Waar ging de preek van afgelopen zondag over?
- JolandaOudshoorn
- Berichten: 11271
- Lid geworden op: 15 mar 2006, 20:53
- Locatie: Groot Ammers
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Mooi stukje, DIA. Bedankt.
Ik weet, mijn Verlosser leeft
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
In de Terdege stond pas een interview met ds. P. Blok. Heel mooi..-DIA- schreef:Toen ik na de preek vanmorgen, na het eten het dagboek van ds. P. Blok "Een handvol aren" las, trof het mij zeer, dat ook ds. Blok deze zelfde tekst had, of uit hetzelfde hoofdstuk.Gabrielle schreef:helma schreef:Hier ging onze Oudjaarspreek over.
En vanmorgen het vervolg:
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.
huh, hoe kan dat , ben je bij ons geweest ?
Na de preek van vanmorgen sprak me dit stuk wel bijzonder aan.
Ik zal het dagboekstukje van 1 januari hieronder schrijven, dan wordt het wellicht duidelijk waarom het me zo trof.
1 JANUARI
DE NIEUWE DAG.
De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht.
(Jes. 21:12a)
Een nieuwe jaarkring geeft weer het getal van een begonnen jaar. De kalender wijst 1 januari aan.
Een vol jaar ligt weer voor ons en dan zijn wij zo geneigd om te zeggen: We kunnen weer vooruit.
Herinnert u zich echter de vraag, die aan de profeet werd gesteld? Die vraag was: "Wachter! wat is er van de nacht?" Laten wij luisteren naar het antwoord, dat Jesaja geeft. Wij. mensen zijn zo ongeduldig, wij willen gelijk maar verder, ook al hebben wij op onze levensvragen geen antwoord gekregen. Daarom. luistert eens even, wacht, voor ge verder gaat.
"De wachter zeide". Ja, de vraag is gehoord, en zij wordt ook beantwoord. Dat kan niet van alle levensvragen gezegd worden. Vele vragen blijven onopgelost, doch de vraag aan Jesaja niet.
Hoor maar. "De wachter zeide: De morgenstond is gekomen". Het is een veelbelovend antwoord, het bevat een belofte. Na de donkere nacht ziet Jesaja het opgaan van de nieuwe dag. Het zal niet altijd nacht blijven. De nieuwe dag wijst op een nieuwe toekomst. Er is weer verwachting. Zijn wij dan geneigd om te danken en uit te roepen: Houd moed, er komt een nieuwe dag! Wacht echter even, want Jesaja is nog niet uitgesproken. We moeten hem nog even aan het woord laten: "De morgenstond is gekomen en... het is nog nacht".
Is dat geen tegenstelling? Hoe kan het nu dag en nacht tegelijk zijn? Dat is de voor ons verstand zo onbegrijpelijke taal van Gods Woord. Wat leert het ons? De morgenstond leert ons dat zij, die in waarheid en oprechtheid in de nacht van hun leven om Gods leiding verlegen werden, toekomstverwachting mogen hebben. De Heere zal hun het licht van Zijn genade en gunst niet onthouden.
Voor hen zal het zijn: Al laagt g' o Israel als weleer, gebukt bij tichelstenen neer, toen gij uw juk moestg dragen, en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid. Uw heilzon is aan 't dagen.
Wanneer wij echter menen, zonder God en zonder Zijn Woord de toekomst in te kunnen gaan, dan zegt de profeet tot ons: "En het is nog nacht". Hoor het verlangen naar de nieuwe dag van een luisterend kind van God:
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
wacht sterker op den Heer'
dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
-DIA- schreef:Toen ik na de preek vanmorgen, na het eten het dagboek van ds. P. Blok "Een handvol aren" las, trof het mij zeer, dat ook ds. Blok deze zelfde tekst had, of uit hetzelfde hoofdstuk.Gabrielle schreef:helma schreef:Hier ging onze Oudjaarspreek over.
En vanmorgen het vervolg:
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.
huh, hoe kan dat , ben je bij ons geweest ?
Na de preek van vanmorgen sprak me dit stuk wel bijzonder aan.
Ik zal het dagboekstukje van 1 januari hieronder schrijven, dan wordt het wellicht duidelijk waarom het me zo trof.
1 JANUARI
DE NIEUWE DAG.
De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht.
(Jes. 21:12a)
Een nieuwe jaarkring geeft weer het getal van een begonnen jaar. De kalender wijst 1 januari aan.
Een vol jaar ligt weer voor ons en dan zijn wij zo geneigd om te zeggen: We kunnen weer vooruit.
Herinnert u zich echter de vraag, die aan de profeet werd gesteld? Die vraag was: "Wachter! wat is er van de nacht?" Laten wij luisteren naar het antwoord, dat Jesaja geeft. Wij. mensen zijn zo ongeduldig, wij willen gelijk maar verder, ook al hebben wij op onze levensvragen geen antwoord gekregen. Daarom. luistert eens even, wacht, voor ge verder gaat.
"De wachter zeide". Ja, de vraag is gehoord, en zij wordt ook beantwoord. Dat kan niet van alle levensvragen gezegd worden. Vele vragen blijven onopgelost, doch de vraag aan Jesaja niet.
Hoor maar. "De wachter zeide: De morgenstond is gekomen". Het is een veelbelovend antwoord, het bevat een belofte. Na de donkere nacht ziet Jesaja het opgaan van de nieuwe dag. Het zal niet altijd nacht blijven. De nieuwe dag wijst op een nieuwe toekomst. Er is weer verwachting. Zijn wij dan geneigd om te danken en uit te roepen: Houd moed, er komt een nieuwe dag! Wacht echter even, want Jesaja is nog niet uitgesproken. We moeten hem nog even aan het woord laten: "De morgenstond is gekomen en... het is nog nacht".
Is dat geen tegenstelling? Hoe kan het nu dag en nacht tegelijk zijn? Dat is de voor ons verstand zo onbegrijpelijke taal van Gods Woord. Wat leert het ons? De morgenstond leert ons dat zij, die in waarheid en oprechtheid in de nacht van hun leven om Gods leiding verlegen werden, toekomstverwachting mogen hebben. De Heere zal hun het licht van Zijn genade en gunst niet onthouden.
Voor hen zal het zijn: Al laagt g' o Israel als weleer, gebukt bij tichelstenen neer, toen gij uw juk moestg dragen, en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid. Uw heilzon is aan 't dagen.
Wanneer wij echter menen, zonder God en zonder Zijn Woord de toekomst in te kunnen gaan, dan zegt de profeet tot ons: "En het is nog nacht". Hoor het verlangen naar de nieuwe dag van een luisterend kind van God:
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
wacht sterker op den Heer'
dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?
Bij ons ging de preek in de nieuwjaarsdienst ook over deze tekst. Het is idd zoals ds P Blok zegt: De morgenstond is gekomen voor al diegenen die Zijn verschijning hebben liefgehad....maar het is ook nacht. Leven wij nog voort in onze doodstaat dan moeten onze ogen eerst worden opengedaan om de duisternis van die nacht te ontdekken in ons leven.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Dat lazen wij ook al, gisteren.-DIA- schreef:Toen ik na de preek vanmorgen, na het eten het dagboek van ds. P. Blok "Een handvol aren" las, trof het mij zeer, dat ook ds. Blok deze zelfde tekst had, of uit hetzelfde hoofdstuk.Gabrielle schreef:helma schreef:Hier ging onze Oudjaarspreek over.
En vanmorgen het vervolg:
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.
huh, hoe kan dat , ben je bij ons geweest ?
Na de preek van vanmorgen sprak me dit stuk wel bijzonder aan.
Ik zal het dagboekstukje van 1 januari hieronder schrijven, dan wordt het wellicht duidelijk waarom het me zo trof.
1 JANUARI
DE NIEUWE DAG.
De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht.
(Jes. 21:12a)
Een nieuwe jaarkring geeft weer het getal van een begonnen jaar. De kalender wijst 1 januari aan.
Een vol jaar ligt weer voor ons en dan zijn wij zo geneigd om te zeggen: We kunnen weer vooruit.
Herinnert u zich echter de vraag, die aan de profeet werd gesteld? Die vraag was: "Wachter! wat is er van de nacht?" Laten wij luisteren naar het antwoord, dat Jesaja geeft. Wij. mensen zijn zo ongeduldig, wij willen gelijk maar verder, ook al hebben wij op onze levensvragen geen antwoord gekregen. Daarom. luistert eens even, wacht, voor ge verder gaat.
"De wachter zeide". Ja, de vraag is gehoord, en zij wordt ook beantwoord. Dat kan niet van alle levensvragen gezegd worden. Vele vragen blijven onopgelost, doch de vraag aan Jesaja niet.
Hoor maar. "De wachter zeide: De morgenstond is gekomen". Het is een veelbelovend antwoord, het bevat een belofte. Na de donkere nacht ziet Jesaja het opgaan van de nieuwe dag. Het zal niet altijd nacht blijven. De nieuwe dag wijst op een nieuwe toekomst. Er is weer verwachting. Zijn wij dan geneigd om te danken en uit te roepen: Houd moed, er komt een nieuwe dag! Wacht echter even, want Jesaja is nog niet uitgesproken. We moeten hem nog even aan het woord laten: "De morgenstond is gekomen en... het is nog nacht".
Is dat geen tegenstelling? Hoe kan het nu dag en nacht tegelijk zijn? Dat is de voor ons verstand zo onbegrijpelijke taal van Gods Woord. Wat leert het ons? De morgenstond leert ons dat zij, die in waarheid en oprechtheid in de nacht van hun leven om Gods leiding verlegen werden, toekomstverwachting mogen hebben. De Heere zal hun het licht van Zijn genade en gunst niet onthouden.
Voor hen zal het zijn: Al laagt g' o Israel als weleer, gebukt bij tichelstenen neer, toen gij uw juk moestg dragen, en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid. Uw heilzon is aan 't dagen.
Wanneer wij echter menen, zonder God en zonder Zijn Woord de toekomst in te kunnen gaan, dan zegt de profeet tot ons: "En het is nog nacht". Hoor het verlangen naar de nieuwe dag van een luisterend kind van God:
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
wacht sterker op den Heer'
dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Wij ook, ik vond dat dagboek onderin een kastje vorige weekAnker schreef:Dat lazen wij ook al, gisteren.-DIA- schreef:Toen ik na de preek vanmorgen, na het eten het dagboek van ds. P. Blok "Een handvol aren" las, trof het mij zeer, dat ook ds. Blok deze zelfde tekst had, of uit hetzelfde hoofdstuk.Gabrielle schreef:helma schreef:Hier ging onze Oudjaarspreek over.
En vanmorgen het vervolg:
11 De last van Duma. Men roept tot mij uit Seir: Wachter! wat is er van den nacht? Wachter! wat is er van den nacht?
12 De wachter zeide: De morgenstond is gekomen, en het is nog nacht; wilt gijlieden vragen, vraagt; keert weder, komt.
huh, hoe kan dat , ben je bij ons geweest ?
Na de preek van vanmorgen sprak me dit stuk wel bijzonder aan.
Ik zal het dagboekstukje van 1 januari hieronder schrijven, dan wordt het wellicht duidelijk waarom het me zo trof.
1 JANUARI
DE NIEUWE DAG.
De wachter zeide: De morgenstond is gekomen en het is nog nacht.
(Jes. 21:12a)
Een nieuwe jaarkring geeft weer het getal van een begonnen jaar. De kalender wijst 1 januari aan.
Een vol jaar ligt weer voor ons en dan zijn wij zo geneigd om te zeggen: We kunnen weer vooruit.
Herinnert u zich echter de vraag, die aan de profeet werd gesteld? Die vraag was: "Wachter! wat is er van de nacht?" Laten wij luisteren naar het antwoord, dat Jesaja geeft. Wij. mensen zijn zo ongeduldig, wij willen gelijk maar verder, ook al hebben wij op onze levensvragen geen antwoord gekregen. Daarom. luistert eens even, wacht, voor ge verder gaat.
"De wachter zeide". Ja, de vraag is gehoord, en zij wordt ook beantwoord. Dat kan niet van alle levensvragen gezegd worden. Vele vragen blijven onopgelost, doch de vraag aan Jesaja niet.
Hoor maar. "De wachter zeide: De morgenstond is gekomen". Het is een veelbelovend antwoord, het bevat een belofte. Na de donkere nacht ziet Jesaja het opgaan van de nieuwe dag. Het zal niet altijd nacht blijven. De nieuwe dag wijst op een nieuwe toekomst. Er is weer verwachting. Zijn wij dan geneigd om te danken en uit te roepen: Houd moed, er komt een nieuwe dag! Wacht echter even, want Jesaja is nog niet uitgesproken. We moeten hem nog even aan het woord laten: "De morgenstond is gekomen en... het is nog nacht".
Is dat geen tegenstelling? Hoe kan het nu dag en nacht tegelijk zijn? Dat is de voor ons verstand zo onbegrijpelijke taal van Gods Woord. Wat leert het ons? De morgenstond leert ons dat zij, die in waarheid en oprechtheid in de nacht van hun leven om Gods leiding verlegen werden, toekomstverwachting mogen hebben. De Heere zal hun het licht van Zijn genade en gunst niet onthouden.
Voor hen zal het zijn: Al laagt g' o Israel als weleer, gebukt bij tichelstenen neer, toen gij uw juk moestg dragen, en zwart waart door uw dienstbaarheid, u is een beter lot bereid. Uw heilzon is aan 't dagen.
Wanneer wij echter menen, zonder God en zonder Zijn Woord de toekomst in te kunnen gaan, dan zegt de profeet tot ons: "En het is nog nacht". Hoor het verlangen naar de nieuwe dag van een luisterend kind van God:
Mijn ziel, vol angst en zorgen,
wacht sterker op den Heer'
dan wachters op den morgen;
Den morgen, ach, wanneer?

Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Kun je weer eens zien hoe klein de canon geworden is.
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
In de morgendienst werden er ambstdragers herbevestigd, en afscheid van een diaken(zoon van ds.) en jubilea van een diaken herdacht. De tekst was uit 2 Thes. 3: 4/5.
In de avondienst preekte ds. uit H.C. Zondag 2
`s-Middags werd er een preek van ds. C. Vogelaar gelezen uit Matth. 11:29.
In de avondienst preekte ds. uit H.C. Zondag 2
`s-Middags werd er een preek van ds. C. Vogelaar gelezen uit Matth. 11:29.
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Was dit afgesproken? Bij ons ging de nieuwjaarsdienst ook over deze tekst......huisman schreef:Bij ons ging de preek in de nieuwjaarsdienst ook over deze tekst. Het is idd zoals ds P Blok zegt: De morgenstond is gekomen voor al diegenen die Zijn verschijning hebben liefgehad....maar het is ook nacht. Leven wij nog voort in onze doodstaat dan moeten onze ogen eerst worden opengedaan om de duisternis van die nacht te ontdekken in ons leven.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
- SecorDabar
- Berichten: 1541
- Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Afgelopen zondag preek gelezen van Ds. Petrus van der Hagen:
2 Corinthe 4:17 Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat,
werkt ons een gans uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.
De verdrukkingen van de gelovigen, in onderscheid van de ellenden der goddelozen.
Een lichte verdrukking, omdat de Heilige Geest ons gewillig maakt om die verdrukkingen te verdragen.
Lichte verdrukkingen in vergelijking van de toekomstige heerlijkheid.
Lichte verdrukkingen omdat ons leven maar kort is.
Omdat de verdrukkingen maar tijdelijk zijn, maar dat aan de
heerlijkheid geen einde komt, ze is eeuwig.
Verder begonnen met een nieuwe catechismusverklaring.
Dit jaar hopen we die van Ds. Hendrik Hoekstra (1852-1915) te lezen.
Slotstuk over Zondag 1 De Enige Troost:
O Goddelijk onderwijs in deze drie stukken!
Treffelijke leerschool der genade!
Dit is de hoogste academie.
Dit is 't onderwijs der Heilige Schriften, die ons
wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof,
hetwelk in Christus Jezus is.
O, mens, die nog naar uw natuurlijk bestaan wandelt,
gij sluit moedwillig de ogen voor de ongoddelijkheid van uw weg,
en voor de gewisheid van 't eeuwig verderf, dat u wacht,
zo God uw adem wegneemt.
Verwerp toch de bedekselen, die voor God niet kunnen bestaan.
Wat zal een ijdele troostgrond u baten?
Breek toch met die wegen, waarmede deze vertroosting onbestaanbaar is,
en wend u tot Dien Christus, Die goddelozen, dwalenden,
en onwetenden wil leiden tot de kennisse en 't bezit
van de enige troost.
Welzalig, wie horende en opmerkende mag zijn,
waar de Heere onderwijst:
De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen,
en Zijn verbond, om hun die bekend te maken. Amen
2 Corinthe 4:17 Want onze lichte verdrukking, die zeer haast voorbij gaat,
werkt ons een gans uitnemend eeuwig gewicht der heerlijkheid.
De verdrukkingen van de gelovigen, in onderscheid van de ellenden der goddelozen.
Een lichte verdrukking, omdat de Heilige Geest ons gewillig maakt om die verdrukkingen te verdragen.
Lichte verdrukkingen in vergelijking van de toekomstige heerlijkheid.
Lichte verdrukkingen omdat ons leven maar kort is.
Omdat de verdrukkingen maar tijdelijk zijn, maar dat aan de
heerlijkheid geen einde komt, ze is eeuwig.
Verder begonnen met een nieuwe catechismusverklaring.
Dit jaar hopen we die van Ds. Hendrik Hoekstra (1852-1915) te lezen.
Slotstuk over Zondag 1 De Enige Troost:
O Goddelijk onderwijs in deze drie stukken!
Treffelijke leerschool der genade!
Dit is de hoogste academie.
Dit is 't onderwijs der Heilige Schriften, die ons
wijs kunnen maken tot zaligheid door het geloof,
hetwelk in Christus Jezus is.
O, mens, die nog naar uw natuurlijk bestaan wandelt,
gij sluit moedwillig de ogen voor de ongoddelijkheid van uw weg,
en voor de gewisheid van 't eeuwig verderf, dat u wacht,
zo God uw adem wegneemt.
Verwerp toch de bedekselen, die voor God niet kunnen bestaan.
Wat zal een ijdele troostgrond u baten?
Breek toch met die wegen, waarmede deze vertroosting onbestaanbaar is,
en wend u tot Dien Christus, Die goddelozen, dwalenden,
en onwetenden wil leiden tot de kennisse en 't bezit
van de enige troost.
Welzalig, wie horende en opmerkende mag zijn,
waar de Heere onderwijst:
De verborgenheid des Heeren is voor degenen, die Hem vrezen,
en Zijn verbond, om hun die bekend te maken. Amen
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
- SecorDabar
- Berichten: 1541
- Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Afgelopen zondag gelezen een preek van ds. Petrus van der Hagen (1641-1671)
uit Efeze 5:15 “Ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijze, maar als wijze”.
Kleine stukjes uit de preek:
1. De ware christenen zijn altijd vermeerderaars, want dat hier begint,
wordt op een uitnemende en onafmetelijke wijze voltrokken hiernamaals.
De ware christen is een nieuw schepsel Gods in Christus, 2 Cor.5:17.
Hij is ook Gods beeld, zijn verstand is verlicht door de kennisse Gods,
zijn wil geleid door Gods Geest, zijn genegenheden zijn alle gezet en gevestigd bij God.
’t Is niet genoeg, dat hij eens verhoogt is tot die eer,
’t is de volstandigheid, volharding die hem zalig maakt,
het is een heerlijke zake een Christen te zijn, maar zonder arbeid,
kan die grote plaats niet ingehouden worden:
daar is de zonde, die ons lichtelijk omringt, daar is de wereld met haar aanlokselen,
daar is de duivel, de wederpartijder.
2. De christenen moeten leven als op een verheven en doorluchtig toneel,
als naakt en open voor de Alziende ogen Gods, en in tegenwoordigheid
van de heilige engelen, als bestraalt met het licht des Evangeliums,
wiens werken openbaar zijn, en op wien de ogen Gods vallen.
En daarom zij moeten toezien wat zij doen,
en wijselijk handelen in alle dingen en op alle tijden.
Verder zondagavond gelezen de catechismusverklaring van ds. Hendrik Hoekstra (1852-1915)
van de Gereformeerde Kerk te Arnhem,
over Zondag 2 de Wet, onze tuchtmeester. Over de ellendekennis.
Het slot van de toepassing luidde als volgt:
O zondaar, die nog geheel naar uw natuurlijk bestaan wandelt,
doende de wil des vleses en der gedachten –
werd dit eens in waarheid uw belijdenis voor God, wat hier geleert wordt!
Gij zet Gods gebod opzij, om te wandelen naar uw eigen begeerten,
d.i. om de wil des duivels te doen, en uzelven een dienstknecht der zonde te betonen.
Gij wilt daarbij uzelven nog rechtvaardigen, denkt u nog wel eens te zullen bekeren,
meent dat uw hart toch beter is dan uw doen;
en mist de waarachtige geestelijke zelfkennis, waardoor gij zoudt zien,
gaat gij in ’t innerlijkste van uw bestaan tegen God en Zijn wil gekant zijt,
uw eigen welzijn niet weet te zoeken en al
evenmin liefde tot de naaste in uw harte hebt.
O, bezie het toch, hoe het een onverbekelijke, Goddelijke wet is,
de wil van den opperste Souverein, die u tegenkomt;
dien gij niet breken kunt, en die u ganselijk verdoemd in uw tegenkanting tegen Gods bevel.
O, kom toch tot uzelven en zie, hoe geen eigengerechtig pogen
om uzelven met die wet in overeenstemming te brengen u kan baten;
hoe zulk pogen als een aanslag om Gods wet van kracht te beroven
en God te willen bedriegen met een witgepleisterd graf, door die wet zelf geoordeeld wordt.
Misschien stemt ge het wel eens toe, dat het zo is,
als hier gezegd wordt: “van nature geneigd, God en mijnen naaste te haten”.
Maar bedenk, dat het hier u geldt, uwe ziel, en dat die wet u voor eeuwig
onder de toorn besluit, zo gij niet behouden wordt in de weg,
dien God Zelf verordineerd heeft.
O, dat uw hart gebroken en uw geest verslagen worde,
omdat gij, die God boven alles behoordet lief te hebben en uw naaste als uzelven,
een hater van God en de naaste zijt.
Dat het: o God! wees mij, zondaar, genadig!” eens uit uw ziel dringe.
Dat ge ogenzalf begeren moogt opdat ge uw kwaal
niet gering moogt achten en uw breuke niet op het lichtst moogt zoeken te genezen.
Laat uw gerechtigheid u onder de donder der wet maar worden als een wegwerpelijk kleed.
Als gij waarlijk ontdekt wordt, aan uw ongerechtigheden,
zult ge daarin niet langer kunnen leven;
dan zal ’t blijken, dat gij de Heere recht gaaft en daarom verbroken werd onder Zijn wet.
Gij zult uw zonden haten en vlieden, en in een weg van gerechtigheid leren wandelen.
Maar daarin juist zult gij meer en meer leren, dat de wet u niet gegeven is,
om door hare vervulling behouden te worden, maar zij zal u
een tuchtmeester zijn tot dien Jezus, Die haar volbracht en haar vervloeking droeg.
O, ziel, die naar Christus in waarheid leert vragen!
De Heere leert u verstaan van de betekenis van Davids bede:
“dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt!”.
Want als de wet van God, die gij in haar geestelijke zin leert verstaan,
en die gij van harte voor heilig en rechtvaardig en goed leert erkennen,
aan welke gij uzelven gehouden gevoelt -, tot ú komt,
en gij daartegenover de overtreder. Dan zegt gij met Jeremia:
“De Heere is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen.
Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan. Hij heeft mij in de as nedergedrukt”.
Dan leert gij in waarheid belijden, met droefenis voor God,
wat hier de Christenleerling antwoordt op de vraag: “Kunt gij dit alles volkomelijk houden?”-
“Neen, ik, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten”.
O, wij zullen aan de hand van onze catechismus nog wel meer leren
aangaande de uitgestrektheid van de verdorvenheid van onze natuur door de zonde.
Maar moge dit uit Gods Woord ontvangen onderwijs onze hoogheid maar verbrijzelen,
ons onze schuld en ellende doen kennen, ons de weg ganselijk afsnijden,
om door schijngerechtigheid de wet Gods te verzoenen,
opdat onze ziel maar gedreven worde onder de vleugelen van Hem,
Die zeide: “Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven.
Ik heb lust, o, mijn God! om Uw welbehagen te doen;
en Uwe wet is in het midden mijns ingewands” Amen.
uit Efeze 5:15 “Ziet dan hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijze, maar als wijze”.
Kleine stukjes uit de preek:
1. De ware christenen zijn altijd vermeerderaars, want dat hier begint,
wordt op een uitnemende en onafmetelijke wijze voltrokken hiernamaals.
De ware christen is een nieuw schepsel Gods in Christus, 2 Cor.5:17.
Hij is ook Gods beeld, zijn verstand is verlicht door de kennisse Gods,
zijn wil geleid door Gods Geest, zijn genegenheden zijn alle gezet en gevestigd bij God.
’t Is niet genoeg, dat hij eens verhoogt is tot die eer,
’t is de volstandigheid, volharding die hem zalig maakt,
het is een heerlijke zake een Christen te zijn, maar zonder arbeid,
kan die grote plaats niet ingehouden worden:
daar is de zonde, die ons lichtelijk omringt, daar is de wereld met haar aanlokselen,
daar is de duivel, de wederpartijder.
2. De christenen moeten leven als op een verheven en doorluchtig toneel,
als naakt en open voor de Alziende ogen Gods, en in tegenwoordigheid
van de heilige engelen, als bestraalt met het licht des Evangeliums,
wiens werken openbaar zijn, en op wien de ogen Gods vallen.
En daarom zij moeten toezien wat zij doen,
en wijselijk handelen in alle dingen en op alle tijden.
Verder zondagavond gelezen de catechismusverklaring van ds. Hendrik Hoekstra (1852-1915)
van de Gereformeerde Kerk te Arnhem,
over Zondag 2 de Wet, onze tuchtmeester. Over de ellendekennis.
Het slot van de toepassing luidde als volgt:
O zondaar, die nog geheel naar uw natuurlijk bestaan wandelt,
doende de wil des vleses en der gedachten –
werd dit eens in waarheid uw belijdenis voor God, wat hier geleert wordt!
Gij zet Gods gebod opzij, om te wandelen naar uw eigen begeerten,
d.i. om de wil des duivels te doen, en uzelven een dienstknecht der zonde te betonen.
Gij wilt daarbij uzelven nog rechtvaardigen, denkt u nog wel eens te zullen bekeren,
meent dat uw hart toch beter is dan uw doen;
en mist de waarachtige geestelijke zelfkennis, waardoor gij zoudt zien,
gaat gij in ’t innerlijkste van uw bestaan tegen God en Zijn wil gekant zijt,
uw eigen welzijn niet weet te zoeken en al
evenmin liefde tot de naaste in uw harte hebt.
O, bezie het toch, hoe het een onverbekelijke, Goddelijke wet is,
de wil van den opperste Souverein, die u tegenkomt;
dien gij niet breken kunt, en die u ganselijk verdoemd in uw tegenkanting tegen Gods bevel.
O, kom toch tot uzelven en zie, hoe geen eigengerechtig pogen
om uzelven met die wet in overeenstemming te brengen u kan baten;
hoe zulk pogen als een aanslag om Gods wet van kracht te beroven
en God te willen bedriegen met een witgepleisterd graf, door die wet zelf geoordeeld wordt.
Misschien stemt ge het wel eens toe, dat het zo is,
als hier gezegd wordt: “van nature geneigd, God en mijnen naaste te haten”.
Maar bedenk, dat het hier u geldt, uwe ziel, en dat die wet u voor eeuwig
onder de toorn besluit, zo gij niet behouden wordt in de weg,
dien God Zelf verordineerd heeft.
O, dat uw hart gebroken en uw geest verslagen worde,
omdat gij, die God boven alles behoordet lief te hebben en uw naaste als uzelven,
een hater van God en de naaste zijt.
Dat het: o God! wees mij, zondaar, genadig!” eens uit uw ziel dringe.
Dat ge ogenzalf begeren moogt opdat ge uw kwaal
niet gering moogt achten en uw breuke niet op het lichtst moogt zoeken te genezen.
Laat uw gerechtigheid u onder de donder der wet maar worden als een wegwerpelijk kleed.
Als gij waarlijk ontdekt wordt, aan uw ongerechtigheden,
zult ge daarin niet langer kunnen leven;
dan zal ’t blijken, dat gij de Heere recht gaaft en daarom verbroken werd onder Zijn wet.
Gij zult uw zonden haten en vlieden, en in een weg van gerechtigheid leren wandelen.
Maar daarin juist zult gij meer en meer leren, dat de wet u niet gegeven is,
om door hare vervulling behouden te worden, maar zij zal u
een tuchtmeester zijn tot dien Jezus, Die haar volbracht en haar vervloeking droeg.
O, ziel, die naar Christus in waarheid leert vragen!
De Heere leert u verstaan van de betekenis van Davids bede:
“dat de beenderen zich verheugen, die Gij verbrijzeld hebt!”.
Want als de wet van God, die gij in haar geestelijke zin leert verstaan,
en die gij van harte voor heilig en rechtvaardig en goed leert erkennen,
aan welke gij uzelven gehouden gevoelt -, tot ú komt,
en gij daartegenover de overtreder. Dan zegt gij met Jeremia:
“De Heere is mij een loerende beer, een leeuw in verborgen plaatsen.
Hij heeft Zijn pijlen in mijn nieren doen ingaan. Hij heeft mij in de as nedergedrukt”.
Dan leert gij in waarheid belijden, met droefenis voor God,
wat hier de Christenleerling antwoordt op de vraag: “Kunt gij dit alles volkomelijk houden?”-
“Neen, ik, want ik ben van nature geneigd God en mijn naaste te haten”.
O, wij zullen aan de hand van onze catechismus nog wel meer leren
aangaande de uitgestrektheid van de verdorvenheid van onze natuur door de zonde.
Maar moge dit uit Gods Woord ontvangen onderwijs onze hoogheid maar verbrijzelen,
ons onze schuld en ellende doen kennen, ons de weg ganselijk afsnijden,
om door schijngerechtigheid de wet Gods te verzoenen,
opdat onze ziel maar gedreven worde onder de vleugelen van Hem,
Die zeide: “Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven.
Ik heb lust, o, mijn God! om Uw welbehagen te doen;
en Uwe wet is in het midden mijns ingewands” Amen.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
's morgen Numeri 3; de taakomschrijving van de Levieten
's middags doopdienst; Deut. 6/Psalm 78/HC 39
5e gebod (w.b. de omgang van de ouders t.o. hun kinderen)
Voor mij een erg bijzondere zondag geweest.
's middags doopdienst; Deut. 6/Psalm 78/HC 39
5e gebod (w.b. de omgang van de ouders t.o. hun kinderen)
Voor mij een erg bijzondere zondag geweest.
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Afgelopen zondagmiddag een preek van ds. J.W. Kersten uit Matth. 25.
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Gisteren werden er preken gelezen van ds. D. de Wit(Markus 5), ds. A. Moerkerken(Jeremia 10) en ds. Chr. van der Poel(Psalm 49-Zondag 4).
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Gistermorgen werd er een preek gelezen van, als ik het goed verstaan heb, ds Fraanje over Mattheus 9 vers 10 t/m 12. Een bijzonder gezelschap in het huis van Mattheus. Wat een wonder dat Jezus (juist!) wilde aanzitten met deze tollenaren en zondaren! En ook dat zij met Hem wilden aanzitten, door Hem begerig gemaakt Hem te leren kennen. Leerden wij onszelf al kennen als zo'n zondaar? Hebben wij deze Medicijnmeester nodig gekregen in ons leven?
's Avonds werd de verklaring van de Heidelberger Cathechismus gelezen van ds Smijtegelt. Zo goed en volkomen door God geschapen en vrijwillig zo diep gevallen dat we onbekwaam zijn tot enig goed. Een Godswonder dat het daar niet ophoudt, maar dat er staat: tenzij wij door de Geest Gods wedergeboren worden!
's Avonds werd de verklaring van de Heidelberger Cathechismus gelezen van ds Smijtegelt. Zo goed en volkomen door God geschapen en vrijwillig zo diep gevallen dat we onbekwaam zijn tot enig goed. Een Godswonder dat het daar niet ophoudt, maar dat er staat: tenzij wij door de Geest Gods wedergeboren worden!
- SecorDabar
- Berichten: 1541
- Lid geworden op: 14 okt 2011, 16:18
Re: Waar ging de preek van afgelopen zondag over? [3]
Heel positief dat de catechismusverklaring van ds.B.Smijtegelt wordt gelezen!windorgel schreef:Gistermorgen werd er een preek gelezen van, als ik het goed verstaan heb, ds Fraanje over Mattheus 9 vers 10 t/m 12. Een bijzonder gezelschap in het huis van Mattheus. Wat een wonder dat Jezus (juist!) wilde aanzitten met deze tollenaren en zondaren! En ook dat zij met Hem wilden aanzitten, door Hem begerig gemaakt Hem te leren kennen. Leerden wij onszelf al kennen als zo'n zondaar? Hebben wij deze Medicijnmeester nodig gekregen in ons leven?
's Avonds werd de verklaring van de Heidelberger Cathechismus gelezen van ds Smijtegelt. Zo goed en volkomen door God geschapen en vrijwillig zo diep gevallen dat we onbekwaam zijn tot enig goed. Een Godswonder dat het daar niet ophoudt, maar dat er staat: tenzij wij door de Geest Gods wedergeboren worden!

(Dit schrijf ik niet om Ds.Smijtegelt te vereren,
maar om hetgeen de Heere heeft gegeven aan deze dienstknecht uit de 18e eeuw)
Een Doleantie-dominee (1886), (Later de Gereformeerde Kerken in Nederland van 1892),
Ds. Feringa, raakte in verlegenheid om een catechismusverklaring
uit te geven, en wilde wel dat de lezer niet zijn verklaring,
maar dat men vóóraf de catechismuspreken van
Ds. Smytegelt zou lezen, die :
het hart raakten, en de kern van de gereformeerde religie verklaarde.
Secor Dabar = Gedenkt het Woord (Psalm 119:49)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)
Al kunnen wij niets doen zonder de Geest,
toch zal de Geest niets doen zonder het Woord.
(Ds. Ebenezer Erskine)