esthervanbuuren schreef:Luther schreef:esthervanbuuren schreef:
zou dat niet eerder zo voelen dan dat het bedoelt is?
Misschien is dat per situatie verschillend.
Ik zal erop letten, maar als ik het zou zeggen dan is dat niet zo bedoeld, maar wel bedoelt tot aansporing tot zelfstudie, maar dan moet je er wel het zelfde over denken
groeten esther.
O, ik geloof zeker dat het allemaal goed bedoeld is, maar ik zie om me heen dat juist door zulke uitspareken mensen geestelijk in het duister blijven zitten. En dat het Evangelie nauwelijks meer tot hun oren komt.
tot mijn spijt weet ik dat,, ik heb een goede vriend die in de eeuwige vertwijfeling verkeerd.
Ik heb regelmatig ook mijn twijfels maaaaaar je moet vertrouwen,
Ik heb vanavond een tekst opgeschreven hier is die
Want indien ons hart ons veroordeelt, God is meer dan ons hart en Hij Kent alle dingen.
Dit betekend dat hij het slechte maar ook het goede kent.
Dus ook het geloof dat wij hebben.
En wie zijn wij om te oordelen ook al is het over ons zelf, ons is dat niet gegeven.
vertrouwen
Ik denk dat ik maar op de Heere vertrouw dat is beter voor mij.
Groeten esther.
Iets beters dan op de Heere vertrouwen kan je inderdaad niet doen..
Volgens mij is de hele probleemstelling bij het vertwijfelingsgeloof verkeerd (misschien ook bij die vriend van je maar daar weet ik niets van..).
Het probleem van het christelijk geloof is nooit: "hoe kan ik weten dat God mij ook verkiest, of iets dergelijks". Dat is God zelf belachelijk maken. God stelt namelijk heel andere problemen. (En Esther, weet van het geloof van een mosterdzaadje.. En roep maar: "Heere, kom mijn ongeloof te hulp!")
Maar God zegt "wees dan heilig want ik ben heilig". Probeer maar eens heilig te zijn. Dat lukt niet. Dát is het probleem. Daarom kan een mens niet voor God bestaan. En als je mensen dat duidelijk wil maken, dan mag dat niet gebeuren zonder op die heilige God te wijzen. Anders lijkt het alsof de mens een probleem in zichzelf heeft, en dat is niet het geval, elke mens heeft een probleem met God. (Maar dan wordt de mens ook niet op zichzelf teruggeworpen, maar op God)
Dat is het probleem van de bijbel. God heilig, de mens onheilig. Er mag geen ander probleem van gemaakt worden. En God roept iedereen op om zich heden te bekeren. Nu. Als het Woord gehoord wordt. Heden kiezen voor het leven met God. Zie de teksten hieronder. We moeten niet eerst dit of dat weten of snappen of ervaren of wat dan ook. Dat zou ik bijna Godslastering willen noemen. God wil NU gediend worden. Niet morgen.
Maar dan blijft het probleem bestaan. God waarachtig, ieder mens leugenachtig. Dat geloof je toch? Dat moet het probleem zijn van iedereen (die vertwijfeld is). Niet iets anders. Want daarop heeft God een antwoord. Het antwoord.
Joh 3: 17 Want God heeft Zijn Zoon niet gezonden in de wereld, opdat Hij de wereld veroordelen zou, maar opdat de wereld door Hem zou behouden worden.
Wij mogen niet van ons probleem Gods probleem maken. Want het lijkt mij dat dat zo vaak gebeurt. Alsof het aan Hem ligt. Alsof Hij nog niet genoeg gedaan heeft. Hij heeft Zijn Zoon al gegeven! Laten we daar toch in roemen!
Het gaat erom of we ons probleem erkennen. Dat wij zonder het werk van Christus niet tot de Vader komen kunnen/mogen. In Joh 3:36 wordt ongeloof tegenover ongehoorzaamheid gezet. Het is geen zaak van kunnen geloven in Gods verlossing, maar van willen! Ik denk dat degenen die anders leren/voorstellen met recht misleidend genoemd mogen worden..
Joh 3:36 Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem.
Deut 11: 26-28
26 Ziet, ik stel ulieden
heden voor, zegen en vloek:
27 Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u
heden gebiede;
28 Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den weg, dien ik u
heden gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend hebt.
Deut 30:11-20
11 Want ditzelve gebod, hetwelk ik u
heden gebiede, dat is van u niet verborgen, en dat is niet verre.
12 Het is niet in den hemel, om te zeggen: Wie zal voor ons ten hemel varen, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen?
13 Het is ook niet op gene zijde der zee, om te zeggen: Wie zal voor ons overvaren aan gene zijde der zee, dat hij het voor ons hale, en ons hetzelve horen late, dat wij het doen?
14 Want dit woord is zeer nabij u, in uw mond, en in uw hart, om dat te doen.
15 Ziet, ik heb u
heden voorgesteld het leven, en het goede, en den dood, en het kwade.
16 Want ik gebiede u
heden, den HEERE, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te wandelen, en te houden Zijn geboden, en Zijn inzettingen, en Zijn rechten, opdat gij levet en vermenigvuldiget, en de HEERE, uw God, u zegene in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven.
17 Maar indien uw hart zich zal afwenden, en gij niet horen zult, en gij gedreven zult worden, dat gij u voor andere goden buigt, en dezelve dient;
18 Zo verkondig ik ulieden heden, dat gij voorzeker zult omkomen; gij zult de dagen niet verlengen op het land, naar hetwelk gij over de Jordaan zijt heengaande, om daarin te komen, dat gij het erfelijk bezit.
19 Ik neem
heden tegen ulieden tot getuigen den hemel en de aarde; het leven en den dood heb ik u voorgesteld, den zegen en den vloek! Kiest dan het leven, opdat gij levet, gij en uw zaad;
20 Liefhebbende den HEERE, uw God, Zijner stem gehoorzaam zijnde, en Hem aanhangende; want Hij is uw leven en de lengte uwer dagen; opdat gij blijft in het land, dat de HEERE uw vaderen, Abraham, Izak en Jakob, gezworen heeft hun te zullen geven.
Rom 10
4 Want het einde der wet is Christus, tot rechtvaardigheid een iegelijk, die gelooft.
5 Want Mozes beschrijft de rechtvaardigheid, die uit de wet is, zeggende: De mens, die deze dingen doet, zal door dezelve leven.
6 Maar de rechtvaardigheid, die uit het geloof is, spreekt aldus: Zeg niet in uw hart: Wie zal in den hemel opklimmen? Hetzelve is Christus van boven afbrengen.
7 Of, wie zal in den afgrond nederdalen? Hetzelve is Christus uit de doden opbrengen.
8 Maar wat zegt zij? Nabij u is het Woord, in uw mond en in uw hart. Dit is het Woord des geloofs, hetwelk wij prediken.
9 Namelijk, indien gij met uw mond zult belijden den Heere Jezus, en met uw hart geloven, dat God Hem uit de doden opgewekt heeft, zo zult gij zalig worden.
10 Want met het hart gelooft men ter rechtvaardigheid en met den mond belijdt men ter zaligheid.
11 Want de Schrift zegt: Een iegelijk, die in Hem gelooft, die zal niet beschaamd worden.