DWW schreef:De wet ontdekt, en het evanglie bedekt.
Het is maar net of je de wettische boetvaardigheid bedoelt of de evangelisch. Want als je het wettisch neemt, dan stel je het evangelie onder een tijdsvolgordelijke voorwaarde van wettisch berouw. Dat is een zondige vorm van berouw, want het is niets anders dan zelfbeklag en zelfmedelijden, een Judasberouw! De evangelische boetvaardigheid ziet de wet in een heel ander licht: Gezondigd te hebben tegen God die Zijn Zoon heeft overgeleverd voor mij! Boetvaardigheid in het overtreden van Gods wetten, terwijl deze wet zo heilig en goed is. Psalm 119 spreekt daarvan.
DWW, welke boetvaardigheid bedoel jij nu precies als het om 'ontdekking' gaat?
Ter overdenking een aantal artikelen uit de Franse Geloofsbeleidenis:
Artikel 21
Wij geloven dat wij in het geloof verlicht worden door de verborgen genade van de
Heilige Geest [Ef.1,17-18; 1 Tes.1,5; 2 Petr.1,3-4]. Het is een onverdiend en persoonlijk
geschenk dat God uitdeelt aan wie Hem goeddunkt [Rom.9,16.18.24-25; 1 Kor.4,7]. Zozeer
dat de gelovigen niets hebben om zich op te beroemen [Ef.2,8] en het hun dubbel
verplicht, omdat ze verkozen zijn boven anderen. Eveneens is het geloof niet slechts
tijdelijk aan de uitverkorenen gegeven om ze op de goede weg te brengen, maar ook
opdat ze die blijven bewandelen tot het einde toe [1 Kor.1,8-9]. Want zoals het aan God
toekomt het begin te maken, zo is het ook aan Hem het te voltooien [Filip.1,6; 2,13].
Artikel 22
Wij geloven dat wij door dit geloof wedergeboren zijn in een nieuwe kwaliteit van
leven, terwijl wij van nature aan de zonde onderworpen zijn [Tit.3,5; 1 Petr.1,3;
Rom.6,17-20; Kol.2,13; 3,10]. Maar nu krijgen wij door het geloof de genade om heilig
en in de vreze des Heren te leven, doordat wij de belofte ontvangen die ons door het
evangelie gegeven is, namelijk dat God ons zijn Heilige Geest zal schenken.
Zo doet het geloof de liefde om goed en heilig te leven niet alleen niet verkillen
[Jak.2,17.26], maar wekt haar juist in ons op en wakkert haar aan, zodat het noodzakelijkerwijs
goede werken voortbrengt [Gal.5,6.22; 1 Joh.2,3-4; 2 Petr.1,5-8].
Overigens, hoewel God, om ons heil te volmaken, ons opnieuw geboren doet worden
en vernieuwt om goed te doen [Deut.30,6; Joh.3,5], toch belijden wij dat de goede
werken die we doen door de leiding van zijn Geest geenszins in rekening gebracht
worden om ons te rechtvaardigen of dat wij verdienen dat God ons beschouwt als
zijn kinderen [Luc.17,10; Ps.6,2; Rom.3,19.20; 4,3-5]. Wij zouden anders altijd heen en
weer geslingerd worden door twijfel en onrust als onze gewetens niet steunden op de
genoegdoening waarmee Jezus Christus voor ons voldaan heeft [Rom.5,1.2].
Artikel 23
Wij geloven dat aan alle afbeeldingen van de wet een einde is gekomen met de komst
van Jezus Christus [Rom.10,4; Gal.3 en 4; Kol.2,17; Joh.1,17]. Maar hoewel de ceremoniën
niet meer in gebruik zijn, toch is voor ons de inhoud en de waarheid ervan in
de persoon van Hem gebleven in wie ze volledig vervuld zijn [Gal.4,3.9; 2 Petr.1,19;
Luc.1,70; Jak.5,10].
Bovendien, de wet en de profeten moeten ons helpen, zowel om ons leven richting
te geven, alsook om bevestigd te worden in de beloften van het evangelie [2 Tim.3,16;
2 Petr.3,2].
Ik lees hier dat de refomator Calvijn de wet enkel binnen het evangelie leert, en niet ervoor. Want dat hoort bij de schaduw, en daaraan is een einde gekomen.
Zo leert de reformatie, en daar heb ik weinig meer aan toe te voegen.