huisman schreef:Fjodor schreef:Calvijn doet dat niet.
Of anders ben ik benieuwd waar hij dat doet. Kan je het me laten lezen?
Lees Institutie boek 4 hst 16 over de kinderdoop en je ziet dat Calvijn de kinderen volop in het genadeverbond ziet maar ook net als in het O.T. ziet dat er verbondskinderen verloren gaan. Dus geen genadeverbond=uitverkorenen.
Heb net de eerste 20 paragrafen snel gelezen, en Calvijn gaat inderdaad best ver in het uiterlijke verbond. Zie paragraaf 15. Daar moet ik je gelijk in geven.
Par 15: Ziehier wat de kracht is der belofte, die aan Abrahams nakomelingschap is gegeven, en met welke maat zij gemeten moet worden. Daarom, ofschoon wij er niet aan twijfelen, dat alleen Gods verkiezing met vrij recht heerst tot het onderscheid maken tussen de erfgenamen des Koninkrijks en de bastaarden en vreemdelingen, zien wij toch tevens, dat het Hem behaagd heeft, het zaad Abrahams in het bijzonder met zijn barmhartigheid te omhelzen, en opdat die des te beter betuigd zou zijn, haar door de besnijdenis te bezegelen. Met de Christelijke kerk nu staat het evenzo. Want evenals Paulus daar betoogt, dat de Joden door hun ouders geheiligd worden, zo leert hij elders (1 Kor. 7:14), dat de kinderen der Christenen dezelfde heiligmaking van hun ouders ontvangen. En daaruit volgt, dat ze terecht afgescheiden worden van de anderen, die daarentegen beschuldigd worden van onreinheid.
Maar Calvijn spreekt niet enkel zo over de doop. Ik zal een aantal andere citaten geven (die overigens behoorlijk voor zich spreken, let maar op de dikgedrukte delen!):
Par 7: Indien het recht is, dat de kinderen tot Christus gebracht worden, waarom zou het dan ook niet recht zijn, dat ze tot de Doop ontvangen worden, het teken van onze gemeenschap en genootschap met Christus? Indien hunner is het Koninkrijk der Hemelen, waarom zal hun dan het teken geweigerd worden, waardoor als het ware de toegang tot de kerk geopend wordt, opdat ze, in haar ontvangen, geschreven worden bij de erfgenamen van het Hemels Koningkrijk? Hoe onbillijk zullen wij zijn, indien wij hen verdrijven, die Christus tot zich nodigt? Indien wij hen beroven, die Hij met zijn gaven versiert?
Par 9: Aan de andere kant ontvangen ook de kinderen enig voordeel uit hun Doop, omdat ze, doordat ze in het lichaam der kerk ingelijfd zijn, de andere leden vrij wat meer aanbevolen zijn. Bovendien, wanneer ze opgewassen zijn, worden ze door hun Doop niet weinig aangezet tot een ernstige ijver om God te dienen, door wie ze door het openbare teken der aanneming tot zijn kinderen aangenomen zijn, voordat ze Hem vanwege hun leeftijd als Vader konden erkennen.
Par 17: Eindelijk, indien Christus waarheid spreekt, wanneer Hij predikt, dat Hij het leven is, moeten wij in Hem ingeplant worden, opdat wij uit de slavernij des doods verlost worden. Maar hoe, zeggen ze, worden de kleine kinderen wedergeboren, die niet toegerust zijn met kennis, noch des goeds noch des kwaads?
Wij antwoorden, dat het werk Gods, ook al valt het niet onder ons begrip, toch aanwezig is. Verder, dat de kleine kinderen, die behouden moeten worden, zoals ongetwijfeld sommige van die leeftijd behouden worden, te voren door de Heere wedergeboren worden, is allerminst duister. Want indien ze de hun ingeboren verdorvenheid uit de schoot hunner moeder met zich brengen, moeten ze gereinigd zijn, voordat ze in het Koninkrijk Gods worden toegelaten, waar niets binnenkomt, dat bevlekt of bezoedeld is.
Par 20: Maar om nog krachtiger in dit opzicht aan te houden, voegen ze er aan toe, dat de Doop een sacrament is der bekering en des geloofs, en dat men daarom, daar geen van deze beide valt in de tedere kinderleeftijd, er voor moet oppassen, dat niet de betekenis van de Doop ijdel en onnuttig gemaakt wordt, wanneer men de kleine kinderen tot zijn gemeenschap toelaat. Evenwel deze wapenen worden meer tegen God dan tegen ons gericht. Immers het is door veel getuigenissen der Schrift volkomen zeker,
dat ook de besnijdenis een teken der bekering was. Bovendien wordt ze door Paulus (Rom. 4:11) genoemd een zegel van de rechtvaardigheid des geloofs. Laat men dus van God zelf rekenschap eisen, waarom Hij bevolen heeft, dat zij in de lichamen der kleine kinderen zou ingegrift worden. Want daar het met de Doop en de besnijdenis één zaak is, kunnen zij aan de laatste niets geven, dat ze niet tevens aan de eerste toestaan. Indien ze hun heil zoeken in de gewone uitvlucht, dat toen door de kinderlijke leeftijd de geestelijke kinderen werden afgebeeld, dan is de weg hun reeds versperd.
Wij zeggen dus, dat, dewijl God de besnijdenis als een sacrament der bekering en des geloofs aan de kinderen heeft toegedeeld, het niet ongerijmd schijnt, wanneer ze nu de Doop deelachtig worden; tenzij men openlijk tegen Gods instelling te keer wil gaan. Maar niet alleen in alle daden Gods, maar ook in deze schittert genoeg wijsheid, en rechtvaardigheid om de tegenwerkingen der goddelozen krachteloos te maken. Want ofschoon de kinderen op het ogenblik, waarop ze besneden werden, met hun verstand niet begrepen, wat de bedoeling van dat teken was, werden ze toch waarlijk besneden tot doding van hun verdorven en bezoedelde natuur, om daarover later, wanneer ze volwassen waren, na te denken.
Kortom, deze tegenwerping kan zonder moeite weerlegd worden hierdoor, dat de kinderen gedoopt worden tot de toekomstige bekering en het toekomstige geloof; want ofschoon die nog niet in hen gevormd zijn, ligt toch het zaad van beide door de verborgen werking des Geestes reeds in de kinderen besloten.
Mijn punt met dit te citeren is tweeledig.
In eerste instantie wil ik aangeven dat de visie van velen hier die de doop zien als verzegelende het uiterlijke (niet vervulde) niet dé gereformeerde leer is.
Ten tweede wil ik een lans breken voor het bijbelse gegeven dat de doop gaat over de persoonlijke wedergeboorte. Over het persoonlijke deelnemen aan het genadeverbond, en niet over het algemene, onpersoonlijke, genadeverbond.
Dit wil niet zeggen dat ik deze citaten van Calvijn over wil nemen. Ik weet niet goed hoe ik naar de doop moet kijken. Maar van de twee punten hierboven ben ik wel zeker.