Long Reads

KDD
Berichten: 2059
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Long Reads

Bericht door KDD »

Ik bene een beetje verbaasd wat er allemaal gezegd wordt over die stukje dat ik gepost hebt. Het is niets anders dan wat Paulus schreef in Romeinen 7:

14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16 En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.


Hopelijk is dit geen vreemde taal.
-DIA-
Berichten: 33921
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Long Reads

Bericht door -DIA- »

KDD schreef: 03 dec 2024, 14:26 Ik bene een beetje verbaasd wat er allemaal gezegd wordt over die stukje dat ik gepost hebt. Het is niets anders dan wat Paulus schreef in Romeinen 7:

14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16 En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.


Hopelijk is dit geen vreemde taal.
Hopelijk gaat het verder goed. Ik vindt het echt jammer dat dit zo mooie topic zo vervuild raakt. Het is meer om te lezen en te leren dan om te reageren, zo lijkt me. Wil men dan toch reageren, dan zou dat mijns inziens beter in daarvoor bestemd topics kunnen, eventueel met verwijzing naar hier.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 19448
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Long Reads

Bericht door helma »


KDD schreef:Ik bene een beetje verbaasd wat er allemaal gezegd wordt over die stukje dat ik gepost hebt. Het is niets anders dan wat Paulus schreef in Romeinen 7:

14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16 En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.


Hopelijk is dit geen vreemde taal.
Nee, dat is door genade geen vreemde taal. Maar in het stukje wat je poste lijkt het alsof juist dat 'ik ellendig mens' verheerlijkt wordt in zijn wangestaltes en er niet dat inwendige vermaak is naar de inwendige mens.
Maar misschien heb ik dat verkeerd begrepen.
-DIA-
Berichten: 33921
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Long Reads

Bericht door -DIA- »

helma schreef: 03 dec 2024, 14:43
KDD schreef:Ik bene een beetje verbaasd wat er allemaal gezegd wordt over die stukje dat ik gepost hebt. Het is niets anders dan wat Paulus schreef in Romeinen 7:

14 Want wij weten, dat de wet geestelijk is, maar ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde.
15 Want hetgeen ik doe, dat ken ik niet; want hetgeen ik wil, dat doe ik niet, maar hetgeen ik haat, dat doe ik.
16 En indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo stem ik de wet toe, dat zij goed is.
17 Ik dan doe datzelve nu niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
18 Want ik weet, dat in mij, dat is, in mijn vlees, geen goed woont; want het willen is wel bij mij, maar het goede te doen, dat vind ik niet.
19 Want het goede dat ik wil, doe ik niet, maar het kwade, dat ik niet wil, dat doe ik.
20 Indien ik hetgene doe, dat ik niet wil, zo doe ik nu hetzelve niet meer, maar de zonde, die in mij woont.
21 Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt.
22 Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;
23 Maar ik zie een andere wet in mijn leden, welke strijdt tegen de wet mijns gemoeds, en mij gevangen neemt onder de wet der zonde, die in mijn leden is.
24 Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?
25 Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde.


Hopelijk is dit geen vreemde taal.
Nee, dat is door genade geen vreemde taal. Maar in het stukje wat je poste lijkt het alsof juist dat 'ik ellendig mens' verheerlijkt wordt in zijn wangestaltes en er niet dat inwendige vermaak is naar de inwendige mens.
Maar misschien heb ik dat verkeerd begrepen.
Korte en laatste reactie. Dat laatste gebeurt zeker in de praktijk wel. Dat 'ik ellendig mens' wordt wel eens in boosheid wordt misbruikt. Aan boosheid of ergernis is heel veel te zien. In de ware zin merken we zelfverfoeiing, en daarin spreekt (en dat voel je echt wel) geen boosheid maar droefheid.
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
Refiosi
Berichten: 259
Lid geworden op: 02 jan 2014, 16:23

Re: Long Reads

Bericht door Refiosi »

Herman schreef: 03 dec 2024, 08:21
Refiosi schreef: 03 dec 2024, 07:56 Hij houdt zijn volk arm.
De teneur van je post vind ik wat eenzijdig. Ik neem dit er dan als kern uit. Ongetwijfeld zal je bijbelse noties van deze waarheid kunnen aandragen. Maar de kern van bijbelse en geestelijk armoede zie ik meer terug in 'armen heeft Hij met goederen vervuld en rijken ledig weggezonden'. Neem dat samen met de tekst van Paulus die spreekt 'als niets hebbende en nochtans alles bezittende'. De geestelijke paradox van een christen is niet dat hij arm wordt gehouden. De paradox is dat hij arm is, maar geestelijk in Christus oneindig rijk.
We blijven een verschil houden. De ware geestelijke ootmoed is telkens inzien wie ik ben tegenover God. En dan het grote wonder dat God toch naar je om wil zien. Hij zal Zijn volk laten groeien… in zelfkennis… (en ook in Godskennis en Christuskennis, zie mijn op één na laatste alinea)

Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde…

Helma begrijpt mij (en ds Spaans) ook niet denk ik. Het gaat er niet om dat de verloren zoon het telkens over zijn eertijds had. Het gaat erom dat hij na zijn gelukkige terugkeer toch telkens weer zal moeten inleven dat hij nog steeds die oude mens rondzeult.

Ja in Christus oneindig rijk. Maar hij kan niet leven uit een verkregen weldaad maar moet dagelijks weer de toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Maar telkens door eigen schuld weer weg te dwalen bij Christus vandaan. En dan te mogen ervaren dat God nooit laat varen wat Zijn Hand begon. Hij zorgt ervoor dat de nood zo onhoudbaar wordt, om ze er weer eens bovenuit te tillen en opnieuw te leren dat alles in Christus is.

Het lust me verder niet om van deze tere zaken een strijdpunt te maken. Ben wel verblijd om herkenning te ervaren bij wat KDD schrijft.
Gebruikersavatar
helma
Berichten: 19448
Lid geworden op: 11 sep 2006, 10:36
Locatie: Veenendaal

Re: Long Reads

Bericht door helma »

Ik dacht eerst nog zal ik schrijven dat het zo erg is dat die gevonden zoon toch soms nog zo'n hang heeft naar die varkensstal. Onbegrijpelijk toch.
Maar dan leg ik ook dingen in de gelijkenis die er niet staan.

Maar dat is wel wat ik in mijn eigen leven waarneem. Dat ik zomaar weer in die varkensstal zit. En dat het een wonder is dat de Heere zo'n einindig groot geduld met me heeft. Dat ik steeds weer terug mag komen.

CvD
Berichten: 480
Lid geworden op: 26 jul 2022, 11:02

Re: Long Reads

Bericht door CvD »

Refiosi schreef: 03 dec 2024, 19:47
Herman schreef: 03 dec 2024, 08:21
Refiosi schreef: 03 dec 2024, 07:56 Hij houdt zijn volk arm.
De teneur van je post vind ik wat eenzijdig. Ik neem dit er dan als kern uit. Ongetwijfeld zal je bijbelse noties van deze waarheid kunnen aandragen. Maar de kern van bijbelse en geestelijk armoede zie ik meer terug in 'armen heeft Hij met goederen vervuld en rijken ledig weggezonden'. Neem dat samen met de tekst van Paulus die spreekt 'als niets hebbende en nochtans alles bezittende'. De geestelijke paradox van een christen is niet dat hij arm wordt gehouden. De paradox is dat hij arm is, maar geestelijk in Christus oneindig rijk.
We blijven een verschil houden. De ware geestelijke ootmoed is telkens inzien wie ik ben tegenover God. En dan het grote wonder dat God toch naar je om wil zien. Hij zal Zijn volk laten groeien… in zelfkennis… (en ook in Godskennis en Christuskennis, zie mijn op één na laatste alinea)

Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde…

Helma begrijpt mij (en ds Spaans) ook niet denk ik. Het gaat er niet om dat de verloren zoon het telkens over zijn eertijds had. Het gaat erom dat hij na zijn gelukkige terugkeer toch telkens weer zal moeten inleven dat hij nog steeds die oude mens rondzeult.

Ja in Christus oneindig rijk. Maar hij kan niet leven uit een verkregen weldaad maar moet dagelijks weer de toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Maar telkens door eigen schuld weer weg te dwalen bij Christus vandaan. En dan te mogen ervaren dat God nooit laat varen wat Zijn Hand begon. Hij zorgt ervoor dat de nood zo onhoudbaar wordt, om ze er weer eens bovenuit te tillen en opnieuw te leren dat alles in Christus is.

Het lust me verder niet om van deze tere zaken een strijdpunt te maken. Ben wel verblijd om herkenning te ervaren bij wat KDD schrijft.
Kan er helemaal mee instemmen.
Gebruikersavatar
Maanenschijn
Berichten: 5273
Lid geworden op: 01 jan 2016, 14:33

Re: Long Reads

Bericht door Maanenschijn »

Refiosi schreef:
Herman schreef: 03 dec 2024, 08:21
Refiosi schreef: 03 dec 2024, 07:56 Hij houdt zijn volk arm.
De teneur van je post vind ik wat eenzijdig. Ik neem dit er dan als kern uit. Ongetwijfeld zal je bijbelse noties van deze waarheid kunnen aandragen. Maar de kern van bijbelse en geestelijk armoede zie ik meer terug in 'armen heeft Hij met goederen vervuld en rijken ledig weggezonden'. Neem dat samen met de tekst van Paulus die spreekt 'als niets hebbende en nochtans alles bezittende'. De geestelijke paradox van een christen is niet dat hij arm wordt gehouden. De paradox is dat hij arm is, maar geestelijk in Christus oneindig rijk.
We blijven een verschil houden. De ware geestelijke ootmoed is telkens inzien wie ik ben tegenover God. En dan het grote wonder dat God toch naar je om wil zien. Hij zal Zijn volk laten groeien… in zelfkennis… (en ook in Godskennis en Christuskennis, zie mijn op één na laatste alinea)

Ik ben vleselijk, verkocht onder de zonde…

Helma begrijpt mij (en ds Spaans) ook niet denk ik. Het gaat er niet om dat de verloren zoon het telkens over zijn eertijds had. Het gaat erom dat hij na zijn gelukkige terugkeer toch telkens weer zal moeten inleven dat hij nog steeds die oude mens rondzeult.

Ja in Christus oneindig rijk. Maar hij kan niet leven uit een verkregen weldaad maar moet dagelijks weer de toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Maar telkens door eigen schuld weer weg te dwalen bij Christus vandaan. En dan te mogen ervaren dat God nooit laat varen wat Zijn Hand begon. Hij zorgt ervoor dat de nood zo onhoudbaar wordt, om ze er weer eens bovenuit te tillen en opnieuw te leren dat alles in Christus is.

Het lust me verder niet om van deze tere zaken een strijdpunt te maken. Ben wel verblijd om herkenning te ervaren bij wat KDD schrijft.
Ik denk dat een ieder hier wel mee in kan stemmen. Maar de hele gedachtenwisseling begon met een anekdote over de geestelijke lessen in de stal van kistkalveren. Die past toch echt niet zo in wat je hier schrijft.

Maar inderdaad, het zijn tere zaken.
Wie lege handen heeft, kan ze altijd vouwen.
Job
Berichten: 4245
Lid geworden op: 13 sep 2021, 08:02

Re: Long Reads

Bericht door Job »

Ad Anker schreef: 03 dec 2024, 08:33
Refiosi schreef: 03 dec 2024, 07:56 Dat vind ik jammer. Gods volk moet na ontvangen genade, zelfs na de grootste weldaden, dagelijks de toevlucht nemen tot het bloed van Christus. Dat kunnen ze niet, maar dat is wel hun verlangen en hun gang. Want ze staan zo in d’r eigen ‘vuil’. Ze bezoedelen en bezondigen het telkens weer. En tegelijkertijd wil de Heere daardoor werken. Hij houdt zijn volk arm. Zo staat het immers in Gods Woord? Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Hij moet wassen en ik minder worden.

Ik heb dit voorbeeld zelf in de preek gehoord, ik meen bij een preek over de verloren zoon (breng het gemeste kalf). Het raakte me toen omdat het zo kernachtig het leven van Gods volk weergeeft. Niet wie ze zouden moeten zijn, maar wel hoe ze zijn en wat God eraan doet om ze terecht te brengen.

En wat betreft de diervriendelijkheid: laten we wel beseffen dat het over meer dan 50 jaar terug gaat en dat het een overlevering betreft. Er zullen nogal wat nuances gemist zijn. Maar enigszins welwillend lezen kan natuurlijk geen kwaad.
Ik zie dat Herman reageert zo ik zou willen reageren. Hij houdt zijn volk arm en tegelijk oneindig rijk. Je haalt de woorden van Paulus aan uit 2 Korinthe 12: Als ik zwak ben, dan ben ik machtig. Het betekent juist dat in eigen zwakheid de kracht van Christus zich in de zondaar openbaart! Met die twee woorden spreekt Gods Woord gedurig. De veel aangehaalde tekst bijvoorbeeld: Een arm en ellendig volk, maar nochtans! vertrouwen op God. Paulus zegt dat in 1 Korinthe 2 ook, aan het begin van het hoofdstuk: Ik was bij u in veel zwakheid, beven en vreze, mijn rede was in betoning van geest en van kracht, opdat uw geloof zou zijn in de kracht Gods. En Johannes zegt inderdaad: Hij moet wassen, ik minder worden. De heerlijkheid van Christus moet alle aandacht krijgen!

Zo'n stuk van ds. Lamain is dan net niet het voorbeeld zoals het zou moeten zijn. Maak geen gestalte van geestelijke armoede. Dat is zelfbedoeling en onteert God. Ons hart moet gericht zijn op Christus.
Een mooi maar moeilijk onderwerp, omdat het zo'n gepolariseerd thema is. Ik merk bij sommigen in mijn eigen omgeving dat er zoveel angst is gekomen voor een gearriveerd christendom dat twijfel en armoede hét kenmerk van het ware werk zijn geworden. Hoewel het zeker een kenmerk is, gaat er daar toch iets scheef. Mensen die rijk zijn aan armoe maar daar genoegen mee nemen, dat is niet tot eer van een God Die álles, ja zelfs Zijn Zoon heeft gegeven om mensen rijk te maken.
Gebruikersavatar
Adagio
Berichten: 1048
Lid geworden op: 22 feb 2018, 15:06

Re: Long Reads

Bericht door Adagio »

Ad Anker schreef: 03 dec 2024, 08:33 Maak geen gestalte van geestelijke armoede.
Ja. Medicijn tegen zelfbeklag: Micha 6:8 "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?" Dan vraagt de leerling: Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken.
Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.

Mensen stoppen mensen nog steeds met gemak in een hokje. Fora zijn soms te klein. Ik heb dus geen moeite met de (hoewel oude) beeldspraak van ds. Lamain.
Gebruikersavatar
Ad Anker
Moderator
Berichten: 11538
Lid geworden op: 28 feb 2012, 11:11

Re: Long Reads

Bericht door Ad Anker »

Adagio schreef: 03 dec 2024, 23:10
Ad Anker schreef: 03 dec 2024, 08:33 Maak geen gestalte van geestelijke armoede.
Ja. Medicijn tegen zelfbeklag: Micha 6:8 "Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is; en wat eist de HEERE van u, dan recht te doen en weldadigheid lief te hebben, en ootmoediglijk te wandelen met uw God?" Dan vraagt de leerling: Waarom laat ons dan God alzo scherpelijk de tien geboden prediken, zo ze toch niemand in dit leven houden kan?
Eerstelijk, opdat wij ons leven lang onzen zondigen aard hoe langer hoe meer leren kennen, en des te begeriger zijn om de vergeving der zonden en de gerechtigheid in Christus te zoeken.
Daarna, opdat wij zonder ophouden ons benaarstigen, en God bidden om de genade des Heiligen Geestes, opdat wij hoe langer hoe meer naar het evenbeeld Gods vernieuwd worden, totdat wij tot deze voorgestelde volkomenheid na dit leven geraken.

Mensen stoppen mensen nog steeds met gemak in een hokje. Fora zijn soms te klein. Ik heb dus geen moeite met de (hoewel oude) beeldspraak van ds. Lamain.
Volgens mij volgt hier een goed gesprek over een uitspraak van wijlen ds. Lamain. Er wordt niet lelijk gedaan ofzo, al zijn er wel vragen over. Ik vind het dan altijd wat lastig dat er termen komen van 'in een hokje', 'fora soms te klein'.
Verder je lessen uit Micha 6 en de HC zijn behartenswaardig, weer telkens die twee woorden. Helemaal eens.
KDD
Berichten: 2059
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Long Reads

Bericht door KDD »

Ds. J. van der Kemp schreef: Omdat ik nu wat tijd beschikbaar heb, wil ik tot verduidelijking zeggen:
A. Hoe de Heere er Zijn volk van verzekert, dat het door Hem is uitverkoren, geliefd en begenadigd tot eeuwige zaligheid.
1. Soms zal Hij Zijn kinderen duidelijk, levendig en gevoelig naar het hart spreken: de ene keer boezemt Hij hun eens de een of andere tekst in het hart, met zoveel licht, levendigheid en kracht, dat de ziel ten volle Zijn liefde tot zich gewaar wordt en zich daardoor zo verzekerd vindt, dat er niet de minste twijfel meer over blijft. Het is of ze God Zelf tot hen horen zeggen: ‘Ik ben uw Heil’ (Psalm 35:3), ‘Zoon uw zonden zijn u vergeven’ (Markus 2:5), ‘Ik ken u bij name’, en ook ‘Gij hebt genade gevonden in Mijn ogen’ (Éxodus 33:12).
De pas-beginnenden zijn dat niet gewend, weten bijna niet wat dat zeggen wil en of zo’n tekst in de Bijbel staat of niet, maar omdat zulke woorden met zoveel licht en met zo’n nadruk zo diep in het hart indalen en dat, onder Gods wonderlijke liefde, met zoveel kracht in beslag en gevangen nemen, kunnen zij er niet aan twijfelen: het is de Heere Die tot hen die woorden spreekt.
Of op een andere tijd laat Hij hen wel de beginselen van de eeuwige vreugde in het hart gevoelen. De kracht van Zijn weldaden en goederen van het genadeverbond drukt Hij bij hen in het hart af, dat Hij ze liefgehad heeft met een eeuwige liefde en daarom getrokken heeft met goedertierenheid. Hij doet hen duidelijk met veel licht en warmte zien, dat Jezus voor hen in hun plaats geleden heeft, ‘Ze zien Wie ze doorstoken hebben’ (Zacharía 12:10).
De uitnemendheid van Gods liefde door hun zonde te vergeven, hen tot Zijn kinderen en erfgenamen te maken, en hun een levende hoop van een onbegrijpelijke zaligheid te geven, doet de Heere hun als hun God zo gevoelen, dat ze als verrukt buiten zich gevoerd en in Zijn liefde als verzwolgen worden. Hij kust hen met de kussen van Zijn mond, brengt ze in Zijn binnenkamer, voert ze in het wijnhuis, Zijn liefde is de banier over Zijn bruid (Hooglied 1 en 2). De mensenkinderen, die de toevlucht nemen onder de schaduw van Zijn vleugelen, worden dronken van de vettigheid Zijns Huizes, Hij drenkt ze uit de beken Zijner wellusten (Psalm 36). De overwinnaar geeft Hij te eten van het Manna, dat verborgen is, en Hij geeft hem een witte keursteen, op de keursteen is een nieuwe naam geschreven, welke niemand kent, dan die hem ontvangt (Openbaring 2:17).
Ziet, zo verzekert de Heere wel Zijn gunstgenoten. Want ‘de hoop’, zegt Paulus (Romeinen 5:5), ‘beschaamt niet, omdat de liefde van God in onze harten uitgestort is door de Heilige Geest Die ons gegeven is’. Maar op zo’n wijze verzekert de Heere al Zijn kinderen niet en ook niet altijd, zoals de ervaring leert, in het bijzonder aan diegenen die er hun werk van maken zielen te behandelen en te besturen.
Sommige gelovigen sterven wel zonder dat ze eens in heel hun leven op zo’n gevoelige en krachtige wijze zijn verzekerd geworden. Anderen hebben die maar eens in hun hele leven of zeer zelden; de één bij zijn eerste bekering, de ander eens na een diepe verootmoediging of zware droefheid over het een of ander droevig ongeval naar ziel of lichaam.
Sommigen worden eens liefelijk omhelsd op het ziekbed en wensen zo met volle zeilen naar de eeuwigheid te reizen. Dit verkrijgt de één wel maar de ander niet. Weer anderen worden zo met levendige verzekering bearbeid tijdens hun aanhouden, worstelen en bidden of ook wel onder de bediening van het Woord en de Sacramenten, want ‘Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk’ (Hooglied 1:12).
Het is daarom zeer onterecht, dat sommige mensen, omdat ze dit niet ondervonden hebben, ontkennen, dat God zo zijn uitverkorenen bewerkt en verzekert. Want behalve dat vele pas-beginnende gelovigen met hun bevinding zulke mensen beschaamd zouden zetten, leert ons Gods Woord dit in de genoemde verzen van de Bijbel.
Of zouden die woorden alleen maar gesproken zijn voor het volk dat toen leefde, toen die zaken uitgesproken en opgeschreven zijn?
Of zijn ze alleen van toepassing op die mensen, tot wie Jezus, Zijn profeten en apostelen direct spraken, en ook niet op ons, op welke de einden der eeuwen gekomen zijn? ‘Want al wat tevoren geschreven is, dat is tot onze lering tevoren geschreven, opdat wij door lijdzaamheid en vertroosting der Schriften hoop hebben zouden’ (Romeinen 15:4).
Moet ik, terwijl ik in de Bijbel lees of hoor preken, en al de goede en troostrijke beloften die aan het geloof, de hoop, de liefde en de heiligmaking gedaan zijn, mij niet aantrekken en op mij toepassen, als ik het geloof, de hoop, de liefde en de heiligmaking in waarheid beoefen? Ja toch! Of moet ik denken, dat God nu niet meer, zoals in oude tijden, Zijn Woord met Zijn Geest gepaard laat gaan?
Hebben dan nu de toezeggingen die aan de Kerk van het Nieuwe Testament gedaan zijn, namelijk dat Jezus met hen zou zijn, ‘al de dagen tot de voleinding der wereld’ (Mattheüs 28:20) een einde?
Wordt met het Hooglied van Salomo niet de gehele Kerk van het Oude en het Nieuwe Testament bedoeld? Of laat ik zeggen, zoals sommigen willen, alleen, en dan vooral op een profetische wijze, de Kerk van het Nieuwe Testament? En heeft men in dat lied niet de krachtigste uitdrukkingen van Jezus’ aller-tederste liefde voor Zijn Bruid? Of zou men al die ziel-strelende uitdrukkingen alleen op enige uitwendige gevallen van de Kerk moeten toepassen?
Want, die weet wat het is, in Jezus’ schoot aan te zitten. En wie de kracht der spreekwijzen wil opvolgen, zal dat geestelijke lied niet zo letterlijk nemen, of hij moet met een zwaar vooroordeel bezet zijn tegen bijna alles wat men in het Oude Testament vindt, en profetisch en afschaduwend is.
En als men dit al toestaat, dan heeft men echter bewijs genoeg, dat ook nu de Heere God Zijn lievelingen wel zo duidelijk, krachtig en gevoelig verzekert, zoals eerder gezegd is.
Want Hij belooft Zijn geestelijk Israël te lokken, in de woestijn te voeren, naar het hart te spreken, enz. (Hoséa 2:13-14), de vermoeide zielen dronken te maken, enz. (Jeremía 31:25). En Jezus’ grote goed en schoonheid, Zijn koren en most zouden de jongelingen en jonkvrouwen sprekende maken (Zacharía 9:17). Belooft de Heiland niet aan al Zijn liefhebbers, dat Hij met Zijn Vader bij hen zou komen en woning bij hen zou maken? (Johannes 14:21-23). Het verborgen Manna en de witte keursteen met Zijn naam is beloofd aan elke overwinnaar (Openbaring 2:17).
U bent er misschien over verbaasd, dat ik u (die zo’n levendige verzekering uit Gods woord en de bevinding van vele godzaligen, die u kent, staande houdt), deze dingen zeg. Maar ik acht dat nodig, omdat de satan, het ongelovige hart en de wereld soms wel lachen om de ziel die dergelijke gevoelens heeft, hoezeer het ook naar Gods Woord is, alsof het slechts verbeelding en een eigen bedenksel is. Hierdoor wordt men dan weerhouden van het strijden en worstelen om het goede van Gods huis. En als men het genoten heeft, zal de grote vijand door zulke aanvallen de ziel wel zwaar in beroering brengen, haar de bevinding afhandig maken en zo in verwarring brengen, dat ze zal weigeren getroost te worden.
KDD
Berichten: 2059
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Long Reads

Bericht door KDD »

ds. G. van Reenen schreef: Bart. En „als er geen profetie is, wordt het volk ontbloot”, zegt Salomo (Spr. 29 : 18). Daar laat de band der liefde los. Daar verbleekt de lieflijkheid der Naomi’s. Daar zwijgen de zangers, of zij zuchten: „Niet één Profeet is ons tot troost gebleven; geen sterv’ling weet hoe lang dit duren zal”. Daar verbreekt de staf lieflijkheid en samenbinders. Daar gaat elk zijn eigen opvattingen aankleven.

Kees. „In die dagen was er geen Koning in Israël; een iegelijk deed wat recht was in zyne oogen”; leest men herhaaldelijk in het boek der Richteren.

Bart. Ons kerkelijk leven is een leven dat voedsel noodig heeft — het moet onderhouden worden door de zuivere, levende verkondiging van de Wet en het Evangelie, anders is het niet goed.

Kees. Er moet gestadig olie in de lamp vloeien of het licht gaat uit, hé?

Bart. Wij zijn juist als een steen, altijd geneigd om in de aarde te zinken.

Kees. „Hoe kleeft mijn ziel aan ’t stof”, zegt de lieflijke in psalmen.

Bart. Daarom hebben we elken Zondag noodig, dat we weer opgeheven worden. We zijn als dwalende schapen, wij dwalen gedurig van den weg der waarheid af, elken rustig moet ons waarheidsgevoel weer recht gezet.

Kees. Ja, Bart, de Zondag moet zooveel vergoeden voor wat men in de week ontbeert. Er zijn er, die in de week hard moeten werken, vaak bij een onaangenamen baas of vrouw, in werkplaatsen waar gevloekt, gespot en gelasterd wordt; menschen, die een onaangenaam thuis hebben. Maar, zoo zegt dan wel zulk eene: straks is het weer Zondag; dat verzoet weer alles; dan hopen we weer kracht en voedsel voor onze ziel te vergaren; dan gaan we op tot Gods altaren. Maar dan valt het niet mee, Bart, als er dan geen waarheid in je kerk, geen brood in het broodhuis is. Dan heb ik wel eens een kind van God hooren zuchten: Heere, neem me maar weg, haal U me alstublieft maar thuis? Hier heb ik toch niets meer.

Bart. Ja, jongen, dat is waarlijk een moeilijke tijd. En die tijden beleeft toch de kerk, elke gemeente wel. Dat doet de Heere; Hij breekt dien staf des broods wel. Hij doet dat wel, als men Zijn knechten kwaad bejegent, ook wel, als men er een afgod van maakt. Soms, omdat men er geen gift Gods in ziet.

Kees. Nu, ’t is je me wat Als je Zondags in je kerk komt, vermoeid van den strijd des levens, en je hoofd duizelt dan van een mooie rede, daar geen zielevoedsel in zit; of een halve waarheid; of een waarheid die als kiezelsteenen naast je neer valt. Ik heb behoefte, dat men de waarheid — maar óók, dat men mijn hart verklaart, Bart.

Bart. ’t Is erg Kees! Maar dit is toch nog het ergste niet.

Kees. ’t Kan haast al niet erger!

Bart. Ja wel. ’t Kan nog erger. Er is ook:
Een honger naar God.
Als we geestelijk gebrek lijden, waarlijk, dat is een moeilijke tijd bij uitnemendheid. En zulke tijden worden er door Gods kinderen wel beleefd. Dagen, dat de Midianieten en de Amelekieten op het veld van ons hart alles afoogsten.

Kees. Wat verstaat u onder die Midianieten en die Amelekieten?

Bart. Ik zou daaronder willen verstaan: de zonden — het ongeloof — de zorgen en de beslommeringen des aardschen levens — en dan de wereld — en dat wantrouwen — en de satan. . . .

Kees. Dat is zeker de generaal van die bende van vijanden?

Bart. Dat zijn van die geestelijke opeters, die al het kruid van ware Godsvrucht uit ons hart weg eten.

Kees. Aan den wijnstok groeien wel wilde ranken, die noemt men dieven, omdat zij de sappen van het vruchthout wegstelen.

Bart. Ja, zoo zijn nu ook die zonden, en die zorgen, dat ongeloof en dat wantrouwen. Dat berooft ons van onzen troost, van onze vreugde en vrede. Door al die ellendigheden komt het, dat ons geestelijke leven kwijnt. Dan is er kaalheid voor haarvlechten; omgorden des zaks in plaats van onze sierlijke kleeding; dan is er klagen inplaats van roemen in den Heere; dan zingen we treurzangen inplaats dat de verheffingen Gods in onze keel zijn; en dan verbleekt de schoonheid en de lieflijkheid van de Naomi’s.

Kees. Ik hoor tegenwoordig bij Gods volk weinig lofzangen, én geen klaagliederen, Bart.

Bart. Ja, jongen! Dat komt, omdat men er geen erg in heeft, dat het zoo droevig met ons gesteld is. ’t Is zoo gelukkig, als de ziel er gevoel van heeft, als er nog een treuren over is. Maar nu hebben die Midianieten in ons vrij spel, men laat het maar begaan, men teert op vroegere ervaringen, en ondertusschen worden we mager.

Kees. De Heere zegt het zelfde van Zijn Efraïm. (Hos. 7 : 9 ). Efraïm die verwart zich met de volken, Efraïm is een koek die niet is omgekeerd; vreemden verteren zijne kracht en hij merkt het niet, ook is de grauwheid op hem verspreid en hij merkt het niet. Zoo kan het toch wel inwendig ook zijn, hé?

Bart. Nu, zoo bevindt zich ook wel Gods kind. Zulke tijden, dat de vijanden van hun zaligheid den vrede en de blijdschap uit hun hart en leven rooven, dat hun hart is als de velden waren in de dagen van Elimelech en Naomi, zulke tijden beleeft ook Gods kind wel.

Kees. Als dus Gods kind zulke toestanden doorleven moet, dan is dat toch niet iets vreemds, dan is dat niet onbijbels, hé?

Bart. O neen! In de dagen toen de Richters richtten was het ook zoo, stoffelijk, kerkelijk en geestelijk.

Kees. En wat zal men er tegen doen? ’t Zijn oordeelen, ’t komt van boven, hé? Menschen doen het ons niet aan.

Bart. Neen, menschen doen het ons niet aan. ’t Zijn Gods oordeelen, daar hebt ge wel gelijk in. We kunnen dat zelf niet verhelpen. Maar, ’t zou toch wel betamelijk zijn, en het zou een voorrecht zijn, als we met die oordeelen mochten komen op het plekje waar de dichter gelegerd was toen hij zong:

En mijn geest doorzocht de reden,
Waarom God die tegenheden,
Mij in zulk een mate zond,
En wat mij te duchten stond.


Kees. Ja, dat zeg ik ook. Ik geloof ook wel, dat de Heere recht heeft om het van Zijn volk te eischen. Maar zal de Kerk, en ieder van Gods kinderen op dat plekje komen, dan zal de Heere er hen moeten brengen. Ik wil zeggen: dat den Heere er dan de eer van zal toekomen; is ’t niet zoo?

Bart. Ja, jongen, zoo is het. Bederven kunnij wij het wel, maar onze bedorven wegen en handelingen goed maken, dat kunnen wij niet.
Mocht de Heere er nog eens aan te pas komen! Mocht Hij Zijn Sion nog eens in de schuld zetten en ons verootmoedigen en de Midianieten en al die vijanden van Zijn eer en ons leven verdelgen en ons beweldadigen met een rechte honger naar God en Zijn Christus!

Kees. Verwekke de Heere ook nu nog eens een Gidion, Bart, die Israël van die vijanden verloste!

Bart. Eéne, meer dan Gideon, heeft Gods Kerk aan ’s Vaders rechterhand, Kees! En eenmaal komen we alle moeilijkheden met Hem te boven!
-DIA-
Berichten: 33921
Lid geworden op: 03 okt 2008, 00:10

Re: Long Reads

Bericht door -DIA- »

Soms denken we dat we in een zeer donkere tijd leven, maar als we dan terugzien naar vroeger, ook toen leefden we een een donkere tijd. Maar toch, er was wel verschil. Wellicht zullen sommigen dit opmerken.

Een brief uit 1981 van ds. Mallan in De Wachter Sions.
Geachte Heer H.V. te R.,
Het gebeurt wel meer dat men mij vraagt om over een bepaalde tekst iets te schrijven. Ieder zal daar zijn eigen bedoeling mee hebben. In sommige gevallen schrijft men er die niet bij. U hebt dat echter wel gedaan. Zo hebt u mij gevraagd om eens iets te schrijven over de volgende woorden uit 1 Koningen 18:42: 'maar Elia ging op naar de hoogte van Karmel en breidde zich uit voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën". U hebt mij de vraag gedaan of deze houding ook een plaats krijgt in het leven van Gods volk. Dus u hebt mij de bedoeling doen weten van uw verzoek om over deze tekst iets te schrijven.

De geschiedenis is ons allen overbekend. Elia heeft in de mogendheid des Heeren op de hoogte van de Karmel gestaan. De verschrikkelijke afgoderij die onder Israël werd bedreven, had de Heere tot toorn verwekt. Er was een tijd van grote droogte gekomen. Elia had tot Achab moeten zeggen: "Zo waarachtig als de Heere, de God Israëls leeft, voor Wiens aangezicht ik sta, indien deze jaren dauw of regen zijn zal, tenzij dan naar mijn woord". De apostel Jacobus zegt ons, dat Elia de Heere toen zelf om die droogte heeft gebeden, want we lezen in Jakobus 5:17: "Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij; en hij bad een gebed, dat het niet zou regenen; en het regende niet op de aarde in drie jaren en zes maanden".

Na die tijd van grote droogte heeft de Heere Elia de opdracht gegeven om zich aan Achab te vertonen, want de Heere zou regen geven op de aardbodem. Als Achab Elia ontmoette, maakte hij dadelijk de opmerking: "Zijt gij die beroerder Israëls?" Maar Elia heeft hem onbeschroomd geantwoord: "Ik heb Israël niet beroerd, maar gij en uws vaders huis, daarmede dat gijlieden de geboden des Heeren verlaten hebt en de Baäls nagevolgd zijt". En verder is ons de geschiedenis bekend. De zonde was de oorzaak van de beroering geweest. Het oordeel zou dan ook niet worden weggenomen of de oorzaak van de beroering moest uit de weg geruimd zijn. De vierhonderd en vijftig profeten van Baäl en de vierhonderd profeten van het bos moesten verzameld worden op de berg Karmel. Ja, het ganse volk moest getuige zijn van wat hier op de Karmel zou gebeuren. Elia heeft tot het volk gezegd: "Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de Heere God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na!" Er was dus een hinken op twee gedachten. Van de waarheid van wat de Baälprofeten verkondigden, was men dus ook niet overtuigd. Men kon het ook wel beter weten. Maar de overtuiging van de Waarheid zoals die door Elia werd verkondigd, moest met geweld worden onderdrukt, om een door Achab ingevoerde stomme beeldendienst te handhaven. Die godsdienst was voor het vlees heel wat aantrekkelijker. Ons aller beeld is in Israël te zien. We worden liever bedrogen dan eerlijk behandeld. O, dat hinken op twee gedachten! Zo kan men ook onder overtuiging over alle innerlijke verontrustingen heen nog aan de zonden willen vasthouden. Met een schreeuwende ziel en een ontwaakte consciëntie begeeft men zich soms nog naar de paden der ijdelheid. Maar de keus zal in het leven toch eens een keer moeten vallen. En dan in oprechtheid. Men zal het voor de ware God eens een keer moeten opgeven. Dan wordt het: "Kiest u heden wie gij dienen zult!" Israël had wel godsdienst, maar niet de ware godsdienst. En alle valse godsdienst is product van het werkheilig bestaan van de mens. Men brengt wel offeranden, maar aan het ware en enig geldende Offer heeft men geen behoefte.

Op de Karmel zou het blijken in welke weg er alleen verzoening was te vinden. De profeten van Baal moesten eerst tot hun god roepen. Het volk moest eerst met Baal beschaamd uitkomen. Daarna zou de Heere door het vuur van de hemel antwoorden. De mens moet eerst eens razend van wanhoop tegen het altaar van al zijn eigengerechtige offeranden zijn aangesprongen, zal de Heere hem doen weten welk Offer Hem alleen welbehaaglijk is. Als de profeten van Baal tevergeefs tot hun god hebben geroepen, dan is Elia zomaar niet gaan roepen tot zijn God. Hij heeft eerst wat anders gedaan. Hij heelde het altaar des Heeren dat verbroken was.

"En hij heeft twaalf stenen genomen naar het getal der kinderen van Jacob, tot wie het woord des Heeren geschied was, zeggende: Israël zal uw naam zijn". Gans Israël had het verzondigd. Het rijk der twee stammen zowel als het rijk der tien stammen. En de Heere werkt over de schuld niet heen. Maar al is er schuldgevoel, zo is het toch nog wat anders om schuldenaar te worden. Met schuldgevoel kunnen we het altaar des Heeren nog verbroken laten liggen. We komen niet in de breuk terecht. En dan is er ook geen plaats voor een Middelaar Die Zich voor bondsbrekers in de breuk gesteld heeft.

Elia heeft van die twaalf stenen een altaar gebouwd. Hier bleef geen hinken op twee gedachten meer over. Met een hinken op twee gedachten, staan we enerzijds naar een geloofsvereniging met Christus en anderzijds houden we aan een gestaltelijk leven vast. We komen niet in de breuk terecht. Het altaar zal echter geheeld moeten worden dat verbroken is. Zo was er alleen plaats voor de verhoring van Elias gebed. Het vuur is van de hemel gedaald en heeft het brandoffer verteerd. Het volk heeft mét het aangezicht ter aarde moeten vallen en moeten uitroepen: "De Heere is God, de Heere is God!" Daarna heeft Elia tot Achab gezegd: "Trek op, eet en drink; want er is een geruis van een overvloedige regen". Achab mocht gaan eten en drinken. Daar was het hem toch ook alleen maar om te doen. Maar Elia is op de hoogte van de Karmel gegaan en breidde zich daar voorwaarts ter aarde; daarna legde hij zijn aangezicht tussen zijn knieën.
Nu zijn we dus gekomen tot hetgeen waar u me naar gevraagd hebt. Ik heb wel even dit aanloopje moeten maken, want deze biddende houding van Elia had niets te betekenen buiten hetgeen er aan voorafgegaan was.

Uw vraag naar wat deze biddende houding van Elia ons heeft te zeggen, heeft me doen denken aan een opmerking van mijn onvergetelijke leermeester. Die heeft ook weleens als een Elia in 's landsvergaderzalen mogen staan. Ook heeft hij grote rumoerige vergaderingen geleid, waarbij hij zich als een leeuw gedroeg. En 's avonds moest hij Bijbellezing houden en was dan een lam gelijk. Maar ik heb hem weleens de opmerking horen maken: "Voor de mensen moet men soms een leeuw zijn, maar voor God moet men een lam zijn".

Welnu, dat zien we ook bij Elia. De Heere had hem wel vanuit de hemel geantwoord door het vuur te doen nederdalen en het offer te verteren, maar verder was de hemel nog gesloten. Regen was er nog niet uit de hemel neergedaald. Het oordeel was dus nog niet opgeheven. Als u in het bezit van de oude Wachters bent, kunt u nog nalezen wat destijds door ds. Aangeenbrug over deze geschiedenis is geschreven. Och geachte heer V., laat ik u mogen zeggen dat ik met weemoed aan die tijd terugdenk. De weg die we toen moesten gaan, viel ook wel niet mee, maar toch was het toen nog zo anders dan nu. Onze oude ambtsbroeder schreef wekelijks zijn leerzame stukjes over de geschiedenis van Elia en zelf mocht ik in die tijd mijn brieven schrijven en ben ik aan mijn samenspraken begonnen. Er mocht toen echter onder alles door gedurig nog wel wat regen druipen uit de hemel. We hebben wel geweten dat er een bange tijd aanstaande was en we hebben daar ook gedurig over geschreven. Maar die bange tijd is nu gekomen. God houdt de regen des Geestes in en alles getuigt van Zijn heilig ongenoegen. Het oordeel over ons land en volk is gekomen.

God blaast in al onze sociale voorzieningen en verzekeringen. We zullen weten dat we de Baal hebben gediend. Als er ooit een tijd geweest is, waarin de enkele knechten des Heeren wel geen ander plekje moeten kunnen vinden dan in de eenzaamheid, gelijk als Elia op de hoogte Van Karmel, dan is het wel deze tijd. Dan mogen ze ook hun aangezicht wel tussen hun knieën leggen. Israël had nog een Elia, die op deze wijze zich afzonderde ten goede voor zijn volk op de hoogte van de Karmel. Er is een tijd gekomen voor Israël, waarin de Heere zelfs naar een Noach, Job, Daniël, Mozes of Elia niet meer zou willen horen. Toen was het oordeel niet meer af te wenden. En ik gevoel me er gedurig toe geroepen om het te schrijven, dat het oordeel ook thans niet meer af te keren is. O bange tijd die we thans beleven! De gestalte als van een Elia is ook niet meer te vinden. De sterren, de leraars vallen ter aarde. Waar beklimt er nog een Elia de hoogte van de Karmel, om daar met zijn aangezicht tussen zijn knieën te liggen? Neen, een geheel andere houding openbaart zich over het algemeen.

En och, Elia is toch op zo'n goed plekje terecht gekomen! Hij was wel op de hoogte van Karmel, maar hij was toch dichtbij de hemel. Al was hij op de hoogte van Karmel, we lezen toch zeer opmerkelijk: "en hij breidde zich uit, voorwaarts ter aarde". De hemel is ver boven de aarde en ver boven de hoogste berg. Dus al is Elia op de hoogte van Karmel, hij is wel dichtbij de hemel in zulk een zielsgestalte, maar we zien hem zich zo diep mogelijk ter aarde neerbuigen. We zien hem zijn aangezicht verbergen tussen zijn knieën. Hij durft zijn hoofd niet meer op te heffen. Ook heft hij zijn handen niet op naar de hemel. Als een worm kruipt hij in het stof.

Op de berg Karmel heeft hij een andere houding mogen aannemen. Daar mocht hij als een gezant des Heeren staan en zo bij God vandaan voor het volk tussenbeide komen. Maar nu moest hij van de zijde van het volk vandaan tot God naderen. De Karmel is nu eenzaam en verlaten. Elia heeft nu niet veel volk om zich heen. Maar hij draagt wel de schuld van het volk. En hij kan in zichzelf niet boven het schuldige volk uitkomen. Hij breidt zich uit, voorwaarts ter aarde en legt zijn gezicht tussen zijn knieën. Wie ziet hem daar in zulk een gebedshouding? Niemand. En toch weten we dat hij daar op zulk een wijze heeft gebeden tot de Heere. En hoe weten we dat? Omdat Gods Woord het ons vermeldt. En wat zegt ons dat? Wel, dat deze gestalte van Elia de Heere aangenaam is geweest. Als geen mens hem daar gadesloeg, als hij daar zo met zijn aangezicht ter aarde lag, tussen zijn knieën, dan werd hij daar door God aanschouwd.

Voor het oog van de mensen behoeven we ons zo niet te gedragen. Er zijn er wel die allerlei grimassen voor de mensen moeten maken, maar daar behoeft men niets voor te geven. Gods volk weet ervan, dat men in de eenzame worsteling der ziel wel tot bijzondere gestalten des lichaams komt. Van benauwdheid weet men soms niet meer waar men het zoeken moet. Dan kromt zich het lichaam vanzelf en is men zeer neergebogen. Men zou niet graag zo door de mensen gezien worden. Maar voor het aangezicht des Heeren behoeft men de benauwdheid der ziel die zich als vanzelf in zulk een lichaamsgestalte openbaart, niet te verbergen. Elia lag hier eigenlijk in een zelfde houding als weleer in het lichaam van zijn moeder. Als dat gebeurt, komt de mens bij de oorzaak van alle ellende terecht. "Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen". Nu is men tot moeite geboren, kort van dagen en zat van onrust.

”Elia was een mens van gelijke bewegingen als wij". Aan dat woord van de apostel Jacobus moeten we denken, als we hem in zulk een houding des lichaams ter aarde zien liggen. Maar toch wordt ieder mens er niet toe verwaardigd, om in zulk een verbrijzeling, zelfvernietiging, bewustzijn van kleinheid, armoede, onwaardigheid en onmacht terecht te komen als die we in de lichaamshouding van Elia tot uitdrukking zien gebracht. Elia heeft het vuur niet van de hemel kunnen laten dalen, maar hij kon ook geen regen uit de hemel doen komen. Elia had geen recht in zichzelf en bezat ook niet de macht om het oordeel af te wenden. Hij kwam in de gestalte van de dichter van Psalm 85 terecht. Die dichter kon wel zeggen dat God Zijn verbolgenheid had weggenomen en Zich had gewend van de hittigheid Zijns toorns, maar toch moest hij nog vragen: "Breng ons weder, o Gods onzes heils, en doe teniet Uw toornigheid over ons. Zult Gij eeuwiglijk tegen ons toornen? Zult Gij Uw toom uitstrekken van geslacht tot geslacht? Zult Gij ons niet weder levend make, opdat Uw volk zich in U verblijdde? Toon ons Uw goedertierenheid, o Heere, en geef ons Uw heil". En dan horen we hem verder zeggen: "Ik zal horen, wat God de Heere spreken zal; want Hij zal tot Zijn volk en tot Zijn gunstgenoten van vrede spreken".

De Heere laat Zijn volk dikwijls met een onuitgewerkte zaak zitten. Onze kanttekening merkt op, dat Elia hier in zulk een houding des lichaams tot God bad om regen, terwijl de belofte er lag dat de Heere regen zou geven. Maar hier valt een biddende Elia er met zijn gebed tussenuit. Dat verraadt ons de houding van zijn lichaam. Op deze wijze wordt er niet zoveel gebeden. In deze tijd wordt er wel veel gesproken over het bidden. De vrome bidders van deze tijd kunnen echter met hun pleiten op de beloften nogal overeind blijven in hun bidden. De Heere heeft het toch beloofd? Men pleit vrijmoedig op Zijn beloften. Maar men weet er niet van, om zich eens geen houding meer te kunnen geven in het verborgen voor Gods aangezicht. Ge moet er ook nog eens over denken, dat Elia die jongen wel zevenmaal naar de zee heeft moeten doen gaan. ledere keer moest die jongen hem vertellen: "Er is niets". Als het zo gaat, dan kan men boven de Baälprofeten niet meer uitkomen. Dan ziet men zichzelf ook maar tegen het altaar springen. Men kan met de Baälprofeten gespot hebben, maar dan gaan ze de ziel van binnen bespotten. O, hoe weet de Heere toch voor zijn eigen eer te zorgen! Maar dat ziet men later maar. God wil gebroken werktuigen gebruiken. Elia mag er met de eer niet vandoor gaan. Alle roem in zichzelf ontvalt hem.

Elia zocht het goede voor de kerk. Maar met de kerk was het maar droevig gesteld. En nu was er een grote wending ten goede gekomen, maar hier bleef het werk Gods ter verlossing van Israël halverwege steken, zo het scheen. We kunnen het wel weten dat de Heere geen half werk doet. En dat doet de Heere ook niet. Dat zou Hij wel doen, als Hij de mens er niet helemaal tussenuit zou zetten. O beste vriend, ik zou u geen antwoord kunnen geven op uw vraag, als ik hier niet iets van wist. De Heere geeft ergens hoop op en verwachting voor. Hij doet het geloven en laat er ook iets van zien dat hij met Zijn volk en knechten in bepaalde omstandigheden is. Het gebed verflauwt nu. Het is of de zaak al uitgewerkt is. Maar op een gegeven moment komt men tot de ontstellende ontdekking dat de zaak nog lang niet uitgewerkt is. Nu weet men er geen raad meer mee. Men wordt door de omstandigheden naar de binnenkamer gedreven. Daar ligt men niet als een vrome bidder op zijn knieën met gevouwen handjes en een uitgestreken gezicht. Neen, een ander moest het eens zien, hoe men hier God aanloopt in de nood van zijn ziel. Men weet soms van radeloosheid niet meer wat men doet. Gods arm kan men niet uit Zijn boezem halen om die over zich uit te strekken tot zijn verlossing. Machteloos is men dus. En alleen de Heere kan maar helpen. En Hij behoeft het niet te doen. Alles ligt verzondigd. Ook Elia heeft het verzondigd. Hij behoorde ook tot die twaalfstenen waarvan hij dat altaar moest bouwen.

De mensen hebben Elia altijd anders bekeken dan dat hij zichzelf moest waarnemen. Als men Elia zo vrijmoedig op die Karmel zag staan en hem hoorde prediken en tegen Achabs zonden hoorde getuigen, zelfs in zijn aangezicht, dan zag men hem toch werkelijk als een persoonlijkheid waar men met ontzag tegen aan moest kijken. En er zijn er met eerbied voor hem vervuld geweest. Anderen hebben echter hem met een hart vol vijandschap en afkeer aanschouwd als een man die zich heel wat gezag durfde aanmatigen en zelfs zeer brutaal te werk ging. Wat een hoogmoedig mens was die Elia in hun ogen. Maar de Heere wist wel wat anders van hem. Die laat ons weten wat Elia zelf niet heeft verteld. Gods Geest heeft het de heilige Bijbelschrijver doen neerschrijven hoe Elia op de Karmel met zijn hoofd tussen zijn knieën gelegen heeft. Maar de regen is niet uitgebleven. De Heere heeft echter niets om Elia gedaan, al heeft Hij hem als tussenpersoon willen gebruiken. Elia was ook niet altijd even gewillig om als tussenpersoon zijn werk te doen. Dat weten we ook wel uit zijn geschiedenis. Maar ik moet gaan eindigen, want over de geschiedenis van Elia is nog heel wat te zeggen. Al wat beschreven staat, staat tot lering en ook tot bemoediging geschreven. Niet alleen laat Gods Woord ons zien door welke diepe wegen de Bijbelheiligen zijn geleid, maar.de levensgeschiedenissen van oude schrijvers en oude christenen zeggen het ons, in welke onmogelijkheden ze gekomen zijn. Het is mooi om te lezen. Ja zeker, maar het valt niet mee als we hetzelfde moeten gaan beleven. En dan zijn we met hun uitkomst ook niet geholpen. Als Elisa voor de Jordaan zich ziet geplaatst, kan hij met de mantel van Elia niets beginnen, maar moet hij uitroepen: "Waar is de Heere, de God van Elia? Ja, Dezelve?”
Vriend, ik laat het er weer bij. Bedankt voor uw vraag. Ik schrijf u maar niet in welk een lichaamshouding ik mijn briefje naar u heb zitten schrijven, want ik mag niets van mezelf schrijven. "Ik bén vreedzaam, maar als ik spreek, zijn ze aan de oorlog". Echter wil ik zomin als Elia het u zeggen, hoe ik uw vraag beantwoord. Het zal een eeuwig wonder zijn, als de Heere er evenals bij Elia van afweet, dat men met zijn hoofd tussen zijn knieën heeft gezeten.
Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Bron: https://www.digibron.nl/viewer/collecti ... da9b7d8c9a
© -DIA- 33.630 || ©Dianthus »since 03.10.2008«
KDD
Berichten: 2059
Lid geworden op: 17 okt 2020, 21:40

Re: Long Reads

Bericht door KDD »

ds. J. van Haaren schreef:
Geliefden,
Judas schrijft deze brief aan geroepenen, door God de Vader geheiligd en door Jezus
Christus bewaard, zo lezen we in het eerste vers. Deze geroepenen, deze ware
gelovigen, bevonden zich niet zo maar in één gemeente, maar bevonden zich in
verschillende gemeenten. Judas richt zich dan ook tot een groep gemeenten. En niet
slechts tot een bepaalde gemeente. Hij ziet heel Gods Kerk voor zich. En hij heeft aan
die Kerk een boodschap en dat is deze, zoals we lezen in vers drie, dat ze strijden
moeten voor het geloof dat eenmaal de heiligen is overgeleverd.
En dat strijden voor dat geloof is te meer noodzakelijk omdat grote gevaren dreigden.
Daar waren mensen ingeslopen die de leer der zaligheid verdraaiden tot veler verderf;
die de genade van onze Heere Jezus Christus verandereden in ontuchtigheid. En
daarom is het dan ook, dat Judas die ware gelovigen zo met nadruk en ernst vermaant
en waarschuwt. Daarom is het, dat hij hen met zulke duidelijke, maar ook met zulke
scherpe woorden tekent. Want hij noemt hen en hun zonde en noemt het oordeel Gods
dat over hen komen zal, bij name. Hij spaart en ontziet hen niet. Hij spant zich in om
zo duidelijk mogelijk te zeggen, wie hij bedoelt, opdat de ware gelovigen het mogen
weten en opdat ze te meer voor hen op hun hoede zouden zijn om niet door hen
meegetrokken en meegelokt te worden ten verderve.
De vorst der duisternis heeft het immers zelfs gemunt op de uitverkorenen, om zo
mogelijk ook hen te verleiden. Judas heeft van die insluipers gezegd, dat zij zich
afscheidden. Wij hebben u daar de vorige keer bij bepaald. Dat betekent niet, dat ze
uit de kerk gingen, want als dat gebeurde zou het gevaar voor de kerk niet zo groot
geweest zijn, maar het wil wel zeggen dat ze een eigen groepje begonnen te vormen.
Zij voelden zich eigenlijk in die gemeente niet thuis. Ze veroordeelden het
bekrompen, achterlijke leven van de ware gelovigen. En ze verachtten ook de leer der
zaligheid die door de gelovigen werd bemind. Deze insluipers stonden een losser
leven voor. En zo bleken het vijanden te zijn van de waarheid en van Christus.
Geliefden, onthoud het eens, degenen die zich niet thuis gevoelen in een gemeente en
in de kerk en die overal kritiek op hebben, waar volgens hen dit niet deugt en dat
achterlijk is en dat ziekelijk is en weer wat anders bekrompen is. Let er eens op! Daar
zit wat anders achter. Dat zijn mensen die zich afscheiden. Want ze horen bij de ware
gelovigen niet.
Het zijn mensen die Christus niet kennen, die Christus' stem niet kennen, die het heil
dat in Christus is, niet kennen. Hoe mooi ze ook praten, ze zijn innerlijk vervreemd
van het leven der genade. Daarom gevoelen zij zich in een bepaalde gemeente niet op
hun gemak. Daarom voelen zij er zich niet thuis. Daarom scheiden zij zich af. Daarom
vormen zij groepjes van gelijkgezinden. Zo was het ook met die mensen die
ingeslopen waren en die afgleden van het door apostelen en profeten gelegde
fundament. Die mensen wilden wat anders.
En daarom is het nu, dat Judas in onze tekst tot de ware gelovigen zegt: "Maar
geliefden, glijdt u nu niet van dat fundament af, maar klem u temeer aan dat
fundament vast. Bouwt gij uzelven op uw allerheiligst geloof.
Plaats reactie