Luther schreef:
het wordt me langzamerhand helder dat jij de OT-verbondssituatie niet op hetzelfde niveau ziet als de NT-verbondssituatie.
Misschien mag ik hier ook even op in gaan.
De bijbel spreekt toch ook van meer heerlijkheid onder het nieuwe verbond?
7 En indien de bediening des doods in letteren bestaande, en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden.
8 Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
9 Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
10 Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.
11 Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer is, hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Zie ook Hebr. 8-10
Jezus is toch meerder dan Mozes?
ps, waarom spreek je over een situatie? Het is immers het oude verbond versus het nieuwe verbond?
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Luther schreef:
het wordt me langzamerhand helder dat jij de OT-verbondssituatie niet op hetzelfde niveau ziet als de NT-verbondssituatie.
Misschien mag ik hier ook even op in gaan.
De bijbel spreekt toch ook van meer heerlijkheid onder het nieuwe verbond?
7 En indien de bediening des doods in letteren bestaande, en in stenen ingedrukt, in heerlijkheid is geweest, alzo dat de kinderen Israels het aangezicht van Mozes niet konden sterk aanzien, om de heerlijkheid zijns aangezichts, die te niet gedaan zou worden.
8 Hoe zal niet veel meer de bediening des Geestes in heerlijkheid zijn?
9 Want indien de bediening der verdoemenis heerlijkheid geweest is, veel meer is de bediening der rechtvaardigheid overvloedig in heerlijkheid.
10 Want ook het verheerlijkte is zelfs niet verheerlijkt in dezen dele, ten aanzien van deze uitnemende heerlijkheid.
11 Want indien hetgeen te niet gedaan wordt, in heerlijkheid was, veel meer is, hetgeen blijft, in heerlijkheid.
Zie ook Hebr. 8-10
Jezus is toch meerder dan Mozes?
ps, waarom spreek je over een situatie? Het is immers het oude verbond versus het nieuwe verbond?
Ik gebruik het woord situatie om de blik te richten op de hoedanigheid van één persoon onder het OT-verbond t.o.v. één persoon die gedoopt is onder het NT.
Inderdaad het nieuwe verbond is heerlijker, maar met name omdat Christus al gekomen is. dat maakt het verbond qua karakter niet anders, maar rijker.
En inderdaad ik zie het oude en nieuwe verbond in één lijn. Dat wil zeggen: alles wat onder het oude verbond gold voor Israël, geldt nu ook voor alle gedoopten. (Inclusief de notie dat zij allen onder de wolk waren, maar niet allen Kanaän bereikt hebben en desondanks steeds 'Gods volk' genoemd werden. Maar dan wel Gods volk, dat ook levendmaking nodig had om eeuwig bij God te kunnen zijn.)
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Zowel oude als nieuwe testament openbaren het genadeverbond.
Het verschil zit niet in het verbond zelf, maar in de wijze van openbaring, in de vorm.
In de openbaring van het genadeverbond in het OT wordt tevens het verbroken werkverbond (oude verbond) afgebeeld om daarmee de genade van het genadeverbond in haar werkelijke betekenis te leren.
Ik denk dat we goed moeten onderscheiden in de begrippen die we hanteren. Het oude verbond is niet hetzelfde als het oude testament. Ook al is het waar dat het oude testament het oude verbond (werkverbond) heel duidelijk openbaart. Als tuchtmeester tot Christus! De genade in Christus, dat is het nieuwe verbond, het genadeverbond. Dit was ook in het OT geopenbaard, maar dan door schaduwen. Het NT laat dit nieuwe verbond voorop gaan in de openbaring waarbij Paulus teruggrijpt op de functie van het oude verbond zoals in het OT is afgeschaduwd: Tuchtmeester.
Het gaat mis in deze discussie als OT gelijk wordt gesteld aan oude verbond en NT aan nieuwe verbond. Het betreft zoals gesteld enkel het primaat van de verbonden in openbaring in het Woord van God. NT: Schaduwen weggenomen, nadruk op genadeverbond. OT: schaduwen, aftekenen van werkverbond, genade onder schaduwen bedekt aanwezig.
Beide testamenten leren zelfde oud en nieuwe verbond.
Deze rode lijn die door de hele Schrift loopt is bepalend voor de exegese en visie op geloof en bekering!
@Fjodor, voor een juiste visie op het verbond bij Calvijn, kun je niet om zijn exegese van Gen. 17:7 heen. Daar vind je wel duidelijk de notie van de tweeërlei kinderen des verbonds.
@Luther, in het NT gaat het over gelovigen, en dát zijn de gedoopten. Overigens, en dat is toch niet onbelangrijk, gaat het in het OT ook om een 'gelovig' volk (denk eens aan de herhaaldelijke verbondssluitingen, waarbij het gehele volk 'amen' zegt op wat God spreekt), en het wordt als zodanig ook door God aangesproken. Maar niet alle uitwendige belijders waren ook ware gelovigen, evenals dat in het NT niet het geval is. Dat laatste spreekt niemand tegen. En ook ben ik het met ds. Van Ruitenburg eens dat de gemeente meer en meer een evangelisatie-object is geworden, maar dat neemt niet weg dat het in principe om een gemeente-van-gelovigen gaat. Dat is Bijbels, zo leert het ons de belijdenis en het is mooi dat een GG-predikant als ds. Van Ruitenburg daar óók oog voor heeft.
@GJdeBruijn, hoewel het in het OT en het NT om hetzelfde heil gaat, is er verschil in bedeling. Over dat laatste zijn we het allen eens. De vraag is waar dat verschil in bestaat. Eén van deze verschillen is dus het feit dat er in het OT Israël ook sprake was van een uitwendige vervulling van Gods beloften, van een uitwendig heil, waar ook ongelovigen deel aan hadden, het bezit van het land Kanaän, als voorafschaduwing van het hemels Kanaän. In die zin is het OT Israël verschillend van de NT gemeente: daar gaat het uitsluitend nog om het geestelijk heilsbezit, waar uiteraard alleen de gelovigen deel aan hebben. In de NT gemeente is er ook niet meer sprake van een collectieve belijdenis zoals in OT Israël, maar van een persoonlijke geloofsbelijdenis. Voor deze dingen heeft men in de gereformeerde traditie m.i. te weinig oog gehad.
Afgewezen schreef:@Fjodor, voor een juiste visie op het verbond bij Calvijn, kun je niet om zijn exegese van Gen. 17:7 heen. Daar vind je wel duidelijk de notie van de tweeërlei kinderen des verbonds.
@Luther, in het NT gaat het over gelovigen, en dát zijn de gedoopten.
Hoewel het in het OT en het NT om hetzelfde heil gaat, is er verschil in bedeling. Over dat laatste zijn we het allen eens. De vraag is waar dat verschil in bestaat. Eén van deze verschillen is dus het feit dat er in het OT Israël ook sprake was van een uitwendige vervulling van Gods beloften, van een uitwendig heil, waar ook ongelovigen deel aan hadden, het bezit van het land Kanaän, als voorafschaduwing van het hemels Kanaän. In die zin is het OT Israël verschillend van de NT gemeente: daar gaat het uitsluitend nog om het geestelijk heilsbezit, waar uiteraard alleen de gelovigen deel aan hebben. Voor dit onderscheid heeft men in de gereformeerde traditie m.i. te weinig oog gehad.
Deze post is heel helder. Ik ben het totaal met je oneens!
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
En altijd blijft het probleem boven de kerkelijke markten hangen: wie bepaalt nu wie een 'waar gelovige' is? Doe je dat zelf? Of doet een ander dat? En welke criteria leg je daar aan ten grondslag? Gods Woord en beloften? Of nog iets aanvullends? En wat dan?
Luther schreef:Ik ben het totaal met je oneens!
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
In de woestijn was de gemeente op weg naar het aardse Kanaän.
refo schreef:En altijd blijft het probleem boven de kerkelijke markten hangen: wie bepaalt nu wie een 'waar gelovige' is? Doe je dat zelf? Of doet een ander dat? En welke criteria leg je daar aan ten grondslag? Gods Woord en beloften? Of nog iets aanvullends? En wat dan?
Daar is de Geest voor nodig, Die is uitgestort op de Pinksterdag. Als we op ons eigen kompas moeten varen, gaat het mis.
Luther schreef:Ik ben het totaal met je oneens!
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
In de woestijn was de gemeente op weg naar het aardse Kanaän.
En toen ze daar waren? Kantelde toen de inhoud van het oude verbond? Nee! Het volk was in Kanaän, en ook toen had ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk zij zagen en hoorden de bediening der verzoening, zij hoorden de beloften van de komende Messias. En dát was het voorrecht van de besnijdenis: hen waren de woorden Gods toebetrouwd.
Ik zie geen enkel verschil met de situatie van het nieuwe verbond.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Luther schreef:
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
Dat Gemeente is iets geestelijks. Het is het mystieke lichaam v. Christus. Niemand ziet aan jou of mij dat we tot de Gemeente behoren.
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Luther schreef:
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
Dat Gemeente is iets geestelijks. Het is het mystieke lichaam v. Christus. Niemand ziet aan jou of mij dat we tot de Gemeente behoren.
Dat is wel te hopen. Een stad op een berg, een zoutend zout...
Ik citeer graag een stuk uit de synopsis van Antonius Walaeus:
De eigenlijke kracht van de uitwendige doop bestaat in het verzegelen.
Wanneer wij dus zeggen dat de eigenlijke kracht van de uitwendige doop in het verzegelen bestaat, duiden wij twee dingen aan: Ten eerste het zekerder maken van de genade die beloofd, en door de voornaamste oorzaak aangebracht of aan te brengen is; ten tweede de bevestiging en de vermeerdering daarvan. Omdat toch die belofte niet absoluut is, maar verbonden met de voorwaarde van geloof en bekering, volgt daaruit dat die genade niet verzegeld wordt dan aan de gelovenden en die zich bekeren, en diensvolgens de tekenen ook niet onwaardig gebruiken, gelijk de apostel spreekt 1 Kor. 11:29: Want die onwaardiglijk eet en drinkt, die eet en drinkt zichzelven een oordeel, niet onderscheidende het lichaam des Heeren.
Het sacrament verschaft de beloofde zaak.
In dit opzicht dan geven wij toe dat het sacrament, gelijk ook het overige, eveneens de beloofde zaak verschaft, omdat bij een wettig en waardig gebruik van dit sacrament, deze dingen die beloofd worden, door de Heilige Geest aan de gelovigen niet slechts aangeboden worden, maar ook in werkelijkheid verschaft en aangebracht worden: omdat God waarachtig is in het verzegelen van zijn beloften, en onze sacramenten geen aanhangels zijn van een dodende letter, maar van een levendmakende Geest.
Nut en effect.
De nuttigheden dan en de effecten van dit sacrament zijn vele en zeer groot. Want zovelen als wij gedoopt zijn hebben wij Christus aangedaan. Gal. 3:27: wij worden gedoopt tot vergeving en afwassing der zonden, hand. 2:38 en 22:16. Het is het bad der wedergeboorte, een vraag om een goed geweten door de opstanding van Jezus Christus, Titius 3 en 1 Petr. 4. Daardoor wordt de oude mens gekruisigd en begraven, en de nieuwe mens levend gemaakt, Rom. 6:3 de aanneming zelf ten slotte en de zaligheid wordt eraan toegeschreven, Mark. 16:16 en elders.
Benevens deze primaire nuttigheden, zijn er ook andere secundaire, namelijk de uiterlijke inlijving in de zichtbare en afzonderlijke Kerk, Hand. 2:41; de verbinding van de leden van Christus onder elkaar in één lichaam, 1 Kor. 12:12 en daaruit volgende de aanduiding van onze belijdenis, en de onderscheiding en afscheiding van alle andere vergaderingen van ongelovigen.
Luther schreef:
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
Dat Gemeente is iets geestelijks. Het is het mystieke lichaam v. Christus. Niemand ziet aan jou of mij dat we tot de Gemeente behoren.
Dat is wel te hopen. Een stad op een berg, een zoutend zout...
Onder het oude verbond was de besnijdenis een uitwendige gebeurtenis. Nu is de besnijdenis niet zichtbaar.
Hedendaagse bijbelstudie is voor een belangrijk deel het elimineren van theologische contradicties.
Luther schreef:Ik ben het totaal met je oneens!
Ook onder het nieuwe verbond hebben ongelovigen deel aan het uitwendige heil, namelijk het zijn in de gemeente als voorafschaduwing van het hemelse Kanaän.
In de woestijn was de gemeente op weg naar het aardse Kanaän.
... zoals de gemeente van het NT op weg is naar het hemelse Kanaän, de hemelse rust.