Adagio schreef:Orfeo schreef:Dat geloof per definitie niets te maken heeft met bewijs, argumenten en redeneringen is niet gebaseerd op de Bijbel.
Wellicht wordt een godsdienst bedoeld, in plaats van geloof.
[Teksten]
Wat bedoel je precies met die eerste zin?
De teksten die je noemt tonen geenszins aan dat het geloof losstaat van bewijs. Ik denk dat de volgende twee punten dat duidelijk maken:
1. Tot geloof komen door middel van bewijs betekent niet dat je zelf je bekering werkt en dat God er niet aan te pas komt. Ook het feit dat er bewijs is, dat dat tot je komt en dat je erdoor wordt overtuigd zijn dingen waar God achter zit.
2. Er zijn meerdere teksten in de Bijbel waaruit blijkt dat de 'wijzen' het Evangelie verwerpen, terwijl het door de 'dwazen' wordt geaccepteerd. 1 Korinthe 1 gaat hier bijvoorbeeld over, maar ook in de evangeliën is het een belangrijk thema. Dit betekent echter niet dat er geen bewijs is, maar dat de 'wijzen' 'willens en wetens' (2 Petrus 3:5) het niet accepteren. Als je je verdiept in de betrouwbaarheid van de evangeliën ontdek je zo ongelooflijk veel aanwijzingen dat deze betrouwbaar zijn, maar desondanks zien de belangrijkste nieuwtestamentici de evangeliën als legenden met een historische kern, soms op basis van bizarre redeneringen.
Daarentegen zijn er heel veel passages in de Bijbel die heel evidentialistisch zijn. Ik zal er een paar noemen:
1. In Exodus 4 zegt Mozes tegen de Heere:
'Maar zie, zij zullen mij niet geloven, noch mijn stem horen; want zij zullen zeggen: De HEERE is u niet verschenen!'
De Heere zegt vervolgens niet tot Mozes dat Hij ervoor zal zorgen dat het volk hem zal geloven zonder enig verder bewijs, maar Hij geeft Mozes verschillende wonderen mee (de staf die een slang wordt en de melaatse hand) waardoor het volk kan weten (bewijs!) dat Mozes door God gezonden is. Vervolgens lezen we:
En Aäron sprak al de woorden, die de HEERE tot Mozes gesproken had; en hij deed de tekenen voor de ogen des volks. En het volk geloofde, en zij hoorden, dat de HEERE de kinderen Israëls bezocht, en dat Hij hun verdrukking zag, en zij neigden hun hoofden, en aanbaden.
2. In Mattheüs 9, nadat Jezus tegen de man op het bed heeft gezegd dat zijn zonden zijn vergeven, zegt Hij:
Want wat is lichter te zeggen: De zonden zijn u vergeven? of te zeggen: Sta op en wandel? Doch opdat gij moogt weten, dat de Zoon des mensen macht heeft op de aarde, de zonden te vergeven (toen zeide Hij tot den geraakte): Sta op, neem uw bed op, en ga heen naar uw huis.
En hij opgestaan zijnde, ging heen naar zijn huis.
Het is duidelijk dat Jezus hier een wonder doet om te laten zien dat Hij de macht heeft om zonden te vergeven.
3. In Lukas 10 zegt Jezus:
Wee u, Chorazin, wee u, Bethsaida, want zo in Tyrus en Sidon de krachten geschied waren, die in u geschied zijn, zij zouden eertijds, in zak en as zittende, zich bekeerd hebben.
Jezus verwijt hier Chorazin en Bethsaïda dat zij zich ondanks het bewijs niet bekeerd hebben. Ook ziet Hij de bekering van Tyrus en Sidon - als die deze wonderen hadden gezien - op basis van wonderen (bewijs) als iets positiefs.
4. Johannes schrijft in hoofdstuk 20 van zijn evangelie:
Jezus dan heeft nog wel vele andere tekenen in de tegenwoordigheid Zijner discipelen gedaan, die niet zijn geschreven in dit boek;
Maar deze zijn geschreven, opdat gij gelooft, dat Jezus is de Christus, de Zone Gods; en opdat gij, gelovende, het leven hebt in Zijn Naam.
Johannes probeert zijn lezers dus te bewegen tot het geloof door middel van de wonderen die Jezus heeft gedaan. Hij wil bewijs leveren dat Jezus de Christus en de Zoon van God is.
5. In Handelingen 2 spreekt Petrus het volk uitgebreid toe. Hij gebruikt verschillende typen bewijs:
- Door Jezus en de uitstorting van de Heilige Geest zijn profetieën uitgekomen.
- Het volk heeft Jezus gekend en weten dat Hij wonderen deed.
- Petrus baseert een argument op het feit dat Davids graf nog altijd in Jeruzalem was.
- Petrus beroept zich op zichzelf en de andere discipelen als ooggetuigen van de opstanding.
6. In Handelingen 17 spreekt Paulus verschillende Griekse filosofen toe. Hij gebruikt ander bewijs dan Petrus, maar hij zoekt aansluiting bij was de filosofen al geloofden (dat er een onbekende God was; dat de mensen een goddelijk geslacht zijn) en redeneert op basis daarvan verder. Helaas kon hij zijn toespraak niet afmaken, zodat we niet weten hoe Paulus verder zou zijn gegaan.
Ik zou nog veel meer voorbeelden en teksten kunnen aanhalen, maar ik denk dat het duidelijk is dat de Bijbel een zeer evidentialistisch boek is. In de Bijbel worden wonderen gebruikt om mensen tot geloof te bewegen (in de tijd van Mozes, de tijd van Elia en Elisa, in de tijd van Daniël en de eerste generatie christenen: periodes waarin er heel veel ongeloof in een bepaalde omgeving was). In de Bijbel worden profetieën gebruikt om bepaalde dingen te bewijzen. In de Bijbel wordt er beroep gedaan op ooggetuigen. Vertalen we dat naar onze tijd, dan zouden we nu filosofische, historische en ontwerpargumenten kunnen gebruiken om mensen te overtuigen. Helaas gaan er veel misverstanden over evidentialisme de ronde, zie daarvoor dit uitstekende artikel van dr. Lydia McGrew:
http://whatswrongwiththeworld.net/2014/11/what_evidentialism_is_not.html.