Heb ik wel een vraag aan jou hoe jij tegen de argumentatie aankijkt die ik al eerder heb gepost:
1. de eenheid tussen het volk Israël én de Kerk van het NT.
Of je dit nu uitlegt aan de hand van het verbond of niet, die eenheid ís er. Denk aan het beeld van de olijfboom dat Paulus in Rom. 11 gebruikt. Paulus stelt daar dat de Joden natuurlijke takken van de olijfboom zijn, maar dat er een aantal van deze takken afgebroken zijn. En dat er andere takken, tegen nature, ingeënt zijn.
Als het bij het verbond met Abraham alleen zou gaan om een vleselijk behoren tot Israël, zou het beeld van de olijfboom niet logisch zijn. Immers, een Jood die Christus verwerpt, houdt niet op 'Jood' (nakomeling van Abraham) te zijn. Maar toch heeft hij volgens Rom. 11 dan geen deel meer aan de wortel en de stam waar hij van afgebroken is. En een heiden die tot geloof komt, wordt geen 'Jood' in de letterlijke zin van het woord, maar hij krijgt blijkbaar wél deel aan de wortel en de stam waar de ongelovige Joden van zijn afgebroken.
Er is dus een continuïteit tussen het heil waar het volk Israël deel aan had én waar de Kerk van het NT deel aan heeft.
Ja, er is zeker een eenheid tussen gelovigen uit de Joden en gelovigen uit de volkeren (de heidenen) Maar je kunt dan niet met terugwerkende kracht gaan zeggen dat de heidenen ook onder het Verbond met Abraham vallen. God gaat met Israel een specifieke weg,en alleen aan hen heeft Hij het land Israel bijvoorbeeld beloofd.
Een afstammeling van Abraham die de Heere Jezus verwerpt, wordt inderdaad volgend het beeld van Romeinen afgesneden van de edele olijfboom (een olijfboom is een beeld voor Israel), maar wanneer hij tot geloof komt, wordt hij terug geënt op de edele olijf. Inderdaad geloof ik ook dat een niet-Jood deel krijgt aan de wortel (ik denk dat hiermee bedoeld wordt 'de Wortel van Isai) en de vettigheid van de olijfboom (beeld voor de heilige Geest?) Of zoals de Galatenbrief het zegt (3:14) dat de zegen van Abraham in Christus Jezus tot de heidenen is gekomen. Ik heb het eerder geschreven: de zegen, niet het hele verbond.
Daar komt 2. bij, dat de besnijdenis wel degelijk een geestelijke betekenis had. In Rom. 4 wordt het een ‘teken en zegel van de gerechtigheid des geloofs’ genoemd.
Romeinen4:11 zegt ' En hij heeft het teken van de besnijdenis ontvangen als een zegel van de gerechtigheid van het geloof dat hij had toen hij nog onbesneden was, opdat hij vader zou zijn van alle gelovigen, hoewel zijn onbesneden zijn, opdat ook hun de gerechtigheid toegerekend zou worden.'
Bovenstaande zin gold voor Abraham, zijn nakomelingen werden besneden op de 8e dag, dus voordat er sprake was van geloof. Zo is Abraham de fysieke en geestelijke voorvader van Joden die geloven in de Heere Jezus als Messias, en geestelijk vader van alle gelovigen uit de heidenen. (de term heiden betekent gewoon 'niet-Jood', in de volksmond staat het voor iemand die niet gelooft, maar dat is niet de Bijbelse betekenis. Paulus spreekt niet_joden die gelovig zijn geworden soms gewoon aan met 'heidenen'.)
Het was meer dan alleen een teken dat men een lijfelijke afstammeling van Abraham was. Daarbij, héél het huis van Abraham werd besneden, ook die niet uit hem geboren werden. Blijkbaar hoorde alles wat Abraham toebehoorde ook aan God toe! En moest alles wat mannelijk was, besneden worden.
Maar ook in het OT nam God er geen genoegen mee dat men wél besneden was, maar Hem niet diende. Het volk Israël werd ook bestraft wanneer het God niet met het hart diende; het ging erom dat hun hárt besneden werd. Dan rijst de vraag: ja, maar die besneden kinderen dan? Die konden toch hun hart niet besnijden, hoe kon God dan die kinderen dat teken geven? En dan is het antwoord: omdat het God behaagde. God gaf Abraham als gelovige het teken en zegel van de gerechtigheid des geloofs, te weten, de besnijdenis, én Abraham moest meteen zijn hele huis (ook Ismaël) dat teken geven. God legde a.h.w. beslag op alles wat van Abraham was.
Zo is het ook in de christelijke kerk: alles wat de gelovige toebehoort, is heilig, zelfs de ongelovige man of vrouw is geheiligd in de gelovige. En daarom geven we de kinderen het teken, omdat ook de kinderen in Israël het teken kregen, terwijl ze toch de geestelijke betekenis nog moesten leren verstaan.
Waarom leg je toch altijd een =teken tussen de besnijdenis en de doop? Die is er niet! Een Jood, die behoort tot het uitverkoren volk van God (wat NIET zegt dat iedere individuele Jood wordt behouden) wordt besneden op de 8e dag als teken van het verbond met Abraham, en als hij tot geloof komt, laat hij zich ook dopen als teken van afwassing van zonden. Het zijn niet dezelfde tekenen, ze zijn verschillend en met een verschillende betekenis.
Ik weet dat dit geen waterdicht bewijs is voor de kinderdoop. Maar ik heb er wel op willen wijzen dat er een continuïteit is tussen de Kerk van het OT en de Kerk van het NT: dat het bij beiden ging om het dienen van het God met het hart, anderzijds dat ook de kinderen er van hun geboorte af aan bij betrokken werden!
Amen! dat geloof ik ook.