Beste Roseline,
Ga maar even in op:
Galaten 2:17
Lukas 5:8
1 Johannes 1:10
1 Johannes 2:1
1 Johannes 5:16
Lukas 17:3
Mattheus 18:15, 21
Psalm 51:6
2 Kronieken 6:36.
Jakobus 5:15.
Al deze teksten wijzen erop dat christenen zondaars blijven, zondigen en zonde doen. Alleen, zij hebben de zondige gezindheid niet meer, zij leven niet in de zonde, zijn niet meer onder de macht der zonde.
Je hebt wel gereageerd op 1 Timotheus 1:15 (erg belangrijk):
Is het vreemd dat Paulus zegt: 'Dit is een getrouw woord en alle aanneming waard, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om zondaren te behouden, onder welke ik een eerste plaats inneem.'?
Was hij dan geen zondaar? Ja, en dat zag hij gelukkig in. Hij kwam tot erkentenis der waarheid.
Jij zegt dat Paulus dat zegt over zijn verleden voor zijn bekering. Nee, hij zegt het in de TEGENWOORDIGE tijd, NA zijn bekering! Dat moge duidelijk zijn hoop ik.
Ook heb je gereageerd op de bede van het Onze Vader met deze woorden:
Ik ben wel schuldig, maar niet aan de zonde, en niet aan het vlees Rom. 8:12. Ik ben God schuldig dat ik zijn wil doe. In alle opzichten. En dat ik van ALLE ongerechtigheid gereinigd wordt – ook de werkingen des lichaams, die in mijn leden zijn. Die moet ik leren te doden.
De tekst uit Romeinen 8:12 gaat er niet over dat wij niet schuldig zijn aan de zonden die wij begaan. De zonde is immers in strijd met Gods wet en dus overtreding, en JIJ bent het die de zonde begaat, je kunt de schuld bij wijze van spreken wel afschuiven op je vlees, maar jij begaat het.
Ik heb eens in Het Boek gekeken wat Romeinen 8:12 nu betekent:
"Dus broeders, zijn wij aan onze eigen zin niets meer verplicht. Wij hoeven er niet aan toe te geven." Het moge duidelijk zijn dat daar allerminst staat dat wij geen schuld aan de zonden hebben die wij begaan.
Als laatst reageer je op de connectie tussen Jakobus 3:2 en Jakobus 2:9 en 10 met de woorden dat je het eigenlijk niet met elkaar gelijk kunt stellen.
Jak. 3 zou gaan over het struikelen 'der tong' en Jak. 2 daarentegen over het struikelen 'der wet'.
Nu, een korte bijbelstudie aan de hand v/d kanttekeningen over Jakobus 3:1 en 2:
Zijt niet vele meesters: Daarmee bestraft Paulus de mensen die snel anderen oordelen en gemakkelijk de gebreken van anderen zien, terwijl ze hun eigen zonden niet bemerken (Matth. 7:1)
wij zullen ter meerder oordeel ontvangen:Deze straf wordt uitgedrukt in Matth. 7:2, en is rechtvaardig, omdat zij anderen veroordelen in hetgeen waaraan zijzelf schuldig zijn, en zo ook tegen zichzelf vonnis strijken.
Als je dus naar vers 1 kijkt, moet je 'struikelen' in vers 2 zien niet slechts in het struikelen met je tong over vele woorden, maar je moet het volgens de vertalers zien als: Struikelen betekent hier 'stoten ons', gelijk Jak. 2:10; dat is, zondigen, begaan dezelfde of dergelijke zonden dikwijls, die wij in anderen bestraffen; Gal. 6:1.
Over
volmaakt man wordt gezegd:
Dat is, 'is begaafd met de rechte wijsheid en voorzichtigheid.' Want dat dit niet wordt verstaan van een volkomen volmaaktheid, die de wet eist, is duidelijk, daar hij inwendig in zijn hart met kwade lusten, en uitwendig met de andere ledematen evenwel kan zondigen, al bedwingt hij zijn tong; en dewijl niemand zijn tong bedwingt gelijk behoort, Jak. 3:8, dat is ook een duidelijk bewijs van de onvolmaaktheid der mensen.
Jij zegt dat het struikelen in woorden niet zo erg is. Het gaat niet in tegen een der tien geboden.
Alle zonde gaat in tegen Gods Wet Roseline.
Verder is je definitie van 'zondigen' te stellig: Net zoals het woordje ‘wereld’ een andere betekenis heeft in Johannes 3:16 dan in 2 Korinthe 5:19, is er verschil tussen ‘zondigen’ van een christen en ‘zondigen’ van een onbekeerde. Zo zijn er bekeerde zondaren en onbekeerde zondaren.
Ik wacht gerust af op je uitleg van de bovengenoemde teksten en je mogelijke tegenwerpingen op jouw uitleg van het ‘Onze Vader’, Romeinen 8:12, Jakobus 2 en 3 en 1 Timotheus 1:15.
Groetjes,
Refojongere