Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhil

Willem
Berichten: 1933
Lid geworden op: 12 jul 2010, 13:33

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Willem »

Democritus schreef:
Ander schreef: Nee, ik denk dat het ook de manier van formuleren is. In de tijd van de Reformatie werd er anders gesproken over de doop. Lees de korte institutie van Calvijn over de doop, bijvoorbeeld. Vreugdenhil heeft veel aandacht voor de ruimte en voor het verbond en minder (geen) aandacht voor de ernst en de verantwoordelijkheid. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen, gedoopt of niet gedoopt. Dat lees ik niet terug in het hoofdstuk over de doop. Daar is iedere lezer er erg dichtbij en komt het alleen maar op het aannemen aan, zo lijkt het. En dan is de verbondsrelatie in het oude Israël een andere dan die in het nieuwe Verbond. Zonder geloof is er in het nieuwe verbond geen verbondsrelatie. (en vraag nu niet teveel door, ik vind deze materie erg lastig.)
Ik ken het boek verder niet maar als ik dit lees dan ligt toch juist de ernst en de verantwoordelijkheid in het aannemen.
Als alles al klaar ligt vanuit God gezien. Hij het bevestigd in de doop dat Hij ons tot Zijn kinderen aannemen wil en wij worden opgeroepen..... en omdat elk verbond twee in zich heeft, worden wij door God door middel van de doop opgeroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Alles ligt klaar en wij verzetten ons willens en wetens tegen die nieuwe gehoorzaamheid dan ligt hier de verantwoordelijkheid in. De keerzijde is dat wij al onder de toorn liggen en eeuwig van God gescheiden en zullen omkomen indien wij Hem niet aannemen...als at geen ernst is.
Is dit gereformeerd? Leert Calvijn en o.a. Matthew Henri dit?
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24620
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door refo »

Ander schreef:
memento schreef:
Ander schreef:
huisman schreef:De bedoeling van deze quiz is dat je op de puntjes van mogelijkheid 4 je argument verwoord. Probeer het maar ik zal wel zeggen of het een goed antwoord is. (Het is nog niet voor een cijfer dus wees niet al te nerveus)
Anders, namelijk....
Ik vul op de puntjes in: als je je niet kan herkennen in de uitleg en toepassing van Jer 3:14, zoals ds. Vreugdenhil die geeft, dan plaatst memento je buiten de brede gereformeerde traditie.

Met alle respect, dát maakt niet zoveel indruk op me.
Puur feitelijk gezien wijk je dan inderdaad af van de uitleg die Calvijn en Matthew Henry (en vele anderen) gegeven hebben, ja. Daarmee zijn andere visies nog niet per definitie verkeerd of ongereformeerd, maar je kan ds. Vreugdenhil niet kwalijk nemen, als hij in de lijn van de gereformeerde uitleggers gaat.
Nee, ik denk dat het ook de manier van formuleren is. In de tijd van de Reformatie werd er anders gesproken over de doop. Lees de korte institutie van Calvijn over de doop, bijvoorbeeld. Vreugdenhil heeft veel aandacht voor de ruimte en voor het verbond en minder (geen) aandacht voor de ernst en de verantwoordelijkheid. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen, gedoopt of niet gedoopt. Dat lees ik niet terug in het hoofdstuk over de doop. Daar is iedere lezer er erg dichtbij en komt het alleen maar op het aannemen aan, zo lijkt het. En dan is de verbondsrelatie in het oude Israël een andere dan die in het nieuwe Verbond. Zonder geloof is er in het nieuwe verbond geen verbondsrelatie. (en vraag nu niet teveel door, ik vind deze materie erg lastig.)
Misschien moet je eerst een uitzoeken wat geloof precies is. Want zo te zien snap je dat niet goed. Aan de ene kant heb je het over de ernst en de verantwoordelijkheid. En de volgende zin begint dan weer met 'zonder geloof is het onmogelijk'.

Het is inderdaad zo dat iedereen er dichtbij is. Dat zal voor vele Gergemmers op de jongste dag de onaangename verrassing zijn. En dan niet zo zeer 'had ik maar' zoals vaak gezegd wordt, ook wel, maar vooral: waarom heeft niemand me dat gezegd. Deze verantwoordelijkheid neemt ds Vregugdenhil op zich.

En ja, dat is gereformeerd. Misschien niet gergem, maar wel gereformeerd.
Democritus
Berichten: 1441
Lid geworden op: 30 aug 2004, 19:29
Locatie: Alhier

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Democritus »

Willem schreef:
Democritus schreef:
Ander schreef: Nee, ik denk dat het ook de manier van formuleren is. In de tijd van de Reformatie werd er anders gesproken over de doop. Lees de korte institutie van Calvijn over de doop, bijvoorbeeld. Vreugdenhil heeft veel aandacht voor de ruimte en voor het verbond en minder (geen) aandacht voor de ernst en de verantwoordelijkheid. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen, gedoopt of niet gedoopt. Dat lees ik niet terug in het hoofdstuk over de doop. Daar is iedere lezer er erg dichtbij en komt het alleen maar op het aannemen aan, zo lijkt het. En dan is de verbondsrelatie in het oude Israël een andere dan die in het nieuwe Verbond. Zonder geloof is er in het nieuwe verbond geen verbondsrelatie. (en vraag nu niet teveel door, ik vind deze materie erg lastig.)
Ik ken het boek verder niet maar als ik dit lees dan ligt toch juist de ernst en de verantwoordelijkheid in het aannemen.
Als alles al klaar ligt vanuit God gezien. Hij het bevestigd in de doop dat Hij ons tot Zijn kinderen aannemen wil en wij worden opgeroepen..... en omdat elk verbond twee in zich heeft, worden wij door God door middel van de doop opgeroepen en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Alles ligt klaar en wij verzetten ons willens en wetens tegen die nieuwe gehoorzaamheid dan ligt hier de verantwoordelijkheid in. De keerzijde is dat wij al onder de toorn liggen en eeuwig van God gescheiden en zullen omkomen indien wij Hem niet aannemen...als at geen ernst is.
Is dit gereformeerd? Leert Calvijn en o.a. Matthew Henri dit?
Weet ik niet maar het staat wel in het doopformulier.
Our God is an awesome God. He reigns from heaven above
Wilhelm
Berichten: 3240
Lid geworden op: 13 okt 2007, 19:26

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Wilhelm »

Ander schreef:
memento schreef:
Ander schreef:
huisman schreef:De bedoeling van deze quiz is dat je op de puntjes van mogelijkheid 4 je argument verwoord. Probeer het maar ik zal wel zeggen of het een goed antwoord is. (Het is nog niet voor een cijfer dus wees niet al te nerveus)
Anders, namelijk....
Ik vul op de puntjes in: als je je niet kan herkennen in de uitleg en toepassing van Jer 3:14, zoals ds. Vreugdenhil die geeft, dan plaatst memento je buiten de brede gereformeerde traditie.

Met alle respect, dát maakt niet zoveel indruk op me.
Puur feitelijk gezien wijk je dan inderdaad af van de uitleg die Calvijn en Matthew Henry (en vele anderen) gegeven hebben, ja. Daarmee zijn andere visies nog niet per definitie verkeerd of ongereformeerd, maar je kan ds. Vreugdenhil niet kwalijk nemen, als hij in de lijn van de gereformeerde uitleggers gaat.
Nee, ik denk dat het ook de manier van formuleren is. In de tijd van de Reformatie werd er anders gesproken over de doop. Lees de korte institutie van Calvijn over de doop, bijvoorbeeld. Vreugdenhil heeft veel aandacht voor de ruimte en voor het verbond en minder (geen) aandacht voor de ernst en de verantwoordelijkheid. Zonder geloof is het onmogelijk God te behagen, gedoopt of niet gedoopt. Dat lees ik niet terug in het hoofdstuk over de doop. Daar is iedere lezer er erg dichtbij en komt het alleen maar op het aannemen aan, zo lijkt het. En dan is de verbondsrelatie in het oude Israël een andere dan die in het nieuwe Verbond. Zonder geloof is er in het nieuwe verbond geen verbondsrelatie. (en vraag nu niet teveel door, ik vind deze materie erg lastig.)

Ik denk dat je gelijk hebt, dat je zeker dit hoofdstuk ook een beetje als een correctie moet lezen.
We zijn qua verbondsopvatting, in delen van onze gezindte, weggegroeid van de theologische visie van Calvijn. En als je corrigeerd is dat niet altijd even evenwichtig. Juist omdat het evenwicht bij een andere verbondsvisie vaak ook ontbreekt.

Daarnaast is deze uitleg sowieso moeilijk als men al moeite heeft met een onvoorwaardelijke en welmenend Evangelie aanbod. Want dit staat zeker met elkaar in verband.
Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ander
Berichten: 3548
Lid geworden op: 20 mar 2007, 20:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Ander »

refo schreef: Misschien moet je eerst een uitzoeken wat geloof precies is. Want zo te zien snap je dat niet goed. Aan de ene kant heb je het over de ernst en de verantwoordelijkheid. En de volgende zin begint dan weer met 'zonder geloof is het onmogelijk'.

Het is inderdaad zo dat iedereen er dichtbij is. Dat zal voor vele Gergemmers op de jongste dag de onaangename verrassing zijn. En dan niet zo zeer 'had ik maar' zoals vaak gezegd wordt, ook wel, maar vooral: waarom heeft niemand me dat gezegd. Deze verantwoordelijkheid neemt ds Vregugdenhil op zich.

En ja, dat is gereformeerd. Misschien niet gergem, maar wel gereformeerd.
Een aanvulling: Het geloof is een gave Gods, naar bijv. Fil. 1:29.
Ander
Berichten: 3548
Lid geworden op: 20 mar 2007, 20:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Ander »

Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.
Wilhelm
Berichten: 3240
Lid geworden op: 13 okt 2007, 19:26

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Wilhelm »

Voor de duidelijkheid hier het hoofdstuk waar Ander vragen bij heeft :
Ds CG Vreugdenhil schreef:Verbond en doop

Job Visser
Daar staan ze bij het doopvont. Vader en moeder Visser. Ze hebben zojuist “Ja” gezegd op de drie doopvragen. De gemeente heeft Psalm 103 vers 7 gezongen en de kleine is binnengebracht. Moeder Visser houdt de kleine Job ten doop. Het doopwater glinstert in een zonnestraal die net door het raam naar binnen valt. Daar klinkt het: Job Theodoor Visser, ik doop u in de naam van de Vader, en van de Zoon en van de Heilige Geest.’
Even later zingtt de gemeente hen staande toe uit Psalm 87:4: ‘God zal ze Zelf bevestigen en schragen . ‘Na de collectezang gaat de kleine Job naar de crèche. De dominee geeft zijn tekst af voor deze bediening van het sacrament van de Heilige Doop. Het is Jesaja 43:1, 3a en 7 ‘Maar nu, alzo zegt de HEERE ,uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israël! vrees niet, want ik heb u verlost; ik heb u hij uw naam geroepen, gij zijt Mijn (...) Want Ik ben de HEERE, uw God, de Heilige Israëls, uw Heiland (...) Een ieder, die naar Mijn Naam genoemd is, en dien Ik geschapen heb tot Mijn eer, dien Ik geformeerd heb, dien ik ook gemaakt heb.
De preek gaat over het verbond van God en dat Hij ons bij onze naam heeft genoemd.


De waarde van het verbond
In de Bijbel neemt het verbond van God een heel grote plaats in. Het
Oude Verbond in de periode van het Oude Testament, maar ook het Nieuwe Verbond in de periode van het Nieuwe Testament. Wat in het Oude Testament het verbond wordt genoemd, komt overeen met wat in het Nieuwe Testament het Koninkrijk wordt genoemd. Zo kunnen we spreken over tweeërlei kinderen van het verbond en over tweeërlei kinderen van het Koninkrijk.
In onze tijd merk je meer en meer dat de waarde van het verbond devalueert. In bepaalde kringen wordt veel nadruk gelegd op de geloofskeus van de mens. Voor veel mensen is het verbond achterhaald en onpersoonlijk geworden. In onze kring bestaat het gevaar van de onderwaardering van het verbond. Wat we nodig hebben is een hernieuwde Bijbels-theologische waardering van het verbond. Met name ook de traditie van de Reformatie die zo duidelijk uitkomt in het gereformeerd belijden is aan een verdiepte belangstelling toe. We zingen nog wel ‘Hun, die Zijn verbond en woorden, als hun schatten gadeslaan’ (Ps. 25:5 berijmd), maar leeft dat ook zo in ons hart?
De Bijbel is het boek van het verbond van God met mensen. Zo onderhoudt God een relatie met Zijn volk. We lezen in Psalm 25:14:
‘De verborgenheid van de HEERE is voor degenen, die Hem vrezen; en Zijn verbond om hun die bekend te maken.’ Heel deze psalm is een gebed om die vertrouwelijke omgang met de HEERE te kennen en te doorleven. Bij het woord ‘verbond’ mogen we denken aan de trouw van God die de generaties overkoepelt. De gemeente van Christus is er allang voordat wij er zijn en de werkelijkheid van Gods opzoekende liefde gaat altijd aan ons zoeken en vinden vooraf. God komt in Zijn genade tot verloren mensen en belooft hun redding in Christus. Hij richt Zijn genadeverbond op en houdt daaraan vast door de geslachten en de eeuwen heen. Het is Gods trouw, en niet onze trouw, die de gemeente maakt tot wat ze is. Wat een heerlijk genadewonder als je zo door het geloof in die levens- gemeenschap met God mag delen.
We letten nu op de dooptekst uit de instap van dit hoofdstuk. Het volk van Israël is om hun ontrouw en hun zonden voor straf weg- gevoerd naar het verre land van Babel. Dat was eigen schuld: vanwege de zonde van afgoderij. Maar het allerergste is dat het volk zich niet verootmoedigt onder die slaande hand van de HEERE. God stuurt Zijn volk in de ballingschap, maar voor de geestelijke betekenis van die straf zijn ze stekeblind. Terwijl het volk midden in het vuur van Gods toom staat, ziet het daarin Gods straffende hand niet. Dat is toch wel het ergste. Israël kijkt alleen naar de vijanden die haar overwonnen hebben, en daarachter zien ze de hand van God niet. Ze worden wel geslagen, maar ze hebben geen pijn gevoeld.
En nu het wonderlijke, het genadige, het eenzijdige van Gods liefde:
ondanks de hardheid en geestelijke blindheid van het volk, ondanks dat er in hen geen enkele reden aanwezig is, enkel en alleen op grond van Gods liefde en verbondstrouw over Zijn trouweloze volk, kondigt Hij hen in vers i op beschamende en liefdevolle wijze de verlossing uit Babel aan: ‘Maar nu, alzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israël! vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn..,’

De betekenis van de Heilige Doop
Toen jij jaren geleden door je ouders naar het doopvont gebracht werd, is jouw naam voluit genoemd en heeft de Drie-enige God Zijn Naam over je leven laten uitroepen.
God heeft naar je gevraagd. Je mocht in de arm van vader of moeder naar voren gebracht worden naar het doopvont. Het doopwater, dat spreekt over de Heere Jezus! En over God de Vader en de Heilige Geest! Waarom kwamen je ouders met je naar voren? Omdat ze wisten: mijn kind is zondig en onrein in zichzelf Het is er een van ons. Het is besmet met onze zonde. Dat is wel gebleken toen je groter werd. En als daar niets aan gedaan wordt, kun je niet gelukkig zijn, dan kun je niet opgroeien tot eer van God.
Wat moet er dan gebeuren? Je moet gewassen worden in Jezus’ bloed. En de macht van de zonde moet gebroken worden. Je hebt een nieuw hart nodig, een gereinigd hart, zodat je de Heere gaat liefhebben en dienen. Dan ben je echt gelukkig ... en de Heere wordt erin verheerlijkt.
‘Geef je kindje maar aan Mij,’ zei God tegen je ouders, ‘Ik wil hem) haar het teken geven van het genadeverbond.’ Daar wijst het water van de doop op. In dat doopwater raakt God ons aan, heel persoonlijk. In de Naam van de Vader! ‘Ja, Ik wil je Vader zijn enje stellen in de verbondsrelatie met Mij. Ik geef je Mijn Woord. Ik wil je aannemen tot Mijn kind. Je mag op Mij vertrouwen. Ik wil voor je zorgen en je leven leiden.’
En de Heere Jezus zegt in de Heilige Doop: ‘Ik wil je Redder zijn. Er is vergeving van zonden, ook voor jou, met name genoemd. Ik heb je bij je naam geroepen.’ En de Heilige Geest zegt in de aanraking met het doopwater: ‘Ik wil in je hart komen wonen en het vernieuwen. Ik wil je geven wat jij niet zelf kunt opbrengen. Ik wil het geloof werken inje hart enje toerusten om de Heere te dienen.’ Dat is de betekenis van de doopformule.
Je ouders hebben je bij de Heere gebracht. Zij zijn naar het doopvont gekomen om te belijden: ‘Heere, mijn kind is in zichzelf zo onrein, wilt LJ het reinigen?’ Maar ze zijn ook naar voren gekomen om te zeggen: ‘Heere, wij hebben het van U gekregen en we geven het weer aan U terug. We willen het bestemmen voor Uw dienst. We hebben beleden dat bij/zij in Christus geheiligd is Bestemd voor Uw dienst.’ En God zegt: ‘Ja, Ik heb jullie kindje voor het leven getekend met het teken van Mijn verbond! En bij dezen geef Ik het weer aan jullie terug. Neem jullie kindje nu maar weer mee naar huis. Jullie mogen jullie zoon/dochter nu opvoeden voor Mij, om Mij te dienen.’
Vanuit de aanraking met het doopwater als teken van Gods verbond mogen een vader en moeder tegen hun kind zeggen:
‘Mijn jongen, mijn meisje, God heeft naar je gevraagd. Je bent gedoopt! De Heere wil jouw God zijn, de Heere Jezus wil jouw Zalig- maker zijn en je verlossen van je zonden. Ben je weleens bedroefd over je zonden? En de Heilige Geest wil je in alles helpen. Leef toch niet verder zonder de Heere. Hij heeft rechtop je leven en op je liefde, je krachten enje gaven, ja op heel je hart.’
Wat is jouw antwoord hierop? Zou je deze goede God niet willen dienen en gehoorzamen?

Bij je naam genoemd
Dat was nu ook precies Gods bedoeling met Israël. Hij herinnert het volk eraan dat Hij ze bij hun naam heeft geroepen en ze heeft aangenomen tot Zijn volk opdat ze Hem in liefde zullen dienen. ‘Maar nu, alzo zegt de HEERE (...) vrees niet, want Ik heb uverlost, Ik heb ubij uw naam geroepen, gij zijt Mijn!’ In de eerste plaats zegt God hier: ‘Israël, ondanks alles bent u toch nog Mijn volk al zit u nog in Babel.’ In de tweede plaats: ‘Ik haal u terug uit Babel en op die terugtocht naar Judea en Jeruzalem zeg Ik u op een bijzondere wijze Mijn bescherming toe.’ In vers z zegt God: Ais je zult gaan door het water, Ik zal bij je zijn.’
‘Maar nu! Alzo zegt de HEERE!’ Als een vuurpijl in een donkere nacht schieten deze woorden omhoog. Voel je het eenzijdige karakter van Gods liefde en genade? ‘Maar nu!’ Het is pure genade. Israël heeft niets verdiend, wel alles verzondigd Ze hadden geen berouw en vroegen niet naar God. En nu vraagt God naar hen! Zo is God!
Genadig en barmhartig, en groot van goedertierenheid. God wijst Israël op wat Hij voor hen heeft gedaan in het verleden; Hij herinnert hen aan Zijn bewezen trouw. Dat geeft moed voor de toekomst. God herinnert Israël aan Zijn grote daden in de geschiedenis. ‘Uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, o Israël.’ Hierbij moet je denken aan het geboorte-uur van Israël als volk. Dat was bij de roeping van Abraham. Abraham kreeg Izak, de zoon der belofte. Izak kreeg Jakob. Het begint heel klein, maar Jakob wordt de stamvader van het volk Israël. Zijn twaalf zonen zijnde stamvaders van de twaalf stammen. Zeventig mensen trekken naar Egypte en groeien uit tot een geweldig volk, genoemd naar hun stamvader:
Israël.
ALzo zegt de HEERE, uw Schepper, o Jakob! en uw Formeerder, 0 Israël.’ Israël dankt zijn bestaan aan Gods genaclige verkiezing. Uit alle volken van de aarde heeft Cod haar tot Zijn eigendom aangenomen. Zo heeft Hij Israël tot een volk gemaakt, geformeerd, tot aan- zijn geroepen. Maar God heeft nog meer gedaan: ‘Want Ik heb u verlost!’ Wanneer? Waaruit? Uit Egypte, toen Israël daar zwaar werd verdrukt; toen de tichelovens rookten en de zwepen de ruggen van de Israëlieten striemden. Uit die slavernij heeft God hen verlost. ‘Ik bende HEERE, uw God, Die u uit Egypte, uit het diensthuis, uitgeleid heb.’
Dat brengt ons bij de derde weldaad die de HEERE hier aan Israël voorhoudt. In de eerste plaats: Hij is hun Schepper, hun Formeerder, Hij heeft hen tot aanzijn geroepen. In de tweede plaats: ‘Ik heb u verlost uit de slavernij van Egypte’, en dan in de derde plaats: ‘Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn!’ Dat slaat op de verbondssluiting bij de Sinaï. Daar heeft God aan Zijn verbond met Abraham de nationale openbaringsvorm gegeven. Vanaf die tijd is Israël Zijn vollc! Zijn eigendom. ‘Gij zijt Mijn!’ Dat heb Ik allemaal voor u gedaan, zegt God. En nu blijf Ik de onveranderlijke en getrouwe Verbondsgod. Ik zal ‘niet feilen in Mijn trouw noch Mijn verbond ooit schenden’ (Ps. 89:14 berijmd). Daarom: ‘vrees niet.’ Ik laat u niet in Babel omkomen. Ik roep u terug en Ik zal u onderweg bewaren. Als u door het water of door het vuur moet gaan, zal Ik u beschermen.
Die trouwe Verbondsgod is nog even trouw en genadig als toen. De Schepper van Jakob en de Formeerder van Israël heeft ook ons geschapen. We zijn allen goed uit Gods handen voortgekomen. Zeer goed! Maar toen is het vreselijke gebeurd: Adam is van God afgevallen. Door één mens is de zonde in de wereld gekomen en door de zonde de dood, en alzo is de dood tot alle mensen doorgegaan (Rom. saz). Als er nu bij ons een lief kindje geboren wordt, is dat een kind van Adam, naar het beeld van Adam. We zijn Gods beeld kwijtgeraakt. Het doopformulier belijdt dat wij allen in zonde ontvangen en geboren zijn en daarom ‘kinderen des toorns’ zijn. Dat wil zeggen: mensen op wie de toom van God rust vanwege onze zonden.

Het genadeverbond
Maar wat heeft God nu gedaan? Hij heeft een weg uitgedacht om verloren zondaren weer terug te brengen in de gemeenschap met Hem en hen aan te nemen tot Zijn geliefde kinderen en erfgenamen. Die weg noemen wij het genadeverbond In navolging van Caspar Olevianus, een van de opstellers van de catechismus, kunnen we verschil maken tussen het wezen van het genadeverbond en de bediening ervan. Dat laatste kun je ook noemen: de openbaring van het verbond. Denk eens aan een schoteltje met in het midden een vlak stukje waarop het kopje wordt geplaatst. Zo heb je twee concentrische cirkels. Het hele schoteltje is een beeld van het genadeverbond. Het binnenste cirkeltje noemen we het ‘wezen’ van het verbond. De hele rand eromheen kunnen we aanduiden met het begrip: de ‘bediening’ van het verbond. In de bediening van het verbond komt het aanbod van Gods genade tot alle mensen die gedoopt zijn. Tot het wezen van het verbond behoren alleen de gelovigen die door wedergeboorte zijn ingegaan in de gemeenschap met God. In hun leven worden de beloften van God vervuld en zij zullen de eeuwige zaligheid beërven. We gaan terug naar Jesaja 43. ‘Vrees niet’, zegt de Heere tegen gevallen mensen die het verdiend hebben om verloren te gaan. ‘Ik heb u bij uw naam geroepen.’ Bij onze doop heeft God heel persoonlijk onze naam genoemd. De Drie-enige God noemde onze naam en dompelde die eigenlijk onder in Zijn Naam. ‘Ik doop u in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest!’ Dat noemen we de bediening van het genadeverbond. En door de bedding van dat genade- verbond laat God Zijn genadewater stromen. Zo roept Hij mensen uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.
De Heere is de Verbondsgod en Hij openbaarde Zich aan Israël via het genadeverbond. In vers 3 staat: ‘Want Ik ben de HEERE, uw God!’ HEERE staat met hoofdietters en dat betekent dat er in de grondtaal staat: Jehova, de Verbondsgod. De Heere openbaart Zich ook aan ons door middel van het genadeverbond. Dat staat zo helder in het Doopformulier: in de doop betuigt en verzegelt God dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht. We worden gedoopt als erfgenamen van het rijk van God en van Zijn verbond. We worden gedoopt op grond van Gods genadeverbond. Wat is dat? Heel eenvoudig gezegd: dat is de afspraak die God met ons maakt. Hij belooft dat Hij ons genadig wil zijn. Genade iswat je niet hebt verdiend. En wat spreekt God dan met ons af? Hij zegt: ‘Ik wil jouw God zijn, voor je zorgen, je zonden vergeven. En jij mag Mij dienen en liefhebben.’ En dat is zo heerlijk. Dat is het ware geluk. Dat spreekt God met ons af als we gedoopt worden. Dat moeten de ouders aan hun kinderen vertellen en uitleggen.

De Losser
Kan dat allemaal zomaar? Zijn wij van nature niet allemaal ‘kinderen des toorns’? Hoe kan de Heere nu mensen die in zichzelf’ onrein zijn en niets verdiend hebben, in genade aannemen? Hoe kan Hij nu zoveel genade beloven in het genadeverbond? Is God dan niet rechtvaardig? Jawel, maar dan moet je kijken naar het woordje dat in het Hebreeuws staat voor verlossen: ga’al. Daar komt het bekende woord go’el vandaan. Dat woord heeft zo’n rijke inhoud. Een go’el of losser is iemand die een ellendige redt van de ondergang.
En zo wijst dat woordje ‘verlost’ (uit vers ons heen naar de Heere Jezus Christus, de Go’el en Losser, Die door Zijn verzoenend lijden en sterven de verlossing heeft aangebracht. De lijdende Knecht uit Jesaja s. Hij heeft de losprijs betaald. Dat was zo’n dure prijs: geen zilver of goud, maar het dierbaar bloed van het Lam. Zijn eigen bloed, Zijn leven. Hij is dood geweest en Hij leeft! Jezus’ handen zijn doorboord en Zijn zijde is doorstoken. Het water van de doop wijst op Jezus’ dierbaar bloed. Dat doopwater laat ons zien dat Hij Zijn leven gaf. We zien Hem buigen in Gethsémané als de losprijs uit Zijn lichaam wordt geperst in Zijn uiterste zielenood.
Om onze Losser te kunnen zijn, heeft de Heere Jezus Zich vernederd tot in de allerdiepste versmaadheid. In deze gewillige Zaligmaker zien we Godin Zijn hart. God kan nu op grond van recht tegen een schuldig volk zeggen: ‘Maar nu, alzo zegt de Heere ... Ik heb u verlost.’ Voel je de rijke troost in deze woorden? Elke keer als we de Bijbel openslaan, spreekt God tot ons. Elke doopdienst zegt God: ‘Ik heb geen lust in je dood, maar in je leven ... voor Mijn aangezicht.’‘Vrees niet, want Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn!’
‘Je bent van Mij, je hoort bij Mij, je bent bestemd voor Mij. Ik zonder je af tot Mijn dienst. Ik heb al voor je gekozen, voordat je zelf kon kiezen. Je zult niet in de wereld opgroeien, ver van God, maar in Mijn gemeente, onder Mijn Woord.’ Wat een genade! Maar ook:
wat een verantwoordelijkheid. Wat doen we ermee? God komt er eenmaal op terug. De doop vermaant en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk om deze Drie-enige God lief te hebben en te dienen.

De inwilliging van het verbond
Als kind van het verbond heb je de naam dat je strijdt onder de banier van Christus. Je loopt met het veldteken van de Koning op je voorhoofd toch niet het kamp van de vijand in? Het zal wat zijn, om onder zo’n rijke bediening van het genadeverbond toch verloren te gaan. Want dat is mogelijk! De doop maakt niet zalig. Het is mogelijk om die God, Die ons voor het leven getekend heeft met het teken van Zijn verbond, te verwerpen. En weet je wat er dan gebeurt? Dan zal Zijn verbondswraak ons treffen. Als die nieuwe gehoorzaamheid ontbreekt, zijn we ten diepste nog een vijand van God. En dat zijn we allemaal van nature.
Daarom hebben we die vernieuwing nodig. De Bijbel noemt dat wedergeboorte. Anders kunnen we niet in het rijk van God komen. Voel je de spanning? Israël was Gods volk, maar niet alle Israëlieten vreesden echt de Heere. Er zijn tweeërlei kinderen van het verbond. Onderzoek jezelf er eens op. Heb je God lief? Heb je geleerd dat de Heere Jezus als de Borg van het verbond nodig hebt tot reiniging van al je zonden? Je moet komen tot de persoonlijke inwilliging van het verbond. Dat noemt de Bijbel ‘wedergeboorte’. Zo alleen kom je vanuit de bediening van het verbond in het wezen ervan.
Dan heb je ook met die schuldvraag te maken gekregen die Israël over het hoofd zag: ‘Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wie wij gezondigd hebben?’ (Jes. 42:24) Die last komt opje alsje ziet dat je alleen maar ongehoorzaamheid en schuld hebt in plaats van nieuwe gehoorzaamheid en heiligheid. Wat een droefheid: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel, en voor U.’ Tegen een goeddoend en liefhebbend God gezondigd: dat is een smartelijke ervaring. Juist door de liefde doet dat zo’n pijn. ‘0 God, ik heb de dood verdiend, kan ik nog met IJ verzoend worden? Wat moet ik doen?’ Je hoeft niets te doen, zegt God, want Ik heb alles gedaan om verloren zondaars te redden. Eenzijdig is Mijn liefde, Mijn trouw, Mijn genade. ‘Maar nu’, zegt Jesaja in hoofdstuk 43, ‘alzo zegt de HEERE tot een beroofd en geplunderd volk: ‘Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn!’ Het enige wat je doen moet om behouden te worden is: vertrouwen op Mijn Woord en geloven in Mijn Knecht, Mijn lieve Zoon Jezus Christus, die als Go’eI en Heiland de losprjs betaalde voor Mijn Jakob, Mijn Israël.’ Wat is het geweldig om je zo in het geloof over te geven aan Hem. Wat een wonder als je door Gods genade mag antwoorden opje doop: ‘Ja Heere, als U zo in mijn hart komt met Uw liefde, zal ik het ongelooflijke geloven. U bent mijn Schepper, U bent mijn Formeerder. U hebt mij verlost, U hebt me bij mijn naam geroepen. Ik ben van U. Voor eeuwig!’

De bediening van het genadeverbond
De Heere roept allen die onder het Woord komen, ernstig en welmenend tot de zaligheid. God verwerkelijkt Zijn verkiezend welbehagen door middel van de prediking van het Evangelie. En door het Evangelie roept Hij ons tot het geloof in Christus. Hij roept ons tot de zaligheid. Dat doet Hij binnen de gedoopte gemeente in de bediening van het genadeverbond.
Die prediking van de belofte van het Evangelie komt tot ons allemaal, zonder onderscheid. De inhoud van die belofte is het geloof in de gekruisigde Zaligmaker. Het aanbod van genade komt tot iedere hoorder van het Woord. De belofte van het Evangelie moet voorgesteld worden met ‘bevel van bekering en geloof’.
Op dat bevel legden onze Dordtse vaderen juist zo de nadruk; ook op het ‘zonder onderscheid’ prediken van de belofte aan alle hoorders (DL II,5 ).
De verkondiging van Gods belofte, in het kader van de bediening van het verbond, vraagt om geloof Het is wel waar dat de vervulling van Gods belofte alleen aan de gelovigen geschonken wordt, maar de inhoud van de belofte komt tot allen die gedoopt zijn. Zo alleen doen we recht aan het wervende karakter van Gods belofte. Gods toezeggingen zijn geen voorspellingen, die vanzelfsprekend uitkomen. Zijn belofte is een toezegging met de aard van een liefdesaanzoek dat het hart wil veroveren. Deze toezegging moet al biddend in ootmoedige verwondering geloofd worden.
Een Bijbelse onderbouwing van deze stelling vinden we in Jeremia 3:14, waarde HEERE tot het afkerige Israël zegt: ‘Ik heb u getrouwd.’ Dat slaat op de verbondssluiting bij de Sinaï. God noemt Israël Zijn bruid. En in dat kader geeft Hij Zijn belofte: Ik zal u aannemen, al was het er maar één uit een stad, die naar Mij vroeg of al waren het er maar twee uit een geslacht, die zich bekeerden tot Mij, Ik zal u brengen te Sion.
Is die belofte vervuld in het leven van alle Israëlieten tot wie de HEERE spreekt in Jeremia 3? Nee! Kwam Gods belofte wel tot hen allemaal?Ja! Zelfs in de vorm van het huwelijksverbond. We zien in dit zelfde hoofdstuk zo schitterend hoe onze verantwoordelijkheid en Gods genade pal naast elkaar staan in één en dezelfde tekst:
‘Keert weder, gij afkerige kinderen! Ik zal uw afkeringen genezen. Zie, hier zijn wij, wij komen tot Ii, want Gij zijt de HEERE, onze God’ (Jeremia 322).
In het kader van de bediening van het genadeverbond zegt God zelfs tegen Zijn afkerige volk Israël: ‘Ik heb u getrouwd.’ Jeremia gaat antwoord geven op de vraag hoe het mogelijk is dat God Zijn huis en hart openzet voor zulke ‘afkerige kinderen’, zoals hij het volk Israël noemt. Hij geeft daarmee de diepste drangreden voor onze bekering. Hij zegt: ‘Bekeert u ... want ik heb u getrouwd.’ Wat een eenzijdige liefde! In Israël was niets wat God daartoe bewegen kon. De Heere kon niet zeggen: Bekeert u, want u bent toch nog wel een beetje gewillig, of: u bent toch zo fijn rechtzinnig. Nee! Want, ‘ik’! God wijst op Zichzelf. En ook op wat Hij heeft gedaan! ‘Ik heb u getrouwd!’
Wat zeg je? Getrouwd? En geldt dat ook mij? Jazeker! Schrik je daarvan? Ja maar ... dat betekent toch dat je Gods eigendom geworden bent, dat Hij je tot Zijn bruid wil maken?! Inderdaad! Maar dat geldt toch alleen van Gods ware kinderen? Zeker, in ons spraakgebruik bedoelen we met de ‘bruid van Christus’ Gods volk. En toch ... God laat Zijn verbondsrechten gelden. Hij zegt: Ik heb recht op jou! Jeremia spreekt hier vanuit het verbond. Tegen wie zegt de profeet dit allemaal? Tegen ‘afkerige kinderen’! Besef je dat goed? Hoeveel verdriet je God ook aandeed met je zonden, hoezeer je Zijn toorn ook opriep. ‘ik gedenk in Mijn toorn aan Mijn ontfermen,’ zegt God. ‘Ik handhaaf Mijn verbond. Ik sta nog volkomen achter de huwelijksbelofte. Ik heb recht op je wederkeer, recht op je hart, op je leven t’ Ben je gedoopt? Wel, in het verbond zijn twee delen begrepen. De doop vermaant en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid, namelijk om deze Drie-enige God lief te hebben en te dienen.
Van deze eigendomsrelatie droeg Israël een teken in het vlees, namelijk de besnijdenis. Ook aan de nieuwtestamentische gemeente is een teken en zegel gegeven: de Heilige Doop als teken van Gods genadeverbond. In dat teken zegt God: Ik heb je getrouwd! Ik heb recht op jouw leven!
Als volk heeft God Israël getrouwd en op grond daarvan mogen zich de afzonderlijke personen bekeren. Dat is nu nog zo. Aan heel de gemeente heeft God de bediening van het verbond geschonken en op grond daarvan mogen we wederkeren tot Hem. Zo is de doop een pleitgrond! En daardoor is deze oproep tot bekering anders dan bij de heidenen: de oproep valt binnen het verbond.
Zo heeft het genadeverbond verschillende openbaringsvormen. Het wezen blijft altijd hetzelfde, maar de openbaringsvorm verandert. Met Adam was er de particuliere vorm. Bij Abraham begint de patriarchale vorm. Bij de Sinaï geeft God de nationale vorm aan Zijn verbond en wij leven nu onder de kerkelijke vorm van het genadeverbond. Zo kent het genadeverbond door de eeuwen heen verschillende bedieningen; maar het wezen ervan, de waarachtige wedergeboorte en de inlijving in Christus door het geloof, is door alle tijden heen hetzelfde.

Gods verbond met Abraham (Genesis 17:7)
Ons doopformulier citeert een gedeelte uit het verbond van God met Abraham en trekt de lijn door naar Handelingen 2. Laten we eens kijken naar Genesis 17:7.
In deze tekst spreekt God voor de vierde keer over Zijn verbond. In Genesis i:i8 lezen we: ‘Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram.’ In Genesis 17:2 staat: ‘En Ik zal Mijn verbond stellen tussen Mij en tussen u.’ In het vierde vers zegt God: ‘Mij aangaande, zie, Mijn verbond is met u.’ En in vers 7 lezen we: ‘En Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u, en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God, en uw zaad na u.’ Dat is geen herhaling zonder meer. Het is vooral bevestiging en verdieping: vervolgonderwijs. God geeft niet alles in één keer Hij bevestigt en vernieuwt. En Hij verduidelijkt de inhoud nog eens. Het kan niet op.
Zo gaf God aan ons de sacramenten van Doop en Avondmaal als tekenen bij Zijn verbond om de levende verhouding in dit huwelijksverbond te onderstrepen. Het gaat erom dat in die verbondsrelatie met God het echte contact met Hem wordt beleefd. Dat het geloof weer uitgaat naar de HEERE en dat God Zijn weldaden weg- schenkt en Zijn beloften bevestigt. En waar die voorwerpelijke bevestiging door de werking van Gods Geest mag brengen tot de onderwerpelijke beleving, daar wordt ook van onze kant het verbond met God vernieuwd en ingewilligd.
In het ‘oprichten’ van het verbond uit vers 7 zit dezelfde eenzijdigheid als in het ‘stellen’ uit vers 2. Telkens weer opnieuw gaat alles van God uit. En toch gaat het wel de twee partijen aan, want de HEERE zegt: ‘Het is tussen Mij en tussen u.’ Daar zit iets in van ‘over en weer’. Zo schept God die verbondsgemeenschap. En die wil Hij uitbreiden over heel het nageslacht van Abram, want Hij zegt: ‘En tussen uw zaad na u in hun geslachten.’ Dat is het nieuwe, dat God nog nooit met zoveel woorden had gezegd. Als Abraham er niet meer zal zijn, blijft het verbond van God toch van kracht. Het is zelfs een eeuwig verbond. Dat kan alleen om Jezus’ wil, Die als de Verbondsmiddelaar alle verbondsweldaden heeft verdiend.
‘t Verbond met Abraham, Zijn wind, bevestigt Hij van kind tot kind’ (Ps. 105:5 berijmd).
Het omspant ook ons en onze kinderen.
Niet dat we daardoor uit een soort verbondsautomatisme kunnen denken onder de pannen te zijn. Dat is onmogelijk, want het verbond moet ingewilligd worden en de nieuwe gehoorzaamheid mag niet ontbreken. Over de inhoudelijke kant van het verbond lezen we meer in vers 7b: ‘om u te zijn tot een God en uw zaad na u’. Dat is de kern van het verbond. Het leven met de HEERE, Die onze God wil zijn. Dat is een persoonlijke relatie, die veel dieper gaat dan alleen het ontvangen van een wonende erfenis van het beloofde land. ‘Om u te zijn tot een God.’ Wat moet een mens nog meer? Dan heb je toch alles, als je tegen de HEERE zeggen mag: t bent mijn God!’ Dat geldt niet alleen Abraham en Israël, maar na Pinksteren ook allen uit de heidenen die hun vertrouwen op deze God van Abraham stellen. Die lijn trekt ons doopformulier ook door, als we daar direct aansluitend op deze tekst uit Genesis 17 lezen: ‘Dit betuigt ook Petrus in Handelingen 2:39 met deze woorden ( Die God van Abraham wil onze God zijn. De Vader wil ons van alle goeds verzorgen, en alle kwaad van ons weren of voor ons ten beste keren. De Zoon wil onze Redder zijn. Dankzij Zijn verzoenend lijden en sterven mogen van God afgevallen zondaren uit de geestelijke dood opstaan tot een nieuw leven voor God. De Heilige Geest wil onze Raadsman en Trooster zijn en het geloof werken in ons hart, zodat we ons mogen verlaten op die rijke beloften van Gods genadeverbond. Hij wil ons vernieuwen en vervullen. Hij wil ons toerusten om te leven en te werken in de heerlijke dienst van de God van Abraham. Dat is de wederkerigheid in die verbondsrelatie met God. Dan wil je Hem dienen met heel je hart.


De belofte van God hij de Heilige Doop
Als God ons in de bediening van Zijn verbond roept tot de zaligheid, schakelt Hij niet nog eventueel aanwezige vermogens bij de mens in. Het hangt Gode zij dank niet af van onze gewilligheid, want de Bijbel zegt dat er van nature niemand is die God zoekt (Rom. 3:11). Het is uitsluitend de hartvernieuwende en hartveroverende genade, die in ons leven alle weerstanden verbreekt, zodat we Gods belofte in geloof gaan omhelzen.
Dat betekent echter niet dat we de uitwerking van Gods belofteaanbod moeten vereenzelvigen met het adres en de geldigheid van Zijn belofte. Het is belangrijk dat we deze dingen helder en Schriftuurlijk zien. Onze belijdenisgeschriften (de Dordtse Leerregels) wijzen ons hierin duidelijk de weg. Als we de gekruisigde Christus, Die in de belofte van het Evangelie tot ons komt, verwerpen, is dat onze eigen schuld (DLII, 6). Als we echter Christus door het geloof aannemen, is dat alleen door Gods genade, door Zijn verkiezende liefde (DL 11,7). Onze Heidelbergse Catechismus combineert dat zo mooi in de zondag over de kinderdoop in zondag 27 vraag en antwoord 74. Neem die zondag er gerust even bij!
Op de vraag of men ook de jonge kinderen zal dopen is het antwoord ‘ja’, om twee redenen. In de eerste plaats omdat ze in Gods verbond begrepen zijn en in de tweede plaats omdat Gods belofte hén toekomt.
Het gaat hier heel gewoon over de kinderen van de gemeente. Zij worden naast de volwassenen genoemd. Die kinderen, staat er, zijn in het verbond van God en Zijn gemeente begrepen. Het heil in Christus wordt hun toegezegd, dat wil zeggen: beloofd. En wat is de inhoud van die belofte? Dit: de verlossing van de zonden, en de Heilige Geest Die het geloof werkt. Ursinus heeft dus dezelfde visie op het verbond als Jeremia in hoofdstuk 3. Allen zijn ze ‘kinderen’, maar niet allen zijn waarachtig wederom geboren. Er zijn tweeërlei kinderen van het verbond. ‘Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn’ (Rom. 9:6).
Dezelfde lijn over het verbond en de belofte van God vinden we in de Nederlandse Geloofsbelijdenis in artikel 34, dat gaat over de Heilige Doop. Ik citeer daar een stukje uit. Guido de Brès spreekt over de kinderen van de gelovigen en van hen zegt hij: ‘(...) dewelke wij geloven, dat men behoort te dopen en met het merkteken van het verbond te verzegelen, zoals de kinderen in Israël besneden werden, op dezelfde beloften, die onze kinderen gedaan zijn.’ De beloften die aan de kinderen van Israël bij de besnijdenis als teken van Gods verbond zijn gedaan, zijn dus ook aan de kinderen van de gemeente gedaan. Dat geeft een geweldige verantwoordelijkheid. En die verantwoordelijkheid wordt groter door de ernstige aanbieding van Christus en de verbondsweldaden in het Evangelie.
Als het gaat over de inhoud van die belofte zegt De Brès: ‘Voorwaar Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten om de kinderen van de gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. En daarom behoren zij het teken te ontvangen en het sacrament van hetgeen Christus voor hen gedaan heeft.’ Hier gaat het over de gelijkwaardigheid van besnijdenis en doop. Beide zijn een teken van het verbond. Met daarbij genoemd de inhoud van de belofte. Waren alle in Israël besneden kinderen uitverkoren? Nee! Hetzelfde geldt van alle gedoopte kinderen. Toch gebruiken onze vaderen deze duidelijke taal over verbond en belofte. Laten wij hen daarin maar navolgen.

Voor onze vaderen in de Dordtse Leerregels gaan spreken over de persoonlijke genade van de wedergeboorte als de wezenlijke inlijving in het verbond, willen ze het eerst nog eens uitdrukkelijk hebben over het algemeen aanbod van genade. God roept ons door het Evangelie tot de zaligheid. En het is godslasterlijk om te denken dat God Zijn roepen niet ernstig zou menen. De gelijkenis van het avondmaal (Matth.22) is er een bewijs van hoe ernstig en dringend de Heere roept.
In Lukas 14 vers 23 staat zelfs: ‘dwing ze om in te komen’. Dat brengt me op mijn laatste aandachtspunt.

Verbond en prediking
Als God ons in de bediening van het genadeverbond de verlossing van de zonden, en de Heilige Geest die het geloof werkt, toezegt, huichelt Hij niet. Hij wil echt dat we tot Hem komen. Denk eens aan de gelijkenis die de Heere Jezus heeft verteld over de verloren zonen in Lukas 15:11-32. Naar de een staat de vader uit te kijken en voor de ander gaat hij naar buiten. Daarin laat hij zien hoezeer het zijn verlangen is dat ze bij hem komen. Zo is het ook bij God. Als de Heere roept: ‘Mijn zoon! geef Mij uw hart’ (Spr. 23:26), dan meent Hij dat ernstig en waarachtig.
Hij zweert zelfs dat Hij ons behoud op het oog heeft: ‘Zo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zo Ik lust heb in de dood van de goddeloze, maar daarin heb Ik lust, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft’ (Ez. 33:11).
Je gelooft toch niet dat de Heere Jezus krokodillentranen heeft geschreid, toen Hij luid snikkend voor de stad Jeruzalem stond en zei: ‘Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild’ (Matth. 23:37). De belofte van God komt pas tot haar doel in de weg van de gehoorzaamheid aan de roeping tot het heil. Want dan mondt de roeping uit in de wedergeboorte. En bij de wedergeboorte vindt de wezenlijke inlijving plaats in het verbond der genade. Zou je nu één bladzijde in de Bijbel kunnen aanwijzen waar staat dat het God eigenlijk niet zoveel schelen kan of je tot Hem komt of niet? In iedere rechte verkondiging vloeiende tranen van Christus en drupt Zijn bloed op de gemeente (Calvijn).
Christus biedt Zich aan als een gewillige en algenoegzame Zaligmaker.
Heb je nooit gezegd: ‘Heere, ik kan U niet langer meer missen? Alleen kan ik niet verder.’ Wie door Hem tot God gaat, ontvangt rust in zijn hart en eeuwig leven. Zo is de rechte prediking bediening van het verbond der genade. De Bijbelse prediking roept tot bekering, nodigt tot de zaligheid en biedt verloren zondaren Christus aan. Op talloze plaatsen in de Schrift wordt het grote belang en de diepe ernst van de prediking benadrukt. Het is tot oordeel of tot voordeel. De prediking is het door God verordineerde middel om door de kracht van de Geest dode zondaren levend te maken en hen te brengen in het wezen van Zijn verbond. Zo kan Paulus zeggen in 2 Korinthe 5:20: ‘Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, alsof God door ons bade; wij bidden van Christus wege: laat u met God verzoenen.’
Hoe is dat mogelijk? Dat zegt Paulus in het volgende vers: ‘Want Dien, Die geen zonde gekend heeft, heeft Hij zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden worden rechtvaardigheid Gods in Hem.’
Ga daarom tot Jezus, Hij is de Verbondsmiddelaar en wie in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. Nu niet en tot in eeuwigheid niet.

Schriftgedeelten om te lezen
Handelingen 2:37-47
Jesaja 43:1-7
Jesaja 55
Jeremia 31:1-34
Genesis 17:1-21
Mattheüs 8:5-13


Hoofdstuk 3 Verbond en doop uit "Omgang met God", Ds CG Vreugdenhil
Wilhelm
Berichten: 3240
Lid geworden op: 13 okt 2007, 19:26

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Wilhelm »

Ander schreef:
Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.

Het welgemeende aanbod wat er in de H. Doop besloten ligt, kan moeilijk samen gaan met een voorwaardelijke prediking.
Ander
Berichten: 3548
Lid geworden op: 20 mar 2007, 20:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Ander »

Wilhelm schreef:
Ander schreef:
Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.

Het welgemeende aanbod wat er in de H. Doop besloten ligt, kan moeilijk samen gaan met een voorwaardelijke prediking.
Een prediking op voorwaarde van geloof en bekering is zoals het doopformulier ons beschrijft.
Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij vannieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, waardoor ons de onreinheid onzer zielen wordt aangewezen; opdat wij vermaand worden een mishagen aan onszelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelven te zoeken.

en met dat in het achterhoofd heb ik bijv. met deze zinssnede moeite:
Dat noemt de Bijbel ‘wedergeboorte’. Zo alleen kom je vanuit de bediening van het verbond in het wezen ervan.
Dan heb je ook met die schuldvraag te maken gekregen die Israël over het hoofd zag: ‘Is het niet de HEERE, Hij, tegen Wie wij gezondigd hebben?’ (Jes. 42:24) Die last komt op je als je ziet dat je alleen maar ongehoorzaamheid en schuld hebt in plaats van nieuwe gehoorzaamheid en heiligheid. Wat een droefheid: ‘Vader, ik heb gezondigd tegen de hemel, en voor U.’ Tegen een goeddoend en liefhebbend God gezondigd: dat is een smartelijke ervaring. Juist door de liefde doet dat zo’n pijn. ‘O God, ik heb de dood verdiend, kan ik nog met U verzoend worden? Wat moet ik doen?’ Je hoeft niets te doen, zegt God, want Ik heb alles gedaan om verloren zondaars te redden. Eenzijdig is Mijn liefde, Mijn trouw, Mijn genade. ‘Maar nu’, zegt Jesaja in hoofdstuk 43, ‘alzo zegt de HEERE tot een beroofd en geplunderd volk: ‘Ik heb u verlost; Ik heb u bij uw naam geroepen, gij zijt Mijn!’ Het enige wat je doen moet om behouden te worden is: vertrouwen op Mijn Woord en geloven in Mijn Knecht, Mijn lieve Zoon Jezus Christus, die als Go'el en Heiland de losprijs betaalde voor Mijn Jakob, Mijn Israël.’ Wat is het geweldig om je zo in het geloof over te geven aan Hem. Wat een wonder als je door Gods genade mag antwoorden op je doop: ‘Ja Heere, als U zo in mijn hart komt met Uw liefde, zal ik het ongelooflijke geloven. U bent mijn Schepper, U bent mijn Formeerder. U hebt mij verlost, U hebt me bij mijn naam geroepen. Ik ben van U. Voor eeuwig!’
Laatst gewijzigd door Ander op 29 jan 2011, 12:59, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Afgewezen »

Wilhelm schreef:
Ander schreef:
Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.

Het welgemeende aanbod wat er in de H. Doop besloten ligt, kan moeilijk samen gaan met een voorwaardelijke prediking.
Ik denk dat de doop niet bedoeld is als 'welgemeend aanbod'. Dan verzwak je de betekenis van de doop enorm! Het welgemeend aanbod ligt in de prediking, niet in de doop.
Wie het doopsformulier leest, vindt daar ook niets van een genadeaanbod, maar er wordt gewoon gezegd dat die kinderen behouden zijn. Punt! (Dat is mijn bezwaar dan ook tegen het doopsformulier.)

Lees ook wat in het Schatboek over de kinderen gezegd wordt:
De kleine kinderen hebben ook geloof en bekering, wat betreft enige geneigdheid en vermogen om die te mogen hebben, hoewel zij nog niet metterdaad geloven. Daarom hebben zij ook vergeving der zonden.
Durven wij een dergelijke uitspraak voor onze rekening te nemen? Ik niet. Maar wie A zegt, moet ook B durven zeggen, oftewel, wie tegen A is, moet ook tegen B durven zijn.
Laatst gewijzigd door Afgewezen op 29 jan 2011, 13:10, 1 keer totaal gewijzigd.
Gebruikersavatar
Afgewezen
Berichten: 17323
Lid geworden op: 12 mei 2005, 21:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Afgewezen »

Ander schreef:
Wilhelm schreef:
Ander schreef:
Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.

Het welgemeende aanbod wat er in de H. Doop besloten ligt, kan moeilijk samen gaan met een voorwaardelijke prediking.
Een prediking op voorwaarde van geloof en bekering is zoals het doopformulier ons beschrijft.
Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij vannieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, waardoor ons de onreinheid onzer zielen wordt aangewezen; opdat wij vermaand worden een mishagen aan onszelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelven te zoeken.
Het doopsformulier gaat verder. Er wordt later gezegd dat die kinderen in Christus zijn aangenomen en geheiligd.
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door memento »

Ander schreef:
Wilhelm schreef:
Ander schreef:
Wilhelm schreef:Ik denk dat bv de GGiN zich zeker in deze leer en dus ook met Calvijns visie niet kunnen vinden.
Ik weet zeker van wel. Waar baseer je dit op? Ik denk juist nog meer dan de GG.

Het welgemeende aanbod wat er in de H. Doop besloten ligt, kan moeilijk samen gaan met een voorwaardelijke prediking.
Een prediking op voorwaarde van geloof en bekering is zoals het doopformulier ons beschrijft.
Eerstelijk, dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij vannieuws geboren worden. Dit leert ons de ondergang en besprenging met het water, waardoor ons de onreinheid onzer zielen wordt aangewezen; opdat wij vermaand worden een mishagen aan onszelven te hebben, ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelven te zoeken.
Er is ook een "Ten tweede" en een "Ten derde". Je spreekt alleen gereformeerd, wanneer je die drie onlosmakelijk aan elkaar verbonden laat blijven.
Ander
Berichten: 3548
Lid geworden op: 20 mar 2007, 20:50

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door Ander »

memento schreef:Er is ook een "Ten tweede" en een "Ten derde". Je spreekt alleen gereformeerd, wanneer je die drie onlosmakelijk aan elkaar verbonden laat blijven.
Klopt. Ik formuleerde het ook al niet goed. Het moet zijn: een aanbodsprediking op voorwaarde van geloof en bekering komt overeen met wat het doopformulier beschrijft. En dat zie ik geformuleerd in het ten eerste. Ik zeg ook niet dat het tweede en derde er niet toe doet. Ik zeg wel dat het tweede en derde er zonder het eerste niet toe doet. Dat is gereformeerd.
Gebruikersavatar
memento
Berichten: 11339
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:42

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door memento »

Ander schreef:
memento schreef:Er is ook een "Ten tweede" en een "Ten derde". Je spreekt alleen gereformeerd, wanneer je die drie onlosmakelijk aan elkaar verbonden laat blijven.
Klopt. Ik formuleerde het ook al niet goed. Het moet zijn: een aanbodsprediking op voorwaarde van geloof en bekering komt overeen met wat het doopformulier beschrijft. En dat zie ik geformuleerd in het ten eerste. Ik zeg ook niet dat het tweede en derde er niet toe doet. Ik zeg wel dat het tweede en derde er zonder het eerste niet toe doet. Dat is gereformeerd.
Met het verschil, dat Calvijn (en de meeste reformatoren) Jer. 4:13 op de hele gemeente betrekt (op alle leden, als verbonds-gemeente). Volgens mij betrek jij het wél alleen op de bekeerden, als ik je goed begrijp.
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 19171
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Omgang met God, Bijbelse bevinding door Ds CG Vreugdenhi

Bericht door huisman »

Wilhelm schreef:Ik denk dat je gelijk hebt, dat je zeker dit hoofdstuk ook een beetje als een correctie moet lezen.
We zijn qua verbondsopvatting, in delen van onze gezindte, weggegroeid van de theologische visie van Calvijn. En als je corrigeerd is dat niet altijd even evenwichtig. Juist omdat het evenwicht bij een andere verbondsvisie vaak ook ontbreekt.
Als ik dit hoofdstuk lees is dit idd een correctie op opvattingen die Ds Vreugdenhil in zijn kerken tegenkomt. Daarom zit er wel een zekere eenzijdigheid in dit hoofdstuk. Ds Vreugdenhil benadrukt wel erg sterk de beloften bij de doop en wat minder de doodstaat van een onwedergeboren kind. Hij stapt wat vlug heen over hoe de toegezegde beloften vervulde beloften mogen worden, Zeg maar over de toeëigening van het heil. Dus ik begrijp Ander wel, ook al zegt ds Vreugdenhil niets onbijbels in zijn boek. Bij eerlijk lezen moet je toch ook zeggen dat dit hoofdstuk afwijkt van de leer in de GG betreffende verbond en doop en daarom is het m.i. niet verassend dat er weerstand is tegen dit boek.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Plaats reactie