zonde
Johannes 8:34 Jezus antwoordde hun: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.
1 Johannes 3:6 Een ieder die in Hem blijft zondigt niet, een ieder, die zondigt heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
1 Johannes 3:9 Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde, want het zaad Gods blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
1 Johannes 3:4 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
Romeinen 6:15-22
15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!
16 Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven , hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid ?
17 Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is;
18 en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid.
19 Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging.
20 Want toen gij slaven waart der zonde, waart gij vrij van de gerechtigheid .
21 Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers , het einde daarvan is de dood.
22 Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven.
1 Johannes 3:6 Een ieder die in Hem blijft zondigt niet, een ieder, die zondigt heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend.
1 Johannes 3:9 Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde, want het zaad Gods blijft in hem en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.
1 Johannes 3:4 Ieder, die de zonde doet, doet ook de wetteloosheid, en de zonde is wetteloosheid.
Romeinen 6:15-22
15 Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!
16 Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven , hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid ?
17 Maar Gode zij dank: gij waart slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is;
18 en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid.
19 Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging.
20 Want toen gij slaven waart der zonde, waart gij vrij van de gerechtigheid .
21 Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers , het einde daarvan is de dood.
22 Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven.
Roseline,
Ik wil het best begrijpen, ik snap het allemaal wel, ik draai er niet omheen en hoop consequent te zijn in m'n antwoorden. Ik heb het gevoel er genoeg over gezegd te hebben. De leer die mij lief is is gegrond op Gods Woord en de drie formulieren van enigheid.
In de Dordtse leerregels, hoofdstuk 5 staat in artikel 4, 5 en 6 treffend verwoord wat mijn standpunt is in deze. Ik zet het hier neer ter verduidelijking. (het is niet de bijbel, neem toch de moeite om het te lezen!)
En hoewel die macht Gods, waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, meerder is, dan dat zij van het vlees zou kunnen overwonnen worden, zo worden nochtans de bekeerden niet altijd alzo van God geleid en bewogen, dat zijn in sommige bijzondere daden door hun eigen schuld van de leiding der genade niet zouden kunnen afwijken, en van de begeerlijkheden des vleses verleid worden, en die volgen. Daarom moeten zij gestadiglijk waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. En zo zij dit niet doen, zo kunnen zij niet alleen van het vlees, de wereld en den satan tot zware en gruwelijke zonden vervoerd worden, maar worden ook inderdaad, door Gods rechtvaardige toelating, tot dezelve somwijlen vervoerd; gelijk het droevige vallen van David, Petrus en andere heiligen, dat ons in de Schrift beschreven is, bewijst.
Met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven den Heiligen Geest, verbreken voor een tijd de oefening des geloofs, verwonden zwaarlijk hun consciëntie (geweten), en verliezen somwijlen voor een tijd het gevoel der genade; totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op een weg wederkeren, het vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt.
Want God, die rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing, den Heiligen Geest van de zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen, niet geheel weg, en laat hen zó ver niet vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van den staat der rechtvaardigmaking uitvallen, of dat zij zondigen ter dood of tegen den Heiligen Geest, en, van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelf in het eeuwig verderf storten.
Dit heb ik in al mijn vorige postings duidelijk willen maken. Mijn standpunt is helder, dat je het er niet mee eens ben is een andere zaak.
groet, Rekna
[Veranderd op 8/9/02 door rekna]
Ik wil het best begrijpen, ik snap het allemaal wel, ik draai er niet omheen en hoop consequent te zijn in m'n antwoorden. Ik heb het gevoel er genoeg over gezegd te hebben. De leer die mij lief is is gegrond op Gods Woord en de drie formulieren van enigheid.
In de Dordtse leerregels, hoofdstuk 5 staat in artikel 4, 5 en 6 treffend verwoord wat mijn standpunt is in deze. Ik zet het hier neer ter verduidelijking. (het is niet de bijbel, neem toch de moeite om het te lezen!)
En hoewel die macht Gods, waardoor Hij de ware gelovigen in de genade bevestigt en bewaart, meerder is, dan dat zij van het vlees zou kunnen overwonnen worden, zo worden nochtans de bekeerden niet altijd alzo van God geleid en bewogen, dat zijn in sommige bijzondere daden door hun eigen schuld van de leiding der genade niet zouden kunnen afwijken, en van de begeerlijkheden des vleses verleid worden, en die volgen. Daarom moeten zij gestadiglijk waken en bidden, dat zij niet in verzoekingen geleid worden. En zo zij dit niet doen, zo kunnen zij niet alleen van het vlees, de wereld en den satan tot zware en gruwelijke zonden vervoerd worden, maar worden ook inderdaad, door Gods rechtvaardige toelating, tot dezelve somwijlen vervoerd; gelijk het droevige vallen van David, Petrus en andere heiligen, dat ons in de Schrift beschreven is, bewijst.
Met zodanige grove zonden vertoornen zij God zeer, vervallen in schuld des doods, bedroeven den Heiligen Geest, verbreken voor een tijd de oefening des geloofs, verwonden zwaarlijk hun consciëntie (geweten), en verliezen somwijlen voor een tijd het gevoel der genade; totdat hun, wanneer zij door ernstige boetvaardigheid op een weg wederkeren, het vaderlijk aanschijn Gods opnieuw verschijnt.
Want God, die rijk is in barmhartigheid, neemt, naar het onveranderlijk voornemen der verkiezing, den Heiligen Geest van de zijnen, ook zelfs in hun droevig vallen, niet geheel weg, en laat hen zó ver niet vervallen, dat zij van de genade der aanneming en van den staat der rechtvaardigmaking uitvallen, of dat zij zondigen ter dood of tegen den Heiligen Geest, en, van Hem geheel verlaten zijnde, zichzelf in het eeuwig verderf storten.
Dit heb ik in al mijn vorige postings duidelijk willen maken. Mijn standpunt is helder, dat je het er niet mee eens ben is een andere zaak.
groet, Rekna
[Veranderd op 8/9/02 door rekna]
- ndonselaar
- Berichten: 3105
- Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:34
- Contacteer:
Misschien brengt het helderheid in discussie dat het niet mijn bedoeling is om te zeggen alsof Gods kinderen de zonde tegen de dood kunnen doen, 1 Joh. 5:18. Dit zeer zeker niet.
Dat God hun zonden vergeven heeft in het bloed van Zijn Zoon is ook naar de Schrift, echter dat zij ook na ontvangen genade zondaar blijven ook! Waarom gaat Rose niet in op de voorbeelden van David etc.? We zien toch duidelijk aan David die de man naar Gods hart was dat hij zondaar bleef! Dat besef dreef hem ook uit naar God toe, Ps. 51.
Gods volk onder de oudtestamentische bedeling is ook gerechtvaardigd door het geloof.
[Veranderd op 9/9/02 door ndonselaar]
Dat God hun zonden vergeven heeft in het bloed van Zijn Zoon is ook naar de Schrift, echter dat zij ook na ontvangen genade zondaar blijven ook! Waarom gaat Rose niet in op de voorbeelden van David etc.? We zien toch duidelijk aan David die de man naar Gods hart was dat hij zondaar bleef! Dat besef dreef hem ook uit naar God toe, Ps. 51.
Gods volk onder de oudtestamentische bedeling is ook gerechtvaardigd door het geloof.
[Veranderd op 9/9/02 door ndonselaar]
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini
Rose,- struikel je wel eens over je woorden?
- leg je wel eens iets verkeerd uit?
- reageer je wel eens ondoordacht?
- zeg je wel eens iets wat totaal overbodig was om te zeggen?
- klaag je wel eens over een bepaalde omstandigheid?
- kibbel je wel eens met een familielid over iets onbelangrijks?
- heb je wel eens mee gedaan aan een leeg gesprek, vol flauwe moppen etc.?
Ik wel eens.
Zondig daarmee tegen de wet der tien geboden?
Struikel ik daarmee over één van die tien geboden?
Nee. Deze zaken worden niet geoordeeld door de wetten van Mozes.
Het Oude Testament kent geen casuïstiek, maar feitelijk alleen een aantal belangrijke grondbepalingen. De toepassingen ervan worden overgelaten aan een levend rechtsgevoel. Het was een teken van verval, toen de rabbijnen later de casuïstiek invoerden. Jezus komt hiertegen op en herleidt in de Bergrede het recht weer tot de grondregels (Mat. 5:21 v.v.)
Wat nu hier gedaan wordt vertoont gelijkenis met de handelswijze van die joodse rabbijnen. Er wordt een onderverdeling gemaakt in strafbare en niet strafbare overtreding.
In Math.15 twistten de joden met Jezus over het handen wassen voor de maaltijd, een inzetting der ouden. Welk antwoord kregen ze? “ gij hebt Gods gebod krachteloos gemaakt door uw inzettingâ€
Ptl,
ongeloof is een zonde waartegen je ten bloede toe weerstand moet bieden.
de verzoeking tot ongeloof is geen zonde, de gedachte die op komt is geen zonde, (dat woont nu eenmaal in je vlees) maar er aan toegeven wel.
Kijk naar Job - hij werd meermalen verzocht om God vaarwel te zeggen, hij beklaagde zijn nood, maar hij bleef geloven. In dit alles zondigde Job niet, staat er ergens.
'verzocht worden tot' is nog niet gezondigd hebben! Lees Jac. 1:12-15.
Groetjes, Rose.
ongeloof is een zonde waartegen je ten bloede toe weerstand moet bieden.
de verzoeking tot ongeloof is geen zonde, de gedachte die op komt is geen zonde, (dat woont nu eenmaal in je vlees) maar er aan toegeven wel.
Kijk naar Job - hij werd meermalen verzocht om God vaarwel te zeggen, hij beklaagde zijn nood, maar hij bleef geloven. In dit alles zondigde Job niet, staat er ergens.
'verzocht worden tot' is nog niet gezondigd hebben! Lees Jac. 1:12-15.
Groetjes, Rose.
Wie is uit God geboren? De oude mens of de nieuwe mens?
Is de nieuwe mens niet uit God geboren?
‘Dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken en de nieuwe mens aandoet die naar God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.’ Ef. 4:22-24.
Wat gebeurt er met de oude mens?
Moet die niet afgelegd en medegekruisigd worden met Christus?
‘Dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten,dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken en de nieuwe mens aandoet die naar God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.’ Ef. 4:22-24.
‘Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven van de zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.’ Rom. 6:6-7.
‘Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.’ Gal. 5:24.
‘Te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.’ 2 Kor. 4:10.
‘Daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.’ Kol. 3:9-10.
‘In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die niet van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop.’ Kol. 2:11-12.
Hoe leg ik de oude mens af?
‘Daarom dan, laten ook wij, nu wij zult een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen die vóór ons ligt.’ Heb. 12:1.
‘Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen.’ Gal. 5:1.
De oude mens leg ik af als een slavenjuk, het juk dat het leven in zonde met zich meebracht. Het is van mijn schouders afgenomen - door Christus - en het valt op de grond. Ik hoef die last nooit meer te dragen. Wat een verlichting is dat!
‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Matt. 11:28-30.
In plaats van die oude last, dat zware juk der zonde, nemen wij Christus’ juk op ons. Dat is zacht en licht - het juk der gerechtigheid. Waarom is dat juk licht? Maar Gode zij dank, gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderwijs...’ Rom. 6:17. Niet als slaven, maar vrijwillig, vol ijver en vuur voor Gods zaak. Vol liefde voor Jezus.
Kan ik de wedloop lopen met een slavenjuk op mijn schouders, kan ik jagen naar de heiliging als ik de oude mens als een last meedraag?
‘Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.’ Heb. 12:12-14.
‘Niet dat ik het reeds verkregen zou hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat Ãk ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.’ Fil. 3:12-14.
‘Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó dat gij die behaalt!’ 1 Kor. 9:24.
‘Gaat in door de enge poort, want wij is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort en smal de weg die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.’ Matt. 7:13-14.
Ik kan mijn slappe handen niet heffen en de knikkende knieën niet strekken met de last van de zonde op mijn schouders. (Heb. 12:1-2, 12-14) Ik kan geen recht spoor maken met mijn voeten als het slavenjuk der zonde als een zware last op mij drukt. Dat juk wil mij immers precies de andere kant op hebben! Ik kan geenszins jagen naar de prijs, de wedloop lopen alsof slechts één de prijs kan behalen wanneer ik de oude mens niet afleg maar met mij meezeul. Ik kan niet door de enge poort gaan en lopen op de smalle weg als ik zo’n groot en zwaar pakket met me meesjouw. Dat pást gewoon niet. Ik beland vanzelf op de brede weg als ik zo’n ballast wil meenemen.
‘Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. (...) Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.’ Joh. 8:31-34.
Gooi de last van je af! Bidt God dat Hij je bevrijdt van het slavenjuk! De oude mens wÃl dat je hem draagt, maar daar hoef jÃj niet aan toe te geven! Er zijn begeerten in het vlees, maar daar hoef jÃj niet aan te voldoen! Gal. 5:16-24. Je bent losgesneden van het lichaam des vlezes. Kol. 2:11. Je bent geen schuldenaar van het vlees Rom. 8:12. Het vlees, met zijn begeerten en hartstochten, hangt aan het kruis Gal. 5:24. Het zal langzaam - maar zeer zeker - sterven. Het roept nog en het begeert nog - als een hond die jankt omdat ‘ie honger heeft en geen eten krijgt - maar de begeerten hoeven geenszins bevrucht te worden! Jac. 1:14-15. Je kunt een goddelijk leven gaan leiden; het leven van Christus - de goddelijke natuur - kan zich in jóuw sterfelijk lichaam gaan openbaren! 2 Kor. 4:10-11, 2 Petr. 1:4. Voorwaarde is dat je ook zijn sterven - de kruisdood van de oude mens - te allen tijde, de ganse dag, in je omdraagt. Dat is de lichte last en het zachte juk van Jezus Christus: ‘Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand, eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.’ 2 Kor. 4:17-18. Daar waar Gods Geest de offers aanwijst, kan ik mij vernederen onder zijn machtige hand: ‘God, hier ben ik, om Uw wil te doen, ook al kost dat mijn tijd, mijn geld, mijn eigen goed geregelde leventje, en zelfs mijn eigen gedachten.’ Niet mijn wil, maar de Uwe geschiedde: Dat was ook Jezus’ strijd, (Matt. 26:36-46, Heb. 5:7-10, Heb. 10:7) en ik kan deel krijgen aan datzelfde lijden. En dat lijden is licht omdat ik weet dat ik dan ook zal delen in zijn verheerlijking! Rom. 8:17-18.
Ik geloof: Ik ben uit God geboren. Ik heb de oude mens afgelegd en de nieuwe mens aangedaan. Ik merk de honger van de oude mens, ik merk de begeerten van het vlees. Maar ik hoef er niet aan toe te geven - het is voor mij voltooide tijd. Afgelopen. Afgelegd. Definitief. De oude mens is als een jas die ik uit heb getrokken en vèr weg heb gegooid. Op het moment dat ‘ie aandacht wil, kan ik in Gods kracht zeggen: ‘Afgelopen, jij hoort aan het kruis.’ Als ik datgene doe wat ik nÃet wens, dan bewerk Ãk het niet meer, maar de zonde die in mij woont. Rom. 7: 17,20. Die oude mens, die nog niet dood is, maar die ik wèl heb afgelegd - het is immers niet meer mijn gezindheid om te zondigen. Ik haat het. Het vlees hangt aan het kruis. Met wetteloosheid heb ik niets van doen (1 Joh. 3) - immers naar mijn inwendige mens verlustig ik in mij in de wet Gods. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die mij krijgsgevangene maakt van de wet der zonde. Rom. 7. Gelukkig is daar Jezus Christus die mij bevrijdt van dit lichaam! Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Rom. 8:2. Ook dat staat in de voltooide tijd! En in Hem ben ik een nieuwe schepping - een nieuwe mens. Een mens uit God geboren. En dat mag ik elke dag, elk moment opnieuw bevestigen - zo ook nu. Ik belijd mijn hoop, en die hoop houd ik onwankelbaar vast (Heb. 10:22-24).
‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen.’ 2 Kor. 5:17.
Dit is niet slechts theorie! Gods Woord is geen theorie, het is een levendgemaakt Woord. Het is Christus Jezus zèlf, geopenbaard in het vlees. Ik heb de prijs nog niet verkregen, ik ben niet volmaakt, maar ik jáág naar het doel! En dat doel is mijn vereniging met Christus. Ik struikel nog, ik worstel met de zonde, ik word nog krijgsgevangen genomen, maar Christus is het die mij bevrijdt en nÃets kan mij weerhouden te jagen naar dat doel! Ik kan mijn handen opheffen en mijn knikkende knieën strekken en doorgaan, in de volle verzekerdheid des geloofs!
‘Zo kennen wij dan vanaf nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.’ 2 Kor. 5:16.
Ik wil jullie niet kennen naar het vlees! Ik wil niet weten hoe je was in het verleden, ik wil niet weten hoe vaak je struikelt op de weg der heiliging, maar ik wil je gezindheid leren kennen, je geest leren kennen, want dan kunnen wij elkaar opbouwen in - zoals er staat - ons allerheiligst geloof. Ik wil Paulus niet kennen naar het vlees. Ik wil Petrus niet kennen naar het vlees. Het menselijke vlees is totaal onbelangrijk in Gods ogen - het gaat hoe dan ook verloren! We moeten zien op het onzichtbare, niet op het zichtbare, want het zichtbare (het vlees) is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig. 2 Kor. 4:16-17.
En ik kan Christus niet eens kennen naar het vlees omdat enkel de discipelen Hem zo kenden (zijn karakter) - en dan nog had het vlees in geen enkel geval de overhand. Gods Geest had de macht in Christus’ leven. De zonden in het vlees waren veroordeeld. Rom. 8:3. Ik ken Christus naar de geest - de Heilige Geest, die in mijn hart woning heeft gemaakt. En het is mijn doel Hem steeds beter te leren kennen naar die Geest, zodat ik één van geest kan zijn met Hem, in alle omstandigheden!
Laten we het geestelijke met het geestelijke vergelijken en door de Geest de diepten Gods onderzoeken. 1 Kor. 2:10-16. Laten we het vlees gekruisigd houden en elkaar kennen naar de geest. Want de Geest zal met onze geest getuigen dat wij kinderen Gods zijn Rom. 8:16. Het is ook slechts geestelijk te begrijpen! ‘Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont.’ Rom. 8:9. Als je gericht bent op het vleselijke, op het zichtbare, dan is er een bedekking voor je ogen. 2 Kor. 3:12-18.
Wat ik schrijf is niets anders dan een oordeel over mijn eigen vlees - de gehele bijbel is een oordeel over mijn vlees. Immers, het woord Gods is een levend en krachtig tweesnijdend zwaard dat vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten. Heb. 4:12. Nu gaat het erom dat ik erken dat ik zwak ben, dat ik mij verneder onder Gods hand, en dat het woord Gods - zijn zaad - in mij blijft, en dat ik vrucht draag, deels honderd, deels zestig-, deels dertigvoud. Matt. 13:23. Dit is de vrucht van de Geest. Gal. 5:22-24.
‘Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem, en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.’ 1 Joh. 3:9.
Geen enkel geschrift maakt levend, slechts Gods woord maakt levend - door zijn Geest.
Hartelijke groeten en Gods zegen, Rose.
P.S. lees alle teksten er op na!
[Veranderd op 16/9/02 door roseline]
Is de nieuwe mens niet uit God geboren?
‘Dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten, dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken en de nieuwe mens aandoet die naar God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.’ Ef. 4:22-24.
Wat gebeurt er met de oude mens?
Moet die niet afgelegd en medegekruisigd worden met Christus?
‘Dat gij, wat uw vroegere wandel betreft, de oude mens aflegt, die ten verderve gaat, naar zijn misleidende begeerten,dat gij verjongd wordt door de geest van uw denken en de nieuwe mens aandoet die naar God geschapen is in waarachtige gerechtigheid en heiligheid.’ Ef. 4:22-24.
‘Dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven van de zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van de zonde.’ Rom. 6:6-7.
‘Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd.’ Gal. 5:24.
‘Te allen tijde het sterven van Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus zich in ons lichaam openbare.’ 2 Kor. 4:10.
‘Daar gij de oude mens met zijn praktijken afgelegd en de nieuwe aangedaan hebt, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.’ Kol. 3:9-10.
‘In Hem zijt gij ook met een besnijdenis, die niet van mensenhanden is, besneden door het afleggen van het lichaam des vlezes, in de besnijdenis van Christus, daar gij met Hem begraven zijt in de doop.’ Kol. 2:11-12.
Hoe leg ik de oude mens af?
‘Daarom dan, laten ook wij, nu wij zult een grote wolk van getuigen rondom ons hebben, afleggen alle last en de zonde, die ons zo licht in de weg staat, en met volharding de wedloop lopen die vóór ons ligt.’ Heb. 12:1.
‘Opdat wij waarlijk vrij zouden zijn, heeft Christus ons vrijgemaakt. Houdt dus stand en laat u niet weder een slavenjuk opleggen.’ Gal. 5:1.
De oude mens leg ik af als een slavenjuk, het juk dat het leven in zonde met zich meebracht. Het is van mijn schouders afgenomen - door Christus - en het valt op de grond. Ik hoef die last nooit meer te dragen. Wat een verlichting is dat!
‘Komt tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven; neemt mijn juk op u en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’ Matt. 11:28-30.
In plaats van die oude last, dat zware juk der zonde, nemen wij Christus’ juk op ons. Dat is zacht en licht - het juk der gerechtigheid. Waarom is dat juk licht? Maar Gode zij dank, gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderwijs...’ Rom. 6:17. Niet als slaven, maar vrijwillig, vol ijver en vuur voor Gods zaak. Vol liefde voor Jezus.
Kan ik de wedloop lopen met een slavenjuk op mijn schouders, kan ik jagen naar de heiliging als ik de oude mens als een last meedraag?
‘Heft dan de slappe handen op en strekt de knikkende knieën, en maakt een recht spoor met uw voeten, opdat hetgeen kreupel is, niet uit het lid gerake, doch veeleer geneze. Jaagt naar vrede met allen en naar de heiliging, zonder welke niemand de Here zal zien.’ Heb. 12:12-14.
‘Niet dat ik het reeds verkregen zou hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat Ãk ook door Christus Jezus gegrepen ben. Broeders, ik voor mij acht niet dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding doe ik: vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.’ Fil. 3:12-14.
‘Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen? Loopt dan zó dat gij die behaalt!’ 1 Kor. 9:24.
‘Gaat in door de enge poort, want wij is de poort en breed de weg, die tot het verderf leidt, en velen zijn er, die daardoor ingaan; want eng is de poort en smal de weg die ten leven leidt, en weinigen zijn er, die hem vinden.’ Matt. 7:13-14.
Ik kan mijn slappe handen niet heffen en de knikkende knieën niet strekken met de last van de zonde op mijn schouders. (Heb. 12:1-2, 12-14) Ik kan geen recht spoor maken met mijn voeten als het slavenjuk der zonde als een zware last op mij drukt. Dat juk wil mij immers precies de andere kant op hebben! Ik kan geenszins jagen naar de prijs, de wedloop lopen alsof slechts één de prijs kan behalen wanneer ik de oude mens niet afleg maar met mij meezeul. Ik kan niet door de enge poort gaan en lopen op de smalle weg als ik zo’n groot en zwaar pakket met me meesjouw. Dat pást gewoon niet. Ik beland vanzelf op de brede weg als ik zo’n ballast wil meenemen.
‘Als gij in mijn woord blijft, zijt gij waarlijk discipelen van Mij en gij zult de waarheid verstaan, en de waarheid zal u vrijmaken. (...) Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, een ieder, die de zonde doet, is een slaaf der zonde.’ Joh. 8:31-34.
Gooi de last van je af! Bidt God dat Hij je bevrijdt van het slavenjuk! De oude mens wÃl dat je hem draagt, maar daar hoef jÃj niet aan toe te geven! Er zijn begeerten in het vlees, maar daar hoef jÃj niet aan te voldoen! Gal. 5:16-24. Je bent losgesneden van het lichaam des vlezes. Kol. 2:11. Je bent geen schuldenaar van het vlees Rom. 8:12. Het vlees, met zijn begeerten en hartstochten, hangt aan het kruis Gal. 5:24. Het zal langzaam - maar zeer zeker - sterven. Het roept nog en het begeert nog - als een hond die jankt omdat ‘ie honger heeft en geen eten krijgt - maar de begeerten hoeven geenszins bevrucht te worden! Jac. 1:14-15. Je kunt een goddelijk leven gaan leiden; het leven van Christus - de goddelijke natuur - kan zich in jóuw sterfelijk lichaam gaan openbaren! 2 Kor. 4:10-11, 2 Petr. 1:4. Voorwaarde is dat je ook zijn sterven - de kruisdood van de oude mens - te allen tijde, de ganse dag, in je omdraagt. Dat is de lichte last en het zachte juk van Jezus Christus: ‘Want de lichte last der verdrukking van een ogenblik bewerkt voor ons een alles verre te boven gaand, eeuwig gewicht van heerlijkheid, daar wij niet zien op het zichtbare, maar op het onzichtbare; want het zichtbare is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig.’ 2 Kor. 4:17-18. Daar waar Gods Geest de offers aanwijst, kan ik mij vernederen onder zijn machtige hand: ‘God, hier ben ik, om Uw wil te doen, ook al kost dat mijn tijd, mijn geld, mijn eigen goed geregelde leventje, en zelfs mijn eigen gedachten.’ Niet mijn wil, maar de Uwe geschiedde: Dat was ook Jezus’ strijd, (Matt. 26:36-46, Heb. 5:7-10, Heb. 10:7) en ik kan deel krijgen aan datzelfde lijden. En dat lijden is licht omdat ik weet dat ik dan ook zal delen in zijn verheerlijking! Rom. 8:17-18.
Ik geloof: Ik ben uit God geboren. Ik heb de oude mens afgelegd en de nieuwe mens aangedaan. Ik merk de honger van de oude mens, ik merk de begeerten van het vlees. Maar ik hoef er niet aan toe te geven - het is voor mij voltooide tijd. Afgelopen. Afgelegd. Definitief. De oude mens is als een jas die ik uit heb getrokken en vèr weg heb gegooid. Op het moment dat ‘ie aandacht wil, kan ik in Gods kracht zeggen: ‘Afgelopen, jij hoort aan het kruis.’ Als ik datgene doe wat ik nÃet wens, dan bewerk Ãk het niet meer, maar de zonde die in mij woont. Rom. 7: 17,20. Die oude mens, die nog niet dood is, maar die ik wèl heb afgelegd - het is immers niet meer mijn gezindheid om te zondigen. Ik haat het. Het vlees hangt aan het kruis. Met wetteloosheid heb ik niets van doen (1 Joh. 3) - immers naar mijn inwendige mens verlustig ik in mij in de wet Gods. Maar in mijn leden zie ik een andere wet, die mij krijgsgevangene maakt van de wet der zonde. Rom. 7. Gelukkig is daar Jezus Christus die mij bevrijdt van dit lichaam! Want de wet van de Geest des levens heeft mij in Christus vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Rom. 8:2. Ook dat staat in de voltooide tijd! En in Hem ben ik een nieuwe schepping - een nieuwe mens. Een mens uit God geboren. En dat mag ik elke dag, elk moment opnieuw bevestigen - zo ook nu. Ik belijd mijn hoop, en die hoop houd ik onwankelbaar vast (Heb. 10:22-24).
‘Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping: het oude is voorbijgegaan en zie, het nieuwe is gekomen.’ 2 Kor. 5:17.
Dit is niet slechts theorie! Gods Woord is geen theorie, het is een levendgemaakt Woord. Het is Christus Jezus zèlf, geopenbaard in het vlees. Ik heb de prijs nog niet verkregen, ik ben niet volmaakt, maar ik jáág naar het doel! En dat doel is mijn vereniging met Christus. Ik struikel nog, ik worstel met de zonde, ik word nog krijgsgevangen genomen, maar Christus is het die mij bevrijdt en nÃets kan mij weerhouden te jagen naar dat doel! Ik kan mijn handen opheffen en mijn knikkende knieën strekken en doorgaan, in de volle verzekerdheid des geloofs!
‘Zo kennen wij dan vanaf nu aan niemand naar het vlees. Indien wij al Christus naar het vlees gekend hebben, thans niet meer.’ 2 Kor. 5:16.
Ik wil jullie niet kennen naar het vlees! Ik wil niet weten hoe je was in het verleden, ik wil niet weten hoe vaak je struikelt op de weg der heiliging, maar ik wil je gezindheid leren kennen, je geest leren kennen, want dan kunnen wij elkaar opbouwen in - zoals er staat - ons allerheiligst geloof. Ik wil Paulus niet kennen naar het vlees. Ik wil Petrus niet kennen naar het vlees. Het menselijke vlees is totaal onbelangrijk in Gods ogen - het gaat hoe dan ook verloren! We moeten zien op het onzichtbare, niet op het zichtbare, want het zichtbare (het vlees) is tijdelijk, maar het onzichtbare is eeuwig. 2 Kor. 4:16-17.
En ik kan Christus niet eens kennen naar het vlees omdat enkel de discipelen Hem zo kenden (zijn karakter) - en dan nog had het vlees in geen enkel geval de overhand. Gods Geest had de macht in Christus’ leven. De zonden in het vlees waren veroordeeld. Rom. 8:3. Ik ken Christus naar de geest - de Heilige Geest, die in mijn hart woning heeft gemaakt. En het is mijn doel Hem steeds beter te leren kennen naar die Geest, zodat ik één van geest kan zijn met Hem, in alle omstandigheden!
Laten we het geestelijke met het geestelijke vergelijken en door de Geest de diepten Gods onderzoeken. 1 Kor. 2:10-16. Laten we het vlees gekruisigd houden en elkaar kennen naar de geest. Want de Geest zal met onze geest getuigen dat wij kinderen Gods zijn Rom. 8:16. Het is ook slechts geestelijk te begrijpen! ‘Gij daarentegen zijt niet in het vlees, maar in de Geest, althans, indien de Geest Gods in u woont.’ Rom. 8:9. Als je gericht bent op het vleselijke, op het zichtbare, dan is er een bedekking voor je ogen. 2 Kor. 3:12-18.
Wat ik schrijf is niets anders dan een oordeel over mijn eigen vlees - de gehele bijbel is een oordeel over mijn vlees. Immers, het woord Gods is een levend en krachtig tweesnijdend zwaard dat vaneenscheidt ziel en geest, gewrichten en merg, en het schift overleggingen en gedachten des harten. Heb. 4:12. Nu gaat het erom dat ik erken dat ik zwak ben, dat ik mij verneder onder Gods hand, en dat het woord Gods - zijn zaad - in mij blijft, en dat ik vrucht draag, deels honderd, deels zestig-, deels dertigvoud. Matt. 13:23. Dit is de vrucht van de Geest. Gal. 5:22-24.
‘Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem, en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren.’ 1 Joh. 3:9.
Geen enkel geschrift maakt levend, slechts Gods woord maakt levend - door zijn Geest.
Hartelijke groeten en Gods zegen, Rose.
P.S. lees alle teksten er op na!
[Veranderd op 16/9/02 door roseline]
Beste Roseline,
Je vroeg wat zondigen is. Welnu, dat is het overtreden van de wet Gods. (1 Joh. 3:4).
Ook de wedergeborenen zondigen nog, maar niet in die zin dat ze zich begeven tot een kwaad en zondig leven, die laten de zonde over zich niet heersen.
Maar wel vallen ook de ware gelovigen soms wel in zonden, 1 Kon. 8:46; Ps. 19:13; Spreuk. 20:9; Jak. 3:2 (Jak. 2:10; 1 Joh. 1:10; 1 Joh. 2:1.
Uitleg van 1 Joh. 3:6:
Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet gekend.
Door het woord zondigen en de zonde doen, verstaat Johannes dan hier hetgeen Paulus noemt wandelen naar het vlees, Rom. 8:1, en dienstknechten der zonde zijn, Rom. 6:17. Zie ook Joh. 8:34.
Je vroeg wat zondigen is. Welnu, dat is het overtreden van de wet Gods. (1 Joh. 3:4).
Ook de wedergeborenen zondigen nog, maar niet in die zin dat ze zich begeven tot een kwaad en zondig leven, die laten de zonde over zich niet heersen.
Maar wel vallen ook de ware gelovigen soms wel in zonden, 1 Kon. 8:46; Ps. 19:13; Spreuk. 20:9; Jak. 3:2 (Jak. 2:10; 1 Joh. 1:10; 1 Joh. 2:1.
Uitleg van 1 Joh. 3:6:
Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet gekend.
Door het woord zondigen en de zonde doen, verstaat Johannes dan hier hetgeen Paulus noemt wandelen naar het vlees, Rom. 8:1, en dienstknechten der zonde zijn, Rom. 6:17. Zie ook Joh. 8:34.
Beste Refojongere,
!! N.B. Don't attack me now! Daarom ga ik ook in op het begrip 'zondigen'! Wat je hieronder idd. goed uitlegt.
Ja dat kan inderdaad een wedergeborene overkomen. Paulus noemt dat ook wel werkingen des lichaams - Rom. 8:13.
Duidelijk is dat het dan gaat om wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. Rom. 7:19.
Maar de zonde doen kan een uit God geborene niet. Een ieder die uit God geboren is kan niet zondigen. Want een ieder die zondigt, is zelfs uit de duivel.
Vandaar ook dat ik inga op wat de bijbel zegt over het begrip 'zondigen'. En daaronder versta ik - met Johannes - het doen van zonde.
Niet het vallen in zonde, het struikelen, of het krijgsgevangen genomen worden door de zonde.
Wanneer wandel je naar het vlees?
Heb je dan de gezindheid (NBG) van het vlees, of die van de Geest? (Romeinen 8). Doe je dan de wetteloosheid, of verlustigt je inwendige mens zich in Gods wet? (Romeinen 7).
Galaten 5 spreekt daar ook over.
En laat de zonde over zich heersen, zijn gezindheid is die van het vlees. Romeinen 8.
Dus volgens de bijbel (aangehaald: Jezus Christus, Paulus en Johannes) is zondigen, of de zonde doen:
Wanneer je de wetteloosheid doet, d.w.z. Gods wet bewust overtreedt, en daarmee in dienst staat van de zonde, een slaaf der zonde bent. Je staat niet aan de kant van God, maar aan de kant van het vlees. Je hebt de gezindheid (NBG) van het vlees.
Dit is niet mogelijk voor iemand die uit God geboren is.
Groeten, Rose.
[Veranderd op 7/2/03 door roseline]
Zondigen is wetteloosheid, inderdaad volgens 1 Joh. 3:4. (NBG).Origineel geplaatst door Refojongere
Beste Roseline,
Je vroeg wat zondigen is. Welnu, dat is het overtreden van de wet Gods. (1 Joh. 3:4).
Een ieder die de zonde doet is een slaaf der zonde. Joh. 8:34. Een ieder die de zonde doet, is uit de duivel. 1 Joh. 3:8 Een ieder die uit God geboren is, kan niet zondigen. 1 Joh. 3:9.Ook de wedergeborenen zondigen nog, maar niet in die zin dat ze zich begeven tot een kwaad en zondig leven, die laten de zonde over zich niet heersen.
!! N.B. Don't attack me now! Daarom ga ik ook in op het begrip 'zondigen'! Wat je hieronder idd. goed uitlegt.
In zonde vallen? Bedoel je struikelen, of zoals Paulus dat zo beeldend omschrijft in Romeinen 7:23 krijgsgevangen genomen worden door de zonde?Maar wel vallen ook de ware gelovigen soms wel in zonden, 1 Kon. 8:46; Ps. 19:13; Spreuk. 20:9; Jak. 3:2 (Jak. 2:10; 1 Joh. 1:10; 1 Joh. 2:1.
Ja dat kan inderdaad een wedergeborene overkomen. Paulus noemt dat ook wel werkingen des lichaams - Rom. 8:13.
Duidelijk is dat het dan gaat om wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. Rom. 7:19.
Maar de zonde doen kan een uit God geborene niet. Een ieder die uit God geboren is kan niet zondigen. Want een ieder die zondigt, is zelfs uit de duivel.
Vandaar ook dat ik inga op wat de bijbel zegt over het begrip 'zondigen'. En daaronder versta ik - met Johannes - het doen van zonde.
Niet het vallen in zonde, het struikelen, of het krijgsgevangen genomen worden door de zonde.
In Romeinen 8:1 staat iets anders, maar idd. staat verderop in Romeinen 8 daar veel over.Uitleg van 1 Joh. 3:6:
Een iegelijk, die in Hem blijft, die zondigt niet; een iegelijk, die zondigt, die heeft Hem niet gezien, en heeft Hem niet gekend.
Door het woord zondigen en de zonde doen, verstaat Johannes dan hier hetgeen Paulus noemt wandelen naar het vlees, Rom. 8:1
Wanneer wandel je naar het vlees?
Heb je dan de gezindheid (NBG) van het vlees, of die van de Geest? (Romeinen 8). Doe je dan de wetteloosheid, of verlustigt je inwendige mens zich in Gods wet? (Romeinen 7).
Galaten 5 spreekt daar ook over.
Slaven der zonde (NBG), want een ieder die de zonde doet - zoals in 1 Joh. 3:4 beschreven - die is een slaaf der zonde.en dienstknechten der zonde zijn, Rom. 6:17. Zie ook Joh. 8:34.
En laat de zonde over zich heersen, zijn gezindheid is die van het vlees. Romeinen 8.
Dus volgens de bijbel (aangehaald: Jezus Christus, Paulus en Johannes) is zondigen, of de zonde doen:
Wanneer je de wetteloosheid doet, d.w.z. Gods wet bewust overtreedt, en daarmee in dienst staat van de zonde, een slaaf der zonde bent. Je staat niet aan de kant van God, maar aan de kant van het vlees. Je hebt de gezindheid (NBG) van het vlees.
Dit is niet mogelijk voor iemand die uit God geboren is.
Groeten, Rose.
[Veranderd op 7/2/03 door roseline]
Wil je werkelijk een discussie over wedergeboorte?
Ik wilde ff de mensen uit het O.T. laten rusten voor alle duidelijkheid (ookal hadden zeer zeker een groot geloof, ze zijn m.i. niet wedergeboren), voordat we weer afdwalen van het bijbelse 'zondigen'. Pas als het begrip 'zondigen' duidelijk is, begrijpen we waarom Paulus schreef:
God bewijst echter zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren (v.t.), voor ons gestorven is. Rom. 5:8.
[Veranderd op 7/2/03 door roseline]
Ik wilde ff de mensen uit het O.T. laten rusten voor alle duidelijkheid (ookal hadden zeer zeker een groot geloof, ze zijn m.i. niet wedergeboren), voordat we weer afdwalen van het bijbelse 'zondigen'. Pas als het begrip 'zondigen' duidelijk is, begrijpen we waarom Paulus schreef:
God bewijst echter zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren (v.t.), voor ons gestorven is. Rom. 5:8.
[Veranderd op 7/2/03 door roseline]