Jean le Fontain schreef:DWW schreef:hervormde schreef:Inderdaad Luther heeft DWW en anderen de neiging om de weg van Christus (dwingend) op te leggen. Maar dat is niet wat de Schrift ons leert. Christus heeft de vloek gedragen. Is tot zonde geworden.
Voor de zondaar is dat niet nodig, want hij of zij is vloekwaardig. God is een verterend vuur voor de zondaar. Tenzij dat hij of zij het geloofsoog slaat op Christus. In Hem wordt de rust gevonden. Maar dat is te gemakkelijk voor de doper. Te weinig geestelijk. Het is echter voor het ongeloof een onmogelijkheid. De zondaar wil niet als een vloekwaardige de rust vinden in Christus. Tot God de Heilige Geest het volle licht werpt op het Licht. Dan valt de zondaar in verwondering met Johannes de Doper aan Zijn voeten en roept met Hem uit: Zie het Lam van God!
Weet je hoe en wanneer een zondaar gevoelt dat God een heilig en een verterend Vuur is, bij Wie niemand wonen kan? Namelijk, wanneer Hij met Zijn heilige ogen met Zijn heilige Wet in Zijn handen, in jouw en mijn verdorven ziel gaat kijken, en daarmede het vergoten Bloed, en het Beeld van Christus gaat opeisen in jouw en mijn ziel.
Kun je dit onderbouwen? Ik lees waarschijnlijk in mijn Bijbel ergens overheen...
Wanneer een ziel sterft aan de vloekeis der wet tot een volkomen betaling, Rom. 7:6, dan sterft hij ook aan de heilige volmaaktheid van die wet. Deze wet is een afspiegeling van Gods heilige Recht, en deze wet en dit heilige recht Gods spiegelen af, Wie en Wat God is, en wat Hij eist van ons middels Zijn heilige wet. Namelijk een heilig God Die met de minste zonden geen gemeenschap kan hebben. Hier behoefden we in het paradijs geen moeite voor te doen, daar we toen naar Gods Beeld geschapen waren. Dat is het Beeld van Christus, want Hij was het verheerlijkte Beeld van Zijn Vader. Wie Hem gezien heeft, die heeft de Vader immers gezien, Joh. 14:9. Dit Goddelijke Beeld is de mens in Adam verloren. God heeft dit hersteld in de Tweede Adam, die deze zaak verworven heeft voor Zijn volk, Gal. 4:4-7. Maar, Christus is niet alleen een Middelaar van verwerving, maar ook van toepassing. Deze verworven zaak moet dus worden toegepast aan het verdorven zondige hart van een verkoren zondaar. Maar, voordat God deze zaak toepast, eist Hij naar zijn rechtvaardigheid en naar Zijn Goddelijke heiligheid, Zijn Goddelijke Beeld terug. Wanneer God dit niet zou doen, hield Hij op te bestaan, en zouden Zijn Rechtvaardigheid en Goddelijke Heiligheid gekrenkt worden. Lees het stukje eens wat ik hierover schreef. Om deze zaak dus te herstellen, heeft er Goddelijk Bloed moeten stromen. Dit Bloed gaat God opeisen in de zielen van alle mensen, middels Zijn Goddelijk gericht. Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe, Joh. 3:16. Deze verworven Zaak door de Tweede Adam, wordt de verkoren zondaar in dat heilige Recht geschonken om niet. Al diegenen die dat geloof nimmer geschonken hebben gekregen, zullen daarom voor eeuwig verloren, omdat zij nimmer in die verworven Zaak hebben geloofd. De verkorenen Gods geloven het ook niet, en daartoe moeten zij door de onwederstandelijke werking van de H. Geest, aan het einde van de wet gebracht worden, Rom. 10:4, waarbij de wet hen dood, en zij sterven aan de wet, en de kruis en vloekdood met Christus sterven, Rom. 6-8, en zij het Leven in/uit Hem ontvangen middels de inlijving door dat zaligmakende geloof in Zijn verbroken Lichaam. Deze vloekeis der wet drijft dus de zondaar geestelijk tot Jezus, als een wrekende bloedwreker, waardoor de zondaar tot Hem gaat kermen vanuit een onhoudbare innerlijke zielennood, denk aan het korte gebedje van de moordenaar. Goed verstaan, de vloekeis der wet verkondigt de zondaar geen Jezus, maar eist alleen een volmaakte betaling. Maar, toen dus die moordenaar zag dat het in hem en bij hem een compleet verloren zaak was, door de geestelijke doding der wet, werd hem het Evangelie voorgesteld c.q. innerlijk gepredikt door de H. Geest. Hoe kon die moordenaar anders weten dat Hij de Heere was, en dat Hij naar Zijn Paradijs zou gaan? Dit had hem de H. Geest in zijn ziel gepredikt, maar ook dat, wat hij niet had tot betaling, in Hem volkomen te vinden was. Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt, en Ik zal u rust geven, Matth. 11:28. Waarop die moordenaar een laatste noodkreet om redding doet, vervolgens verloren gaat als in een punt des tijds, Matth. 18:11, en in de liefdesarmen van de Heere Jezus valt. En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn, Lukas 23:43-44.
Mc Cheyne heeft niets anders bedoeld toen hij dit schreef :
Maar toen mij God Geest aan mij zelf had ontdekt,
toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voeld’ ik wat eisen Gods heiligheid deed.
Daar werd al mijn deugd een wegwerpelijk kleed.
Toen vlucht’ ik tot Jezus. Hij heeft mij gered!
Hij heeft mij verlost van het vonnis der wet!
Mijn heil en mijn vreugd’ en mijn leven werd Hij.
Ik boog m’, en geloofd’, en mijn God sprak mij vrij!
Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis,
dat Christus alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik de dood, nu verwin ik het graf.
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.
Nu reis ik getroost onder ‘t heiligend kruis
naar ‘t erfgoed hierboven, naar ‘t Vaderlijk huis.
Mijn Jezus geleidt mij door d’ aardse woestijn.
“Gestorven voor mij!” zal mijn zwanenzang zijn.