Re: Wat versta jij onder Reformatorisch
Geplaatst: 18 jan 2014, 11:50
In DE SAAMBINDER van 27 december 2013 las ik iets wat hier wellicht wel past.
Het zou misschien een 'nieuw licht' kunnen werpen op wat we in deze tijd soms vergeten lijken te zijn.
Streng, strikt, zwaar en gesloten,
Dat waren de associaties die het woord reformatorisch opriep op een bijeenkomst van welzijnswerkers die beroepsmatig met mensen uit deze kring te maken hadden. Op de opiniepagina van het RD werd daar onlangs over geschreven. Is die typering terecht? Moeten we daartegen protesteren of is er vanwege de negatieve beeldvorming vooral reden om bij onszelf te rade te gaan?
In ieder geval is die beeldvorming niet onbelangrijk. Daar wordt tegenwoordig ook veel aandacht aan besteed. Vorige maand promoveerde Cor Visser, directeur van de christelijke denktank Forum C, op een proefschrift getiteld “In de gunst bij het hele volk”. Dat verwijst naar het begin van het Bijbelboek Handelingen, waar gezegd wordt dat het volk de apostelen en hun volgelingen in grote achting hield (Hand. 56 : 13). En dat terwijl Petrus en Johannes in hun prediking de mensen niet naar de mond praatten.
Wanneer in de bredere samenleving het Woord Gods beslag legt, wanneer daar met respect en waardering over gesproken wordt over Gods knechten en kinderen, dan is dat iets om dankbaar voor te zijn. Dat bewaart voor velerlei uitspattingen in de zonde en biedt - menselijker wijs gesproken - een goede ingang voor de verkondiging van het Evangelie.
OVERAL TEGENGESPROKEN
Vaak zal het echter anders zijn. Aan het eind van het boek Handelingen lezen we dat Paulus in Rome bezoek krijgt vanuit de joodse gemeenschap. Hun beeld van de christenen is duidelijk negatief. Het is immers een sekte die overal wordt tegengesproken. Opvallend is dan dat Paulus niet in de eerste plaats zijn best doet om dit negatieve beeld dat zij van hem en zijn volgelingen hebben, in positieve zin bij te stellen. Nee, hij brengt de boodschap die hij van Godswege brengen moet, zonder de scherpe en aanstotelijke kanten eraf te halen (Hand. 28:17-29).
Ook elders in het Nieuwe Testament wordt duidelijk dat het beeld dat anderen van christenen hebben, vaak negatief is. De heidenen lasteren degenen die in Christus geloven en vinden het een vreemde zaak ‘als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid’ als waar zij zich aan overgeven (1 Petrus 4:3-4).
Paulus had ervaren dat afgodische verering en steniging soms dicht bij elkaar liggen (Hand. 14:11-19). Dat gold ook voor zijn Meester. Het ‘kruis Hem’ volgde kort na het ‘Hosanna, gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heeren’.
Dat alles neemt niet weg dat er van een nauwgezette levenswandel van de gelovigen iets uitgaat. Daarentegen wordt door een slordig leven Gods Naam gelasterd en de zaak van Gods Koninkrijk grote schade toegebracht.
Als het in vraag 86 van de Heidelberger Catechismus gaat over de goede werken, wordt als laatste argument genoemd ‘dat door onze godzalige wandel onze naasten ppk voor Christus gewonnen worden’. De levenswandel heeft dus een missionaire spits. Dat zou het althans moeten hebben.
AANSTEKELIJK CHRISTENDOM
Uiteraard moeten we daar niet verkeerd mee omgaan. De laatste decennia wordt met name in Evangelische kring sterk de nadruk gelegd op de noodzaak om een ‘aanstekelijk’ christen te zijn.
Christenen en christelijke gemeenten moeten er voor zorgen dat ze aantrekkelijk zijn voor de buitenwereld. Ze moeten de liefde van Jezus uitstralen door hun levensgedrag en door allerlei vormen van hulpbetoon. Ieder mens moet weten dat hij door God geliefd is en dat God een geweldig mooi plan heeft voor zijn leven.
Op die manier hoopt men het Evangelie nieuwe aantrekkingskracht te verschaffen tegenover de sterke secularisatietendensen in onze cultuur. Door voortdurend te spreken over zonde en Gods toorn over de zonde, door de nadruk te leggen op het verwerpelijke van abortus en homoseksualiteit, door je te blijven verzetten tegen de vrouw in het ambt en tegen de evolutieleer, stoot je alleen maar mensen af. Daarmee werp je onnodige blokkades op voor de voortgang van het Evangelie. Maar op die manier krijgen we een Evangelie naar de mens. Dat zal duidelijk zijn.
We moeten er juist rekening mee houden dat een Bijbelse levenswandel in deze wereld verzet oproept. Dat was vroeger niet anders. Ook toen werd ‘de goede wandel in Christus’ gelasterd (1 Petrus 3:16). Maar helaas verkiezen velen voor hun ziel het ongezouten, bedorven voedsel dat in deze wereld wordt aangeprezen. En het licht dat schijnt in de duisternis, zal lang niet door iedereen gezien en ervaren worden. De mensen hebben immers de duisternis liever gehad dan het licht (Joh. 3:19).
GEËERD EN GEPREZEN
Als daarom buitenstaanders de reformatorische kring ervaren als ‘streng, strikt, zwaar en gesloten’ is dat niet iets om van te schrikken. Het kon vriendelijker geformuleerd worden, maar dat de buitenwereld er ongeveer zo over oordeelt, is wel te plaatsen. In ieder geval is het voor ons tegenwoordig meer dan ooit nodig om aan anderen dingen uit te leggen en toe te lichten. We leven immers in een postchristelijke tijd. Petrus roept de gelovigen op om altijd bereid te zijn tot verantwoording. Om rekenschap te te geven van de hoop die in hen is. ‘Opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden’(1 Petr. 3:15-16).
Als iemand het bij een Avondmaalsdienst in een reformatorische kerk schokkend vindt dat de meeste kerkgangers niet aangaan, of een begrafenisdienst als één grote bedreiging ervaart – ook dat werd in het RD-artikel genoemd – dan kan men zich daar iets bij voorstellen. Maar dat komt ook doordat zo iemand volstrekt vervreemd is van de Bijbelse boodschap. In veel kerken is Gods genade vanzelfsprekend geworden en staat de hemelpoort voor iedereen open. Zo worden mensen bedrogen voor de eeuwigheid. De Bijbel spreekt daar volstrekt anders over.
Het Evangelie is ongetwijfeld een blijde boodschap voor de wereld. Maar dat betekent nog niet dat het ook in deze wereld door velen als zodanig beschouwd zal worden. Het is immers een blijde boodschap voor verloren zondaren.
Overigens zijn er onder ons allerlei dingen die niet zo zouden moeten zijn. Betreffende bijeenkomst van welzijnswerkers ging over hulpverlening bij huiselijk geweld in reformatorische kring. Dat is geen kleine zaak. Dergelijke traumatische gebeurtenissen doen zich helaas ook in onze gemeenten voor.
Natuurlijk, elders gebeurt dat eveneens. Maar bij mensen die dagelijks aan tafel uit de Bijbel lezen en wekelijks onder de verkondiging van het Woord zitten, zou dat toch anders moeten zijn. Huiselijk geweld en andere misstanden in reformatorische kring dragen onmiskenbaar bij aan een negatief beeld. En dat is niet ten onrechte.
Als de Heidelberger de eerste bede van het Onze Vader behandelt, begint het antwoord met: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen. Dat is voor alles nodig. Om te eindigen met de bede dat Gods Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde. Daar gaat het om.
Dr. C.S.L. Janse
Het zou misschien een 'nieuw licht' kunnen werpen op wat we in deze tijd soms vergeten lijken te zijn.
Streng, strikt, zwaar en gesloten,
Dat waren de associaties die het woord reformatorisch opriep op een bijeenkomst van welzijnswerkers die beroepsmatig met mensen uit deze kring te maken hadden. Op de opiniepagina van het RD werd daar onlangs over geschreven. Is die typering terecht? Moeten we daartegen protesteren of is er vanwege de negatieve beeldvorming vooral reden om bij onszelf te rade te gaan?
In ieder geval is die beeldvorming niet onbelangrijk. Daar wordt tegenwoordig ook veel aandacht aan besteed. Vorige maand promoveerde Cor Visser, directeur van de christelijke denktank Forum C, op een proefschrift getiteld “In de gunst bij het hele volk”. Dat verwijst naar het begin van het Bijbelboek Handelingen, waar gezegd wordt dat het volk de apostelen en hun volgelingen in grote achting hield (Hand. 56 : 13). En dat terwijl Petrus en Johannes in hun prediking de mensen niet naar de mond praatten.
Wanneer in de bredere samenleving het Woord Gods beslag legt, wanneer daar met respect en waardering over gesproken wordt over Gods knechten en kinderen, dan is dat iets om dankbaar voor te zijn. Dat bewaart voor velerlei uitspattingen in de zonde en biedt - menselijker wijs gesproken - een goede ingang voor de verkondiging van het Evangelie.
OVERAL TEGENGESPROKEN
Vaak zal het echter anders zijn. Aan het eind van het boek Handelingen lezen we dat Paulus in Rome bezoek krijgt vanuit de joodse gemeenschap. Hun beeld van de christenen is duidelijk negatief. Het is immers een sekte die overal wordt tegengesproken. Opvallend is dan dat Paulus niet in de eerste plaats zijn best doet om dit negatieve beeld dat zij van hem en zijn volgelingen hebben, in positieve zin bij te stellen. Nee, hij brengt de boodschap die hij van Godswege brengen moet, zonder de scherpe en aanstotelijke kanten eraf te halen (Hand. 28:17-29).
Ook elders in het Nieuwe Testament wordt duidelijk dat het beeld dat anderen van christenen hebben, vaak negatief is. De heidenen lasteren degenen die in Christus geloven en vinden het een vreemde zaak ‘als gij niet medeloopt tot dezelfde uitgieting der overdadigheid’ als waar zij zich aan overgeven (1 Petrus 4:3-4).
Paulus had ervaren dat afgodische verering en steniging soms dicht bij elkaar liggen (Hand. 14:11-19). Dat gold ook voor zijn Meester. Het ‘kruis Hem’ volgde kort na het ‘Hosanna, gezegend is Hij Die komt in de Naam des Heeren’.
Dat alles neemt niet weg dat er van een nauwgezette levenswandel van de gelovigen iets uitgaat. Daarentegen wordt door een slordig leven Gods Naam gelasterd en de zaak van Gods Koninkrijk grote schade toegebracht.
Als het in vraag 86 van de Heidelberger Catechismus gaat over de goede werken, wordt als laatste argument genoemd ‘dat door onze godzalige wandel onze naasten ppk voor Christus gewonnen worden’. De levenswandel heeft dus een missionaire spits. Dat zou het althans moeten hebben.
AANSTEKELIJK CHRISTENDOM
Uiteraard moeten we daar niet verkeerd mee omgaan. De laatste decennia wordt met name in Evangelische kring sterk de nadruk gelegd op de noodzaak om een ‘aanstekelijk’ christen te zijn.
Christenen en christelijke gemeenten moeten er voor zorgen dat ze aantrekkelijk zijn voor de buitenwereld. Ze moeten de liefde van Jezus uitstralen door hun levensgedrag en door allerlei vormen van hulpbetoon. Ieder mens moet weten dat hij door God geliefd is en dat God een geweldig mooi plan heeft voor zijn leven.
Op die manier hoopt men het Evangelie nieuwe aantrekkingskracht te verschaffen tegenover de sterke secularisatietendensen in onze cultuur. Door voortdurend te spreken over zonde en Gods toorn over de zonde, door de nadruk te leggen op het verwerpelijke van abortus en homoseksualiteit, door je te blijven verzetten tegen de vrouw in het ambt en tegen de evolutieleer, stoot je alleen maar mensen af. Daarmee werp je onnodige blokkades op voor de voortgang van het Evangelie. Maar op die manier krijgen we een Evangelie naar de mens. Dat zal duidelijk zijn.
We moeten er juist rekening mee houden dat een Bijbelse levenswandel in deze wereld verzet oproept. Dat was vroeger niet anders. Ook toen werd ‘de goede wandel in Christus’ gelasterd (1 Petrus 3:16). Maar helaas verkiezen velen voor hun ziel het ongezouten, bedorven voedsel dat in deze wereld wordt aangeprezen. En het licht dat schijnt in de duisternis, zal lang niet door iedereen gezien en ervaren worden. De mensen hebben immers de duisternis liever gehad dan het licht (Joh. 3:19).
GEËERD EN GEPREZEN
Als daarom buitenstaanders de reformatorische kring ervaren als ‘streng, strikt, zwaar en gesloten’ is dat niet iets om van te schrikken. Het kon vriendelijker geformuleerd worden, maar dat de buitenwereld er ongeveer zo over oordeelt, is wel te plaatsen. In ieder geval is het voor ons tegenwoordig meer dan ooit nodig om aan anderen dingen uit te leggen en toe te lichten. We leven immers in een postchristelijke tijd. Petrus roept de gelovigen op om altijd bereid te zijn tot verantwoording. Om rekenschap te te geven van de hoop die in hen is. ‘Opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken als van kwaaddoeners, zij beschaamd mogen worden’(1 Petr. 3:15-16).
Als iemand het bij een Avondmaalsdienst in een reformatorische kerk schokkend vindt dat de meeste kerkgangers niet aangaan, of een begrafenisdienst als één grote bedreiging ervaart – ook dat werd in het RD-artikel genoemd – dan kan men zich daar iets bij voorstellen. Maar dat komt ook doordat zo iemand volstrekt vervreemd is van de Bijbelse boodschap. In veel kerken is Gods genade vanzelfsprekend geworden en staat de hemelpoort voor iedereen open. Zo worden mensen bedrogen voor de eeuwigheid. De Bijbel spreekt daar volstrekt anders over.
Het Evangelie is ongetwijfeld een blijde boodschap voor de wereld. Maar dat betekent nog niet dat het ook in deze wereld door velen als zodanig beschouwd zal worden. Het is immers een blijde boodschap voor verloren zondaren.
Overigens zijn er onder ons allerlei dingen die niet zo zouden moeten zijn. Betreffende bijeenkomst van welzijnswerkers ging over hulpverlening bij huiselijk geweld in reformatorische kring. Dat is geen kleine zaak. Dergelijke traumatische gebeurtenissen doen zich helaas ook in onze gemeenten voor.
Natuurlijk, elders gebeurt dat eveneens. Maar bij mensen die dagelijks aan tafel uit de Bijbel lezen en wekelijks onder de verkondiging van het Woord zitten, zou dat toch anders moeten zijn. Huiselijk geweld en andere misstanden in reformatorische kring dragen onmiskenbaar bij aan een negatief beeld. En dat is niet ten onrechte.
Als de Heidelberger de eerste bede van het Onze Vader behandelt, begint het antwoord met: Geef ons eerstelijk dat wij U recht kennen. Dat is voor alles nodig. Om te eindigen met de bede dat Gods Naam om onzentwil niet gelasterd, maar geëerd en geprezen worde. Daar gaat het om.
Dr. C.S.L. Janse