Hoi Refojongere,
Origineel geplaatst door Refojongere
Hoe denk je dan over Romeinen 4:11: "En hij (Abraham) heeft het teken van de besnijdenis ontvangen tot een zegel van de rechtvaardigheid des geloofs, die hem in de voorhuid was toegerekend."
Wat is het probleem?
Abraham heeft het teken van de besnijdenis - in dit geval de vleselijke besnijdenis - ontvangen als
zegel van de
rechtvaardigheid des geloofs. 'En het teken der besnijdenis ontving hij als het zegel der gerechtigheid van dat geloof, dat hij in zijn onbesneden staat bezat. Zo kon hij een vader zijn van alle onbesneden gelovigen, opdat hun de gerechtigheid zou worden toegerekend.' Rom. 4:11.
Hij werd nÃet gerechtvaardigd door deze besnijdenis, maar hij werd gerechtvaardigd uit geloof:
'Geldt deze zaligspreking dan de besnedene of ook de onbesnedene? Wij zeggen immers: het geloof werd Abraham tot gerechtigheid gerekend. Hoe werd het hem dan toegerekend? Was hij toen besneden of onbesneden? Niet besneden, maar onbesneden.' Rom. 4:9-10.
'En hij geloofde in de Here en Hij rekende het hem toe als gerechtigheid.' Gn. 15:6.
Dit was vóór de tijd dat God deze zegel van de vleselijke besnijdenis gaf.
'
Door het geloof is Abraham, toen hij geroepen werd, in gehoorzaamheid getrokken naar een plaats, die hij ter erfenis zou ontvangen, en hij vertrok, zonder te weten waar hij komen zou.
Door het geloof heeft hij vertoefd in het land der belofte, als in een vreemd land, waar hij in tenten woonde met Isaak en Jacob, die medeërfgenamen waren van dezelfde belofte, want hij verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is. (...)
Daarom zijn er ook uit één man, en wel een verstorvene, voortgekomen als de sterren des hemels in menigte en gelijk het zand aan de oever der zee, dat ontelbaar is. (...)
Door het geloof heeft Abraham toen hij verzocht werd, Isaak ten offer gebracht, en hij die de beloften aanvaard had, wilde zijn enige zoon offeren, hij, tot wie gezegd was: Door Isaak zal men van nageslacht van u spreken. Hij heeft overwogen dat God bij machte was hem zelfs uit de doden op te wekken, en daaruit heeft hij hem ook bij wijze van spreken teruggekregen.' Heb. 11:8-19.
Niet de vleselijke besnijdenis werd Abraham als gerechtigheid gerekend, maar zijn
geloof. Het geloof in de belofte was er dan ook al eerder dan de
zegel: de vleselijke besnijdenis.
Maar uit dit
geloof blijkt ook dat Abraham besneden was van
hart. Hiertoe heeft God meerdere keren opgeroepen in het O.T. en slechts alle 'geloofshelden' - Abraham, Mozes, Jozua, David - waren dat ook in werkelijkheid. Eigenlijk was dat geloof in de belofte - de besnijdenis van het hart, dat werk van Gods Geest is - er al eerder dan dan de besnijdenis van het vlees, dat werk van mensenhanden is. Net zoals het geloof in de belofte er eerder was dan de wet. Op grond van welk testament verleend God rechtskracht? Gal. 3.
'Besnijdt dan de voorhuid uws harten en weest niet meer hardnekkig.' Deut. 10:16.
'En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God, liefhebt met geheel uw hart en met geheel uw ziel, opdat gij leeft.' Deut. 30:6.
'Besnijdt u voor de Here en doet weg de voorhuid van uw hart, gij mannen van Juda en inwoners van Jeruzalem, opdat mijn gramschap niet uitsla als een vuur en onuitblusbaar brande om de boosheid uwer handelingen.' Jer. 4:4.
Óók in het O.T. was er
slechts rechtvaardiging en leven door de besnijdenis van het
hart. Omdat dat de enige manier was om de Here met geheel het hart en geheel de ziel lief te hebben. Uit deze besnijdenis van het hart blijkt namelijk het
geloof in God, je gelooft niet oprecht als je nÃet besneden bent van hart - en uit
geloof wordt men gerechtvaardigd...
Deze vleselijke besnijdenis was een zinnebeeld van de besnijdenis van het hart, net zoals het voorhangsel een zinnebeeld was van Jezus' vlees (Heb. 10:20), het bloed van bokken een zinnebeeld was van het bloed van Jezus (Heb. 9:14), de hogepriester in het heilige der heiligen van de tabernakel een zinnebeeld was van Jezus als hogepriester in de hemel (Heb. 9:24) etc.
Waarom dan wel deze vleselijke besnijdenis in het O.T. en niet in het N.T.?
Omdat Jezus Christus nog niet was gekomen om de belofte te vervullen.
Dit was zo met alle zinnebeelden - het waren allemaal
bepalingen voor het vlees.
'Dit was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd, in zoverre gaven en offers gebracht werden, die niet bij machte waren hem, die God daarmede dient, voor zijn besef te volmaken, daar zij met hun spijzen en dranken en onderscheiden wassingen slechts bepalingen voor het vlees zijn,
opgelegd tot de tijd van het herstel.' Heb. 9:9-10. En die tijd van herstel is gelukkig gekomen!
'Doch voordat dit geloof kwam, werden wij onder de wet in verzekerde bewaring gehouden met het oog op het geloof dat geopenbaard zou worden.' Gal. 3:23.
'Wat is dan het voorrecht van de Jood, of wat is het nut van de besnijdenis? Velerlei in elk opzicht. In de eerste plaats toch dit: dat hun de woorden Gods zijn toevertrouwd.' Rom. 3:1-2.
'Want ook ons is het evangelie verkondigd, evenals hun (Israëlieten uit het O.T.), maar het woord der prediking was hen niet van nut, omdat het niet met geloof gepaard ging bij hen die het hoorden.' Heb. 4:2.
In het O.T. was de vleselijke besnijdenis een
zegel, een bepaling voor het vlees - omdat de belofte nog niet vervuld was.
Na Pinksteren was er een ander
zegel - immers de belofte was vervuld (Gal. 3:14) - en die belofte zèlf was de
zegel van de rechtvaardiging des geloofs:
'In Hem zijt gij, nadat gij het woord der waarheid het evangelie uwer behoudenis, hebt gehoord; in Hem zijt gij, toen gij gelovig werd ook
verzegeld met
de heilige Geest der belofte.' Ef. 1:13
'En bedroeft de
heilige Geest Gods niet, door wie gij
verzegeld zijt tegen de dag der verlossing.' Ef. 4:30.
Zowel bij Abraham als bij ons is het geval: éérst
geloof in de belofte, vervolgens de
zegel van rechtvaardiging des geloofs.
Terecht zegt Paulus dan in Rom. 2:28-29 dat slechts dÃegene een ware Jood is die dat innerlijk is, in het verborgene, en dat slechts dÃe besnijdenis de ware besnijdenis is, die van het hart is, door de
Geest niet door de letter. Dit was niet opeens zo in het N.T. - nee, God had hier allang toe opgeroepen, helaas waren er slechts weinigen die geloofden. Immers als er gerechtigheid was op grond van de besnijdenis des vlezes, dan nÃet op grond van geloof - want dat bijt elkaar. Daarom was het ook verkeerd van de Joden om gerechtigheid te verwachtten van de besnijdenis. Gal. 5:1-12. 'Nogmaals betuig ik aan een ieder, die zich laat besnijden, dat hij verplicht is de gehele wet na tekomen. Gij zijt los van Christus indien gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade staat gij. Wij immers verwachten door de Geest uit het geloof de gerechtigheid waarop wij hopen. Want in Christus Jezus vermag nog besnijdenis iets, noch onbesneden zijn, maar geloof, door liefde werkende.'
Een paar puntjes dus:
* volgens de bijbel was men in het O.T.
verzegeld door de vleselijke besnijdenis (Rom. 4:11), in het N.T.
verzegeld met de Heilige Geest der belofte (Ef. 1:13, 4:30)
* zowel in het O.T. als in het N.T. riep God op tot
besnijdenis van het hart (Deut. 10:16, 30:6, Jer. 4:4) en was er geen gerechtigheid op grond van de vleselijke besnijdenis, maar op grond van
geloof (Rom. 4:5-9, Gn. 15:6)
* zowel in het geval van Abraham als in het N.T. gaat
geloof vooraf aan de
zegel van rechtvaardiging des geloofs (Gn. 15:6, Gn. 17, Ef. 1:13-14), ongeacht welk zegel
Ik ben er zelf ook nog niet helemaal uit hoor, maar ik probeer de meest bijbelse conclusies te trekken
Misschien kun je meedenken?
Groetjes, Rose.
[Veranderd op 20/8/02 door roseline]