onder het oog waren als deze belofte der genade u heden nabij gebracht
is, dan zou u wel een gehele wereld voor één belofte willen geven. Maar zult u die nu
uit uw mond spuwen? Wat kunt u in dit geval dan anders verwachten, dan dat God u
uit Zijn mond zal spuwen, u van voor Zijn aangezicht wegdoen en u werpen onder de
duivelen en de verdoemde geesten, tot in alle eeuwigheid? Zult u dan een zwarte
duivel, een snode wereld en een vuile lust verheffen boven CHRISTUS en boven al
Zijn beloften van genade en van heerlijkheid? Dat zij verre. Foei, schaamt u! Zult u
het Woord der genade, en de belofte van goedertierenheid uit uw mond spuwen, welke
God, door dit heerlijk evangelie, in uw mond komt leggen? 0, verkiest liever op een
schavot te sterven, dan dat u zulk een aangename bete, of zulk een voorsmaak van
genade en van heerlijkheid zou moeten missen!
Hoe het ook zij, ofschoon u al deze genade verwerpt, gelijk ik vrees dat de meesten
doen zullen, nochtans moet ik u zeggen, dat het koninkrijk Gods u nabij gebracht is. U
zult niet kunnen zeggen, dat u op zulk een dag tot Glendovan gekomen bent, en daar
niets ontvangen hebt, want ik neem u allen, naast de hemel en de aarde tot getuigen,
dat u heden een aanbod van genade, van CHRISTUS en van de belofte, hetwelk meer
waard is, dan tienduizend werelden, ontvangen hebt. 0, dat de macht van een
belovenden God dit thuis brenge op uw harten. Opdat u wedergeboren mag worden tot
een levende hoop, en men, uit kracht van de belofte, tot u zeggen moge:"Maar nu,
broeders! Wij zijn kinderen der belofte, als IZAK was."
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Of dat onderscheid werkelijk krampachtig gehanteerd wordt, weet ik niet. In de praktijk hóeft dit dogmatische onderscheid geen beperking op te leveren voor het aanbod. Ik denk eerder dat de visie mbt wedergeboorte-geloof of uitverkiezing-menselijke verantwoordelijkheid daarvoor bepalend is.StAndrews schreef:Met zo'n statische, systematische beschouwing van de beloften kan ik het niet eens zijn. Ik heb hier een (lang) citaat van Erskine uit de toepassing tot alle mensen uit 'de zwangere belofte en haar vrucht'. Zie eens hoe Erskine de beloften preekt tot allen, waarin hij geen onderscheid maakt tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften, zoals jij dat doet. Hij durft beloften die enkel aan Gods volk gelden aan allen voor te stellen en dringt hen aan die beloften te omhelzen in geloof. Ik vraag me af of Erskine wel de kansel op zou mogen in kerken waar het dat onderscheid krampachtig gehanteerd wordt.vragensteller schreef:Wbt je laatste alinea (uit mijn hoofd, ben nu niet thuis dus kan het niet checken): beloften van het evangelie komen tot elke hoorder (bijv. Joh. 3:16, voorwaardelijke voorstelling van het geloof) en beloften van het genadeverbond zijn de Ik-zal beloften, zonder voorwaardelijke voorstelling. Laatstgenoemde beloften zijn aan Christus gedaan en in Hem aan de Kerk. Voor Christus gold, met eerbied gesproken, de 'voorwaarde' van het geloof natuurlijk niet, vandaar volgens mij dit onderscheid in de GG.
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Kijk nou eens hoe Erskine de beloften predikt. Hij gebruikt de 'Ik zal'-beloften en de evangeliebeloften gewoon door elkaar en nodigt een ieder om er gelovig gebruik van te maken. Wat is het nut van die dogmatische onderscheiding tussen de beloften van het Evangelie en de beloften van het Verbond? Het werpt barrières op voor een vermoeide ziel die om hulp verlegen zit. Die gaat zich afvragen of hij wel welkom is bij Christus. Bij Erskine vind dit onderscheid niet terug in zijn prediking, maar het valt te vrezen dat dit onderscheid wel invloed heeft op de prediking van onze dagen. Misschien is het wel een van de redenen dat het zo donker is in onze tijd. De genade van Christus wordt vaak niet meer onbeperkt aangeboden, en er wordt niet meer onbevangen opgeroepen om tot Christus te komen zoals we zijn (verloren zondaren). Ik kan het niet anders zien. Waar het Evangelie zuiver uitgedragen wordt, daar werkt Gods Geest de bekering in zondaarsharten, mild en overvloedig. Die verwachting mogen we hebben, want het Woord zal doen wat God behaagt en voorspoedig in hetgeen waartoe Hij het zendt. Wanneer er nauwelijks mensen bekeerd worden, dan ligt dat aan de prediking.vragensteller schreef:Of dat onderscheid werkelijk krampachtig gehanteerd wordt, weet ik niet. In de praktijk hóeft dit dogmatische onderscheid geen beperking op te leveren voor het aanbod. Ik denk eerder dat de visie mbt wedergeboorte-geloof of uitverkiezing-menselijke verantwoordelijkheid daarvoor bepalend is.StAndrews schreef:Met zo'n statische, systematische beschouwing van de beloften kan ik het niet eens zijn. Ik heb hier een (lang) citaat van Erskine uit de toepassing tot alle mensen uit 'de zwangere belofte en haar vrucht'. Zie eens hoe Erskine de beloften preekt tot allen, waarin hij geen onderscheid maakt tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften, zoals jij dat doet. Hij durft beloften die enkel aan Gods volk gelden aan allen voor te stellen en dringt hen aan die beloften te omhelzen in geloof. Ik vraag me af of Erskine wel de kansel op zou mogen in kerken waar het dat onderscheid krampachtig gehanteerd wordt.vragensteller schreef:Wbt je laatste alinea (uit mijn hoofd, ben nu niet thuis dus kan het niet checken): beloften van het evangelie komen tot elke hoorder (bijv. Joh. 3:16, voorwaardelijke voorstelling van het geloof) en beloften van het genadeverbond zijn de Ik-zal beloften, zonder voorwaardelijke voorstelling. Laatstgenoemde beloften zijn aan Christus gedaan en in Hem aan de Kerk. Voor Christus gold, met eerbied gesproken, de 'voorwaarde' van het geloof natuurlijk niet, vandaar volgens mij dit onderscheid in de GG.
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Ik zie dat inderdaad, maar er zijn ook preken van deze aard van predikanten die wel dit onderscheid leren, en ook preken van de Erskines, waar iets beperkter, als je dat zo wilt noemen, gepreekt wordt. Neem bijv. de preek over Galaten 2 vers 19, 20 en dan met name het deel van sterven aan de Wet. Dat is heel afsnijdend. Je kunt je dan ook afvragen of je wel genoeg gestorven bent aan de Wet.StAndrews schreef:Kijk nou eens hoe Erskine de beloften predikt. Hij gebruikt de 'Ik zal'-beloften en de evangeliebeloften gewoon door elkaar en nodigt een ieder om er gelovig gebruik van te maken. Wat is het nut van die dogmatische onderscheiding tussen de beloften van het Evangelie en de beloften van het Verbond? Het werpt barrières op voor een vermoeide ziel die om hulp verlegen zit. Die gaat zich afvragen of hij wel welkom is bij Christus. Bij Erskine vind dit onderscheid niet terug in zijn prediking, maar het valt te vrezen dat dit onderscheid wel invloed heeft op de prediking van onze dagen. Misschien is het wel een van de redenen dat het zo donker is in onze tijd. De genade van Christus wordt vaak niet meer onbeperkt aangeboden, en er wordt niet meer onbevangen opgeroepen om tot Christus te komen zoals we zijn (verloren zondaren). Ik kan het niet anders zien. Waar het Evangelie zuiver uitgedragen wordt, daar werkt Gods Geest de bekering in zondaarsharten, mild en overvloedig. Die verwachting mogen we hebben, want het Woord zal doen wat God behaagt en voorspoedig in hetgeen waartoe Hij het zendt. Wanneer er nauwelijks mensen bekeerd worden, dan ligt dat aan de prediking.vragensteller schreef:Of dat onderscheid werkelijk krampachtig gehanteerd wordt, weet ik niet. In de praktijk hóeft dit dogmatische onderscheid geen beperking op te leveren voor het aanbod. Ik denk eerder dat de visie mbt wedergeboorte-geloof of uitverkiezing-menselijke verantwoordelijkheid daarvoor bepalend is.StAndrews schreef:Met zo'n statische, systematische beschouwing van de beloften kan ik het niet eens zijn. Ik heb hier een (lang) citaat van Erskine uit de toepassing tot alle mensen uit 'de zwangere belofte en haar vrucht'. Zie eens hoe Erskine de beloften preekt tot allen, waarin hij geen onderscheid maakt tussen evangeliebeloften en verbondsbeloften, zoals jij dat doet. Hij durft beloften die enkel aan Gods volk gelden aan allen voor te stellen en dringt hen aan die beloften te omhelzen in geloof. Ik vraag me af of Erskine wel de kansel op zou mogen in kerken waar het dat onderscheid krampachtig gehanteerd wordt.vragensteller schreef:Wbt je laatste alinea (uit mijn hoofd, ben nu niet thuis dus kan het niet checken): beloften van het evangelie komen tot elke hoorder (bijv. Joh. 3:16, voorwaardelijke voorstelling van het geloof) en beloften van het genadeverbond zijn de Ik-zal beloften, zonder voorwaardelijke voorstelling. Laatstgenoemde beloften zijn aan Christus gedaan en in Hem aan de Kerk. Voor Christus gold, met eerbied gesproken, de 'voorwaarde' van het geloof natuurlijk niet, vandaar volgens mij dit onderscheid in de GG.
- Johann Gottfried Walther
- Berichten: 5222
- Lid geworden op: 05 feb 2008, 15:49
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Van de prediking van de beloften, naar het afsterven der wet??
Waar zie je de koppeling daartussen Vragensteller?
Waar zie je de koppeling daartussen Vragensteller?
"Zie, de Heere is gekomen met Zijn vele duizenden heiligen, om gericht te houden tegen allen, en te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege alle harde woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben"
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Hoewel ik de koppeling tussen de prediking der beloften en het afsterven der Wet ook niet zie, wil ik er toch wel wat over zeggen. In de prediking van Erskine neemt de prediking de beloften een centrale plaats in. Dat sluit uiteraard niet uit dat hij ook afsnijdend kon prediken, ook dat is zeer nodig. Maar ook in de preek over het sterven aan de Wet nodigt hij de nog onder de wet levende zondaar zonder enige om tot Christus te komen, zonder enige beperking of voorwaarde. Hij zegt niet: "zie dat je eerst aan de wet sterft, en kom dan tot Jezus." Zie eens hoe hij onder de wet levenden aanspreekt:vragensteller schreef:Ik zie dat inderdaad, maar er zijn ook preken van deze aard van predikanten die wel dit onderscheid leren, en ook preken van de Erskines, waar iets beperkter, als je dat zo wilt noemen, gepreekt wordt. Neem bijv. de preek over Galaten 2 vers 19, 20 en dan met name het deel van sterven aan de Wet. Dat is heel afsnijdend. Je kunt je dan ook afvragen of je wel genoeg gestorven bent aan de Wet.
Hoe vrijmoedig nodigt Erskine hier uit om de toevlucht te nemen tot Christus! Zo'n zondaar heeft dus geen enkele reden om zich af te vragen of hij al genoeg aan de wet gestorven is. Hij mag zelfs pleiten op de almachtige kracht van Christus. Leg dit eens naast de prediking in onze dagen.Erskine schreef:Kom arm, vervloekt, veroordeeld en goddeloos zondaar! Indien u hier voor God en
namaals eeuwig met Hem leven wilt, bevrijd u dan van die zware last of dat juk van
de wet. CHRISTUS heeft u een goede, volmaakte en eeuwige gerechtigheid der wet te
geven. En zij het ook, dat u niets hebt om tot Hem te brengen dan zonde, schuld,
ellende en de ganse hel rondom u, kom nochtans tot Hem! En als u niet komen kunt, o
ga tot Hem en zeg het Hem en pleit bij Hem, dat Hij door Zijn almachtige kracht, u tot
Zich trekke. En wanneer u dat in waarheid doet, zo zal het duizend tegen één zijn, zo
Hij u, zelfs niet halverwege, ontmoet.
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
In de preek zelf, pagina 30 (http://www.theologienet.nl/documenten/E ... %20wet.pdf)Johann Gottfried Walther schreef:Van de prediking van de beloften, naar het afsterven der wet??
Waar zie je de koppeling daartussen Vragensteller?
Hier zegt R. Erskine dat je eerst moet sterven aan de Wet, willen de beloften van het genadeverbond voor jou gelden. In principe zijn we, als we niet in Christus zijn, onder de Wet en gelden de beloften van het genadeverbond ons (nog) niet (vanuit ons bezien). Dat is precies waar St. Andrews moeite mee heeft. Het zou ontmoedigend zijn en de zondaar a.h.w. ophouden op zijn weg. Als je dat hele stervensproces leest, zou je dat ook "ontmoedigend" kunnen noemen.Het volgende stuk, dat wij voorstellen is, om te spreken en aan te tonen de invloed,
welke dit sterven aan de wet heeft op ons Gode-leven. Of, de noodzakelijkheid van dit
sterven eer men Gode leven kan. Hier zal ik aantonen:
I. Dat het noodzakelijk is.
II. Waarom het noodzakelijk is.
Ten eerste.
Dat het noodzakelijk is, dat wij aan de wet sterven ten opzichte van de
rechtvaardigmaking, eer wij Gode leven kunnen leven ten opzichte van de
heiligmaking. Boven hetgeen al gezegd is in het eerste hoofdstuk, tot bevestiging van
deze leer, die voorgesteld was, zo kunnen deze volgende aanmerkingen aanleiding
geven, om de noodzakelijkheid van aan de wet gestorven te zijn, eer men Gode leven
kan, wat nader aan te duiden.
1. Een mens die onder de wet is, kan geen heilige daden volbrengen. Hij kan
wel enige dingen doen, die stoffelijk goed zijn, maar hij kan niets doen wat bepaald
goed en heilig is. Zijn werk integendeel, in plaats dat het hem heiligen zou,
verontreinigt en besmet hem hoe langer hoe meer. Alle dingen zijn wel rein den
reinen, maar de bevlekten en ongelovigen zijn geen ding rein, maar beiden, hun
verstand en geweten zijn bevlekt. Wie zo onder de wet zijn en dus onder het verbond
der werken, worden door al hun werken nooit heiliger, maar integendeel hoe langer
hoe minder heilig.
2. Die onder de wet zijn, hebben geen belofte van heiligheid of heiligmaking
door die wet, want zij belooft het eeuwige leven op volmaakte gehoorzaamheid in
onze eigen personen. Indien er een ware heiligmaking in iemand, die nog onder het
verbond der werken is kan zijn, dan moeten wij de artikelen van dat verbond en de
belofte van het verbond der genade veranderen, en dus maken dat de heiligmaking
geen belofte van het verbond der genade is. Wij moeten dan die belofte uitwissen,
welke belooft: Ik zal een nieuwe geest in het binnenste van u geven. Ik zal Mijn wet in
hun harten schrijven. En dan moeten verder alle andere beloften van dezelfde aard, uit
het genadeverbond geschrapt worden. Want, indien iemand onder het verbond der
werken, de heiligmaking bekomen kan door zijn eigen werk, dan is deze belofte niet
noodzakelijk meer.
@ StAndrews: met jouw citaat geef je aan, dat het benoemen van beloften van het genadeverbond, de onvoorwaardelijke nodiging dus niet in de weg staat. Ik denk dat je hier een verkeerde koppeling maakt. De Erskines zeggen ook dat je door geloof deel krijgt aan de beloften. Punt is dat dat er bij de Evangeliebeloften expliciet bij staat en bij de beloften van het genadeverbond niet. Je kunt dogmatisch gezien niet stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder van het Evangelie geldt. Joh. 3:16 geldt wel voor ieder die het Evangelie hoort, namelijk dat hij (alleen) door het geloof het eeuwige leven ontvangt.
Ten slotte wil ik wijzen op het boekje De regenboog van het verbond van E. Erskine, waar het gaat over de sluiting van het genadeverbond. Daarin kun je lezen dat E. Erskine wel degelijk beloften binnen het genadeverbond plaatst.
- SecorDabar
- Berichten: 1546
- Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Iedereen, niemand uitgezonderd, heeft recht op het aanbod van genade.
Anders zouden we het aanbod naast ons neer kunnen leggen.
Het word ons aangeboden, ik heb er recht op, al ben ik een rechteloze.
Ik neem het niet zelf, maar de Heilige Geest geeft het mij geheel gewillig.
Ook de aanneming van het aanbod van genade doe ik niet zelf,
de Heilige Geest geeft mij daar handen voor om het aanbod aan te nemen.
Anders zouden we het aanbod naast ons neer kunnen leggen.
Het word ons aangeboden, ik heb er recht op, al ben ik een rechteloze.
Ik neem het niet zelf, maar de Heilige Geest geeft het mij geheel gewillig.
Ook de aanneming van het aanbod van genade doe ik niet zelf,
de Heilige Geest geeft mij daar handen voor om het aanbod aan te nemen.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Wacht even, de beloften komen alleen de gelovigen toe, in zoverre dat alleen zij er deel aan krijgen. Erskine hanteert het onderscheid tussen een recht van toegang, wat alle hoorders toekomt. Iedereen mag pleiten op de beloften. Maar uiteraard hebben alleen de gelovigen hebben een recht van bezit, zij zijn de kinderen der belofte.vragensteller schreef:Hier zegt R. Erskine dat je eerst moet sterven aan de Wet, willen de beloften van het genadeverbond voor jou gelden. In principe zijn we, als we niet in Christus zijn, onder de Wet en gelden de beloften van het genadeverbond ons (nog) niet (vanuit ons bezien). Dat is precies waar St. Andrews moeite mee heeft. Het zou ontmoedigend zijn en de zondaar a.h.w. ophouden op zijn weg. Als je dat hele stervensproces leest, zou je dat ook "ontmoedigend" kunnen noemen.
@ StAndrews: met jouw citaat geef je aan, dat het benoemen van beloften van het genadeverbond, de onvoorwaardelijke nodiging dus niet in de weg staat. Ik denk dat je hier een verkeerde koppeling maakt. De Erskines zeggen ook dat je door geloof deel krijgt aan de beloften. Punt is dat dat er bij de Evangeliebeloften expliciet bij staat en bij de beloften van het genadeverbond niet. Je kunt dogmatisch gezien niet stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder van het Evangelie geldt. Joh. 3:16 geldt wel voor ieder die het Evangelie hoort, namelijk dat hij (alleen) door het geloof het eeuwige leven ontvangt.
Ten slotte wil ik wijzen op het boekje De regenboog van het verbond van E. Erskine, waar het gaat over de sluiting van het genadeverbond. Daarin kun je lezen dat E. Erskine wel degelijk beloften binnen het genadeverbond plaatst.
Dat je het dogmatisch niet kunt stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder geldt, dat mag geen gevolgen hebben voor de prediking. Erskine stelt die beloften expliciet voor aan alle hoorders, dat kun je meerdere keren in mijn citaat lezen. Als je de "Ik zal"-beloften in de context bekijkt, dan zie je dat die ook tot het gehele volk Israël werden uitgesproken.
Zo moeten ze in de prediking ook aan allen voorgesteld worden, net zoals Ezechiël dat deed, en zoals Erskine dat ook deed.
Ik zou zeggen, lees de verhandeling 'de zwangere belofte en haar vrucht' zelf en ontdek hoe Erskine over de beloften spreekt en hoe ze functioneren in zijn prediking. Het eerste gedeelte is leerstellig maar dat heeft geen gevolgen voor de toepassing die hij maakt.
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Ik snap je punt wbt de Erskines wel, maar deel je conclusie niet dat het dogmatische onderscheid oorzaak is voor het gebrek aan appèl in de prediking heden ten dage (ik denk dat het meer in angst voor Remonstrantisme zit).De Ik-zal beloften uit jouw citaat klinken bij ons ook tot iedereen. Is het een probleem, als daarbij gezegd wordt: "Dit zijn beloften van het genadeverbond" of: "Alleen de uitverkorenen krijgen hier deel aan." of: "vraag om de vervulling hiervan"? Als je werkelijk om God verlegen bent, maakt het niet uit of je een preek van de Erskines hoort, of een waarvan jij het aanbod te beperkt vindt. Bij beide preken is het gevolg dat je bidt om vervulling van de beloften. Bovendien moet je je afvragen of de oproepen in de door jou aangehaalde preek het Bijbelse evenwicht laten zien. In de Bijbel staan nergens zoveel beloften op één plek. Hij heeft ze werkelijk uit de hele Bijbel verzameld. Ik geef maar weer het voorbeeld van de preek van Jona. Waar was de belofte?StAndrews schreef:Wacht even, de beloften komen alleen de gelovigen toe, in zoverre dat alleen zij er deel aan krijgen. Erskine hanteert het onderscheid tussen een recht van toegang, wat alle hoorders toekomt. Iedereen mag pleiten op de beloften. Maar uiteraard hebben alleen de gelovigen hebben een recht van bezit, zij zijn de kinderen der belofte.vragensteller schreef:Hier zegt R. Erskine dat je eerst moet sterven aan de Wet, willen de beloften van het genadeverbond voor jou gelden. In principe zijn we, als we niet in Christus zijn, onder de Wet en gelden de beloften van het genadeverbond ons (nog) niet (vanuit ons bezien). Dat is precies waar St. Andrews moeite mee heeft. Het zou ontmoedigend zijn en de zondaar a.h.w. ophouden op zijn weg. Als je dat hele stervensproces leest, zou je dat ook "ontmoedigend" kunnen noemen.
@ StAndrews: met jouw citaat geef je aan, dat het benoemen van beloften van het genadeverbond, de onvoorwaardelijke nodiging dus niet in de weg staat. Ik denk dat je hier een verkeerde koppeling maakt. De Erskines zeggen ook dat je door geloof deel krijgt aan de beloften. Punt is dat dat er bij de Evangeliebeloften expliciet bij staat en bij de beloften van het genadeverbond niet. Je kunt dogmatisch gezien niet stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder van het Evangelie geldt. Joh. 3:16 geldt wel voor ieder die het Evangelie hoort, namelijk dat hij (alleen) door het geloof het eeuwige leven ontvangt.
Ten slotte wil ik wijzen op het boekje De regenboog van het verbond van E. Erskine, waar het gaat over de sluiting van het genadeverbond. Daarin kun je lezen dat E. Erskine wel degelijk beloften binnen het genadeverbond plaatst.
Dat je het dogmatisch niet kunt stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder geldt, dat mag geen gevolgen hebben voor de prediking. Erskine stelt die beloften expliciet voor aan alle hoorders, dat kun je meerdere keren in mijn citaat lezen. Als je de "Ik zal"-beloften in de context bekijkt, dan zie je dat die ook tot het gehele volk Israël werden uitgesproken.
Zo moeten ze in de prediking ook aan allen voorgesteld worden, net zoals Ezechiël dat deed, en zoals Erskine dat ook deed.
Ik zou zeggen, lees de verhandeling 'de zwangere belofte en haar vrucht' zelf en ontdek hoe Erskine over de beloften spreekt en hoe ze functioneren in zijn prediking. Het eerste gedeelte is leerstellig maar dat heeft geen gevolgen voor de toepassing die hij maakt.
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Is Joh. 3:16 een belofte? Ik vind het eigenlijk niet. Het is de mededeling van een heilzame werkelijkheid, maar een belofte?vragensteller schreef:@ StAndrews: met jouw citaat geef je aan, dat het benoemen van beloften van het genadeverbond, de onvoorwaardelijke nodiging dus niet in de weg staat. Ik denk dat je hier een verkeerde koppeling maakt. De Erskines zeggen ook dat je door geloof deel krijgt aan de beloften. Punt is dat dat er bij de Evangeliebeloften expliciet bij staat en bij de beloften van het genadeverbond niet. Je kunt dogmatisch gezien niet stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder van het Evangelie geldt. Joh. 3:16 geldt wel voor ieder die het Evangelie hoort, namelijk dat hij (alleen) door het geloof het eeuwige leven ontvangt.
Ik heb ook wel eens het onderscheid tussen 'beloften voor de uitverkorenen' en 'algemene beloften' verdedigd, maar je komt er toch niet mee uit. Denk bijv. aan Joël 2: 28, 29:
En daarna zal het geschieden, dat Ik Mijn Geest zal uitgieten over alle vlees, en uw zonen en uw dochteren zullen profeteren; uw ouden zullen dromen dromen, uw jongelingen zullen gezichten zien;
Ja, ook over de dienstknechten, en over de dienstmaagden, zal Ik in die dagen Mijn Geest uitgieten.
en de wijze waarop Petrus over deze belofte spreekt tot het Joodse volk in Hand 2:38, 39:
En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen.
39 Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal.
-
- Berichten: 715
- Lid geworden op: 06 dec 2011, 17:52
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Dit baseer ik op DL II,5:Afgewezen schreef:Is Joh. 3:16 een belofte? Ik vind het eigenlijk niet. Het is de mededeling van een heilzame werkelijkheid, maar een belofte?vragensteller schreef:@ StAndrews: met jouw citaat geef je aan, dat het benoemen van beloften van het genadeverbond, de onvoorwaardelijke nodiging dus niet in de weg staat. Ik denk dat je hier een verkeerde koppeling maakt. De Erskines zeggen ook dat je door geloof deel krijgt aan de beloften. Punt is dat dat er bij de Evangeliebeloften expliciet bij staat en bij de beloften van het genadeverbond niet. Je kunt dogmatisch gezien niet stellen dat "Ik zal hun een vlesen hart geven" voor iedere hoorder van het Evangelie geldt. Joh. 3:16 geldt wel voor ieder die het Evangelie hoort, namelijk dat hij (alleen) door het geloof het eeuwige leven ontvangt.
Wat betreft je andere teksten: ik begrijp niet helemaal wat je ermee wilt zeggen. Wil je zeggen dat je deze niet ziet als beloften van het genadeverbond (omdat er woorden als "alle(n)" e.d. in staan)?5 Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.
Re: Oudvaders over het onvoorwaardelijk aanbod van genade
Ja, toch heb ik er moeite mee om dit een belofte te noemen. In feite zegt de DL hier: de belofte van het Evangelie is, dat je behouden wordt als je de belofte gelooft.vragensteller schreef: Dit baseer ik op DL II,5:5 Voorts is de belofte des Evangelies, dat een iegelijk die in den gekruisigden Christus gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe; welke belofte aan alle volken en mensen tot welke God naar Zijn welbehagen Zijn Evangelie zendt, zonder onderscheid moet verkondigd en voorgesteld worden, met bevel van bekering en geloof.
Nee, omdat er gezegd wordt dat die belofte "u en uw kinderen" toekomt, d.w.z. de Joden die daar staan te luisteren, en niet 'de uitverkoren onder u'.vragensteller schreef:Wat betreft je andere teksten: ik begrijp niet helemaal wat je ermee wilt zeggen. Wil je zeggen dat je deze niet ziet als beloften van het genadeverbond (omdat er woorden als "alle(n)" e.d. in staan)?