Ik haal onderstaande post van mij nog eens naar boven. Er is nog niet op gereageerd, terwijl ik wel dezelfde misverstanden zie langskomen, zowel aan de ene als aan de andere kant.
—————————————————
In de discussie rond het doen van belijdenis zie je vaak drie misverstanden opduiken:
- Het eerste is, dat je belijdenis zou doen van je (persoonlijke) geloof. Let maar eens op hoe vaak er tegenwoordig een bezittelijk voornaamwoord voor het woordje 'geloof' wordt geplaatst. Onze vaderen hebben altijd, en terecht, gesproken over belijdenis des (!) (van het) geloof. In de allereerste plaats spreek je met je ja-woord uit dat je van harte het geloof (dat is de belijdenis van de kerk der eeuwen) meebelijdt en daar geheel mee instemt. Het is dus niet mensmiddelpuntig; het belijden van de kerk staat centraal, en de vraag is, of je daar van harte mee instemt.
- Het tweede misverstand is, dat je bovenstaande zou kunnen doen zonder persoonlijk waar zaligmakend geloof. Dat kan natuurlijk niet. Je kunt om een enkel voorbeeld te noemen niet met heel je hart instemmen met zondag 1 van de Heidelbergse Catechismus, of met de Apostolische Geloofsbelijdenis, terwijl je nog dood in zonden en misdaden bent, een vijand van God en Christus niet liefhebt.
- Het derde misverstand betreft de belijdenisvragen van Voetius, alsof die gericht zijn op belijdenis doen van de leer (ja!) en dat dat zou kunnen zonder persoonlijk geloof (nee!), zoals @GG-er suggereert. Zorgvuldige lezing van de vragen maakt dat al duidelijk:
1. Verklaart u dat u de leer van onze kerk, die u geleerd, gehoord en beleden hebt, houdt voor de ware en zaligmakende leer, overeenkomende met de Heilige Schriften?
De leer horen en belijden kan nooit een zaak van alleen het verstand zijn, terwijl je met je hart het tegendeel zegt. Wanneer je de boodschap van de Bijbel werkelijk houdt voor zaligmakend, dan heb je immers op zijn minst deze zaligheid als onmisbaar en onvergelijkelijk heerlijk leren zoeken, om niet te zeggen: mogen ervaren. Hoe kan je anders weten dat de leer van de Drie Formulieren van Enigheid en de oude belijdenissen de zaligmakende waarheid is en geheel overeenkomt met de Heilige Schrift?
2. Belooft u dat u door Gods genade in de belijdenis van deze zaligmakende leer standvastig zult blijven, en in haar zult leven en sterven?
Hier zijn de belangrijkste woordjes: 'door Gods genade'. Dit is niet met 'ja' te beantwoorden, als je geheel vreemdeling bent van Gods genade. En dat is altijd genade-in-Christus. Buiten Hem is er geen genade. Bovendien: zonder deze genade van God is er geen standvastigheid in mij. Alleen als je beseft wat Gods genade inhoudt en dus van de almacht en trouw van God overtuigd bent, kun je eerlijk ‘ja’ zeggen op deze vraag.
3. Belooft u dat u overeenkomstig deze heilige leer uw leven altijd godvruchtig, eerbaar en onberispelijk zult inrichten, en dat u uw belijdenis met goede werken zult versieren?
Hier valt als eerste het woord 'godvruchtig', dat is 'godvrezend'. Hier beloof je om je leven godvrezend in te richten. Hoe zou dat mogelijk zijn zonder persoonlijke genade in Christus? Beloven dat je godvrezend, eerbaar en onberispelijk (dat niemand je onoprechtheid kan verwijten) zult leven, kan alleen maar wanneer je de Heere van harte liefhebt en de Heere Jezus van harte liefhebt. De 'goede werken' die genoemd worden, zijn volgens antwoord 91 van de HC alleen die werken zijn die voortkomen uit een (a) waar geloof, (b) overeenkomstig Gods wet, en (3) alleen Hem ter ere gebeuren.
Kortom:
* Dwingen om deel te nemen aan het HA is zo niet passend bij de geestelijkheid van het doen van belijdenis van het geloof.
* Openbare geloofsbelijdenis is geen openbaar getuigenis van hoe de Heere in je persoonlijke leven heeft gewerkt; het is van harte meebelijden met wat de kerk van de eeuwen heeft beleden als de kern van de Evangelieboodschap.
* Dat kan niet zónder persoonlijk geloof, zoals zondag 7 in de HC daarover spreekt.
* Dat wordt ook verondersteld in de vragen van Voetius.
* Belijdenis doen van de leer, zonder waarachtig geloof, kan niet.