huisman schreef:Elke keer als er op dit forum over de "drieverbondenleer" gesproken wordt komt Arminius, Kersten enz voorbij. Wat ik wel eens zou willen is een gesprek over de Bijbelse onderbouwing van de leer der verbonden. Onze confessie heeft de verbondsleer niet nader omschreven. (In tegenstelling tot b.v. de Westminster confessie). Maar discussieren op basis van Schriftgegevens i.p.v. vooroordelen vraagt wel wat volwassenheid van de debaters. Wat denken jullie zou die volwassenheid er bij ons zijn ?
1. Maar van den boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven.
2. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.
Zo is het mij geleerd, kort gezegd.
Ds maris hierover:
De recentere geschiedenis, die gezien de aanleiding van de
artikelen iets sterker meespeelde, was echter ook die van de leeruitspraken van 1931 van de
Gereformeerde Gemeenten, waarin centraal de overtuiging klinkt dat het verbond der genade
onder de beheersing staat van de uitverkiezing ter zaligheid. Mèt gevolgen voor de prediking.
Consequentie daarvan is dat de beloften van het genadeverbond alleen de uitverkorenen
gelden. En nu moet ik nauwkeurig zijn: Dat wil in het spraakgebruik in deze lijn niet zeggen,
dat er geen aanbod van genade aan allen is. Er wordt namelijk onderscheiden tussen de
beloften van het genadeverbond en het aanbod van genade. De beloften gelden niet allen, het
aanbod wel. In 1950 besloot de synode van de Ger. Gem. tot schorsing van ds. R. Kok wegens
de vereenzelviging van de beloften met het aanbod van genade.
Dit onderscheid spitst zich toe op de betekenis van de doop. De doop mag niet worden gezien
als een verzegeling van Gods verbondsbeloften aan ieder die het teken van de doop ontvangt.
Deze gedachtegang is cruciaal.*
Ten tweede, dat de ernst van de beloftenprediking, overeenkomstig het doopformulier, dat behalve
Genesis 17 ook Handelingen 2:39 aanhaalt, meebrengt dat met grote aandrang van Godswege
over wedergeboorte gesproken wordt, juist omdat wij van nature (ook als gedoopten!) in de
dood liggen. Kennelijk gaat dat samen: dat de HERE God zegt: ‘U komt de belofte toe en uw
kinderen’ èn dat in het gebed voor de doop wordt gevraagd, of God door de Heilige Geest de
gedoopte kinderen ‘in Uw Zoon Jezus Christus wil inlijven; opdat zij met Hem in zijn dood
begraven worden, en met Hem mogen opstaan in een nieuw leven’. Zicht hebben op de
beloften betekent dat begrepen wordt, dat de vervulling van de beloften niet hetzelfde is als de
belofte zelf! Daarom juist het gebed. Daarom de prediking van de beloften. Daarom het
pleiten op de beloften
* Dit werd gegeven op commentaar van Ds. Moerkerken op artikelen in de Saambinder
Ds. F. Mallan, schreef het volgende een aantal jaar terug over de 3-verbonden, in de Wachter:
Hij heeft naar Zijn welbehagen Abrahams zaad van andere volken willen onderscheiden. Abrahams zaad mocht leven onder de openbaring of bediening van Gods verbond, maar daarmee was dat ganse zaad van Abraham nog niet in het wezen des verbonds begrepen, al meenden velen onder Abrahams zaad dat wel. De drie-verbonden-mensen waren er ook al wel in Jezus' dagen, die er zich op beroemden Abrahams zaad te zijn. Maar we weten hoe Jezus ze aangesproken heeft. Hij heeft gezegd dat ze geen kinderen Abrahams, maar kinderen des duivels waren, en de begeerte van hun vader de duivel wilden doen, die een leugenaar en een mensenmoorder was van den beginne. Ze hebben als Abrahams zaad niet gerust voor dat die dierbare Persoon aan het kruishout hing.