Afgewezen schreef:Erasmiaan schreef:Dit is het één plant worden met hem in de gelijkmaking zijns doods.
Nee, dat is het niet.
J.C. Philpot schreef:"Zo wij dus met Christus zullen gekruist worden, worden wij niet werkelijk en letterlijk in onze lichamen gekruist, maar in de gelijkmaking van dien dood in onze zielen." (....)
"a. Maar wanneer sterft gij onder de wet? Wanneer gij haren plechtige vloek op uw geweten gevoelt; wanneer gij er door veroordeeld bent en schuldig voor God ingebracht bent; wanneer gij door haar moordend vonnis in uw hart van alle hoop afgesneden bent en bijna in wanhoop verzonken bent onder een kennis van hetgeen de wet eist en uw onbekwaamheid om die te volbrengen. Indien gij nu nooit onder de vloek en de veroordeling der wet gestorven bent, bent gij ook nimmer in de gelijkmaking van Christus' dood een plant geworden, daar Hij, gelijk wij gezien hebben, onder haren vloek lag." (....)
"b. Bent gij ooit schuldig voor Gods vierschaar gedaagd? Waren uw zonden nooit bergen hoog en zeeën diep in uw schatting? Was gij ooit afgesneden,. door een kennis van uw ontzettende zonden, van alle hoop om in uzelf behouden te worden? Dan bent gij gestorven onder derzelver beschuldiging op u en door het sterven bent gij één plant geworden in de gelijkmaking van Christus' dood." (....)
"c. Wederom, gij moet sterven onder een bewustzijn van Gods wraak, die uw zonden heeft veroorzaakt, het misnoegen des Almachtigen op uw geweten gevoelen en onder hetzelve sterven, zodat gij geen hoop van zaligheid hebt door dien toorn weg te nemen door iets, dat gij kunt verrichten; of anders is er geen gelijkmaking van Christus' dood. Wij moeten één plant worden in die gelijkmaking." (....)
Bron:
http://www.refoforum.nl/forum/viewtopic ... 56#p575756
Vergelijk dit nu eens met hetgeen Van der Groe schrijft in zijn toetssteen der ware en valse genade opmerkt over het gericht des hemels, lees hier:
"Deze Goddelijke sententie, eenmaal uitgesproken in het heilige gericht des hemels, is vast en onherroepelijk en even zomin als God Zijn wezen en deugden kan veranderen, kan Hij die sententie veranderen. Daarom zal nooit een enig zondaar uit genade gerechtvaardigd worden door het geloof in Christus, over wiens ziel dit veroordelend vonnis van de Goddelijke gerechtigheid niet eerst bevindelijk gegaan en uitgesproken is, door het inwendige licht van de Heilige Geest, hetwelk hem die waarheid duidelijk genoeg doet kennen, hartelijk geloven en personeel doet toe-eigenen, alzo dat de Geest hier zelf spreekt in het hart van de zondaar: gij zijt een goddeloos en vervloekt zondaar; gij ligt onder Gods toorn; gij zijt gevallen in de misdaad van de gekwetste Goddelijke Majesteit en hebt de dood en de helse straffen eeuwig verdiend; vervloekt is uw lichaam en ziel, uw gaan en staan, uw eten en drinken, ja ook uw eigenwillige en ongelovige godsdienst en uw beste deugden en werken; gij hebt met dat alles van Gods barmhartigheid niets te hopen; want Hij is een rechtvaardig Richter, een God die alle dagen toornt; "al wiest gij u schoon met salpeter en naamt u veel zeep, zo is toch uw ongerechtigheid voor Mijn aangezicht getekend, spreekt de Heere, Heere", Jer. 2:22. (....)
"O zondaar", zegt de Geest, "uw bidden uw schreien, uw kermen, uw op de borst slaan, uw vasten, uw aalmoezen, het kan u allemaal niets baten, omdat gij in de schuld en in de toorn zijt gevallen; want zo velen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder de vloek", Gal. 3:10. Op die wijze drukt de Heilige Geest dan Gods vloek en toorn de uitverkorenen, welke Hij oprecht wil bekeren en Christus inlijven door een zaligmakend geloof, zodanig op het hart, dat zij daaronder geheel vernederd worden, voor de voeten van Gods Majesteit. O, zij erkennen nu, uit een volkomen gemoedsoverreding, dat zij niet alleen zondaars zijn van de buik af aan, en dat al wat in of aan hen is, en wat ooit door hen gedaan is, enkel zonde is, maar dat zij ook vervloekte zondaars zijn, die de hel, dood en eeuwige verdoemenis zekerlijk verdiend hebben, en dat God oneindig heilig en vlekkeloos rechtvaardig is, die de schuldigen geenszins wil onschuldig houden. Zij moeten die rechtvaardigheid in God nu ook volkomen billijken en toestemmen, ja, die aanbidden en prijzen, daarvoor beven, en zich daaraan geheel onderwerpen, met te erkennen, dat God hun geenszins onrecht zou doen, indien Hij hen voor eeuwig in de hel wilde werpen. Hun mond is hier, voor de hoge en heilige God, geheel gesloten en verstomd, en zij hebben niets voor Hem in te brengen tot hun verschoning; ach nee, maar zij roepen uit met David: Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet open doen, Ps. 39:10. Bij U, o Heere, is de gerechtigheid, bij ons de beschaamdheid der aangezichten, Dan. 9:7. (....)
Zo wordt de uitverkoren zondaar eerst recht voor God verslagen en verootmoedigd, verbrijzeld en verbroken van hart. Zo komt hij geheel aan het einde van zijn eigen wettisch leven, en laat al zijn eigen werk en gerechtigheid geheel varen, en treedt in zijn verloren staat, als een arme Tollenaar, en roept uit: dat het nu buiten hoop is. Zie, zo breekt Gods Geest dan nu de fundamenten van het oude Werkverbond in het hart van de zondaar geheel op, dat er ook zelfs niet een steen meer van blijft liggen, ten einde in die diepe, ledige en ontblote grond van 's mensen hart, het vaste en eeuwige fundament van het geloof, Christus Jezus, nu te plaatsen, door middel van de gewisse beloften van het Evangelie, en daarop dan het heerlijke gebouw van het nieuwe Genade verbond, in Zijn bloed, neer te zetten, hetwelk de poorten der hel niet zullen overweldigen.
En op die wijze komt dan een ware Gereformeerde bekering, die geheel veel verschilt van alle Pelagiaanse of Enthusiastische schone konterfeitsels (namaaksels) van bekering, waar er zo velen ongelukkig mee gaan naar het eeuwige verderf.
Mensen, die wel de genade van het Evangelie willen geloven, maar die de vloek van de wet nooit willen geloven. Waarlijk, dan is de genade geen genade meer, indien de mens die niet zuiver en alleen door Christus, maar ook door zijn tranen, gebeden en werken nog heeft weten te verkrijgen, hoe mooi Evangelisch de wijze van zijn wettische handel hier ook al mag liggen, en hoe subtiel zijn bedrog ook mocht zijn. Want waar slechts een half volkomen overtuiging is, die de mens niet geheel en al brengt tot het gevoelen van zijn verloren staat in Adam, gelijk als nu is aangewezen, daar wordt nooit oprecht gelovig, maar altijd wettisch, ongelovig en door eigenwerk met Christus en met het Evangelie gehandeld. De bekommerde ziel slaat daar haar ogen niet zuiver alleen op de beloften van Gods genade, en op de vrije aanbieding van Christus in dezelve aan alle arme radeloze zondaren, zonder onderscheid, die maar van harte gewillig zijn, om Hem, geheel om niet, te ontvangen en aan te nemen.
Ach nee! Dat zalig Evangelie blijft voor haar dan nog bedekt, omdat het voorhangsel van haar vlees nog niet geheel in stukken gescheurd is, van boven tot beneden. (= hartverscheurend berouw! DWW) De mens, hoe benauwd en bekommerd hij ook zijn mag, ligt dan nog zo vast niet gebonden onder de overtuiging van zijn schuld, vloekwaardigheid en onmacht, dat hij zichzelf niet meer roeren of bewegen kan, maar het in een heilige radeloosheid en waarachtige zielsverlegenheid allemaal aan zijn kant, voor de vrije genade Gods in Christus, geheel moet opgeven. Nee, hij werkt in een wettisch en een Evangelisch werkwijze, om met zijn tranen, gebeden en uitroepingen, met zijn belijdenis van zonde, en met allerhande arbeid en plichtsbetrachtingen, God te willen bewegen tot genade, en om een Zaligmaker aan hem te schenken, terwijl hij door enkele blindheid en ongelovigheid niets recht kan zien van de gewilligheid, van de algenoegzaamheid en van de nodiging en vrije aanbieding van Christus, in de beloften van het Evangelie. Indien zóeen hier door een nadere ontdekking en inlichting van de Heilige Geest, van deze zijn ongelovigheid niet wordt overtuigd en niet recht wordt ingeleid in zijn verloren staat, hoe hij met al zijn bidden, tranen, werken en begeerten, enz. geheel verdoemelijk is voor God, dan blijft hij in dat ongelovig, wettische werk gewoonlijk zo lang bekommerd en verlegen staan, totdat hij op de een of andere wijze, door een waan- of tijdgeloof uit zijn benauwde angst en overtuiging gered wordt."
Bron: http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... hemels.pdf