Wilhelm schreef:DWW schreef:Wilhelm schreef:Toch vraag ik me af of de verschillen die er nu lijken te onstaan , werkelijk fundementele verschillen zijn. Worden er misschien andere accenten gelegd , of is er misschien soms wat onbegrip door de gekozen bewoordingen ?
Het verraste me toen ik een boekje aan het lezen was hoe er daarin over de ware bekering gesproken werd en de voorwaarden ontkracht werden voordat iemand tot Christus zou mogen komen. Een boekje waar we het waarschijnlijk allen van harte mee eens kunnen zijn. Wat vinden jullie van het volgende citaat ?
1.
De vernedering voor God in de ware boetvaardigen komt voort uit de liefde tot God, hun goedertieren Vader, en dus uit haat tegen die zonden , die Hem mishaagd hebben. En dit kan niet zonder geloof.
2.
De droefheid naar God, omdat wij Hem beledigd hebben door onze zonden ,bewijst al dat er een liefde tot God moet zijn. Nu is het onmogelijk dat wij God zouden liefhebben, voordat wij door het geloof weten dat wij door God geliefd zijn.
3.
Niemand kan zich tot God bekeren, tenzij hij eerst door God bekeerd wordt. En nadat hij bekeerd is, heeft hij berouw, zo zei Efraim (Jer 31v19) : Zekerlijk, nadat ik bekeerd ben , heb ik berouw gehad. De waarheid is dat een zondaar die zich bekeerd , eerst gelooft dat God zal doen hetgeen Hij beloofd heeft, namelijk zijn zonden vergeven en zijn ongerechtigheden wegnemen. En dan berust hij in de hoop daarvan, en verlaat uit dien hoofde de zonde en zijn oude levenskoers, omdat deze God mishagen; en hij gaat doen hetgeen Hem behagelijk en aangenaam is. Dus eerst wordt Gods liefde ervaren, en de vergeving der zonden geloofd, en daarop volgt dan een verandering van levenswandel.
Als we dit kunnen onderschrijven, zullen we ook meer oog krijgen voor de verschillen waar er in dit topic over gesproken wordt.
pierre27 schreef:De HC is in dezen wel een goede koerswijzer, en volgens mij de juiste drieslag.
Als we de HC maar nooit uitleggen als een standelijke heilsweg, wat veelal in de GG juist wél gedaan wordt.
In tegenstelling tot wat de Heere Jezus en Zijn apostelen, en ook de Reformatie leerden, namelijk als een stondelijke heilsleer.
Hier moet je eens over nadenken...
DWW, moet ik hieruit concluderen dat je het niet eens bent met het door mij geplaatste citaat ?
Punt 1 en 2, zijn van toepassing op Rom. 2:4, “Of veracht gij den rijkdom Zijner goedertierenheid, en verdraagzaamheid, en lankmoedigheid, niet wetende, dat de goedertierenheid Gods u tot bekering leidt?”, waarin de zondaar nog besloten is tot op het geloof, Gal. 3:23, Rom. 7:6, vanwege zijn onvermogen daartoe. Waarom? Om de reden dat die zondaar aldaar nog niet verlost is van de heerschappij der dienstbaarheid van zijn eerste man (=de wet), Rom. 7:1-3. De zondaar kan daarom pas geloven, en is daarom pas bevrijd van het juk dat hem in dienstbaarheid hield, wanneer de Tweede Man hem hiervan heeft verlost. Christus kan geen bruid trouwen die nog verbonden is aan haar eerste man. Die verkoren bruid moet dus eerst verlost worden aan de macht en heerschappij van haar eerste geestelijke man. Hoe geschiedt dat? Geestelijk precies eender als hoe Christus Zijn leven aflegde onder de toorn van Zijn hemelse Vader aan het vloekhout van Golgotha. De wet heeft Hem vervloekt en tenslotte gedood, lees Gal. 4:4-7. Door de weg van de vloekdood, naar het leven. Door de vernedering naar de verhoging/opstanding, Rom. 6:4-8.
In de opzoekende liefde Gods (= de goedertierenheden) kan het weleens zo vol van binnen zijn, dat een ziel denkt dat alles vlak ligt tussen God en zijn ziel. Maar wanneer God door gaat werken, en die verkoren ziel tenslotte tot Zijn heilig recht gaat dagen, wordt die ziel vanbinnen gewaar, dat de reden van zijn geestelijke doodstaat nog moet worden weggenomen. Namelijk zijn vervloekte zonden, waardoor God (nog) geen gemeenschap met deze verkoren zondaar kon hebben. Daarom moet eerst zijn zonden er tussenuit, wil die zondaar ooit met Christus door het geloof verenigd kunnen zijn. En dat kan alleen in een weg van Gods heilig Recht. In dat Recht moet de verkoren zondaar sterven aan Gods rechtvaardigheid, majesteit en heiligheid. De zondaar voelt vanwege zijn innerlijke vervloekingen dat hij daar niet bij past, maar door de trekkende liefde des Vaders wordt die zondaar er voor ingewonnen om verloren te gaan, al in een punt des tijds. Dit is zalig verloren gaan, zeiden de oudjes vroeger. Omdat de zondaar daar verslonden ligt in de wille Gods, c.q. Gods eeuwig welbehagen.