Sinds wanneer wordt de theorie bepaald door de praktische uitwerking van de zaak?Marnix schreef:Sinds wanneer gaat de praktische uitwerking van theorie buiten de zaak om?
Uitverkiezing en verwerping van eeuwigheid?
Die twee zijn niet los te koppelen, en als de prakische uitwerking anders is dan het theoretisch zou moeten zijn, wordt er dus niet goed met die theorie omgegaan. Als de uitverkiezing bijvoorbeeld leidt tot grote onzekerheid waar het tot grote zekerheid zou moeten leiden, dan gaat er toch ergens wat mis?Afgewezen schreef:Sinds wanneer wordt de theorie bepaald door de praktische uitwerking van de zaak?Marnix schreef:Sinds wanneer gaat de praktische uitwerking van theorie buiten de zaak om?
Daarom is enkel en alleen praten over theorie niet goed, je moet het ook hebben over de uitwerking daarvan, en als die niet goed is kijken waar dat dan aan ligt.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
De theorie wordt niet bepaald door de praktijk. Of, beter gezegd: de leer van de Bijbel wordt niet bepaald door wat mensen ermee doen (=misbruik ervan maken).Marnix schreef:Die twee zijn niet los te koppelen, en als de prakische uitwerking anders is dan het theoretisch zou moeten zijn, wordt er dus niet goed met die theorie omgegaan. Als de uitverkiezing bijvoorbeeld leidt tot grote onzekerheid waar het tot grote zekerheid zou moeten leiden, dan gaat er toch ergens wat mis?Afgewezen schreef:Sinds wanneer wordt de theorie bepaald door de praktische uitwerking van de zaak?Marnix schreef:Sinds wanneer gaat de praktische uitwerking van theorie buiten de zaak om?
Daarom is enkel en alleen praten over theorie niet goed, je moet het ook hebben over de uitwerking daarvan, en als die niet goed is kijken waar dat dan aan ligt.
En als ik met jou in gesprek ben over de leer van de Bijbel, moet je niet steeds overstappen naar een mogelijk misbruik daarvan, want dan hebben we het gewoon allebei over wat anders.
Misschien toch goed om dit deel toch ook maar eens te bespreken, in plaats van het telkens alleen maar over de leer te hebben. En inderdaad, de leer van de Bijbel wordt niet bepaald door de praktijk. Maar als de praktijk afwijkt van de praktische uitwerking die in de Bijbel staat lijkt me dat ook wel een goed gesprek waardAfgewezen schreef:De theorie wordt niet bepaald door de praktijk. Of, beter gezegd: de leer van de Bijbel wordt niet bepaald door wat mensen ermee doen (=misbruik ervan maken).Marnix schreef:Die twee zijn niet los te koppelen, en als de prakische uitwerking anders is dan het theoretisch zou moeten zijn, wordt er dus niet goed met die theorie omgegaan. Als de uitverkiezing bijvoorbeeld leidt tot grote onzekerheid waar het tot grote zekerheid zou moeten leiden, dan gaat er toch ergens wat mis?Afgewezen schreef:Sinds wanneer wordt de theorie bepaald door de praktische uitwerking van de zaak?Marnix schreef:Sinds wanneer gaat de praktische uitwerking van theorie buiten de zaak om?
Daarom is enkel en alleen praten over theorie niet goed, je moet het ook hebben over de uitwerking daarvan, en als die niet goed is kijken waar dat dan aan ligt.
En als ik met jou in gesprek ben over de leer van de Bijbel, moet je niet steeds overstappen naar een mogelijk misbruik daarvan, want dan hebben we het gewoon allebei over wat anders.

Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
zo'n zijweggetje vind ik het anders niet
maar misschien open ik er wel een keer een nieuw topic over als dat minder verwarrend is 


Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
-
- Berichten: 4330
- Lid geworden op: 19 nov 2005, 12:31
klopt, maar ik probeerde juist een verband te zoeken tussen beiden. Het kan namelijk een gevolg zijn van bijvoorbeeld een eenzijdige benadering van de leer.... en daar begon ik dacht ik mee.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Dag Bert,Bert Mulder schreef:
Gravo, de uitverkiezing hangt nooit als een zwaard boven ons hoofd. (...)
Misschien heb ik niet de meest aangename manier van zeggen gebruikt met " als een zwaard boven ons hoofd", maar wat zullen we nou beleven! Alsof de verkiezing niet zo'n beetje het centrale leerstuk van het gereformeerd protestantisme is. Over gewicht gesproken. Er zijn kerkverbanden, zoals de Gereformeerde Gemeenten, die van de predestinatie hebben geleerd, dat deze het genadeverbond beheerst. Dat wil zo'n beetje zeggen, dat eerder de predestinatie de drijfveer voor God is om mensen te verlossen, dat zijn genade en liefde. Het besluit lijkt zelfs God als een zwaard boven het hoofd te hangen.
Ik bedoel er maar mee te zeggen, je kunt niet en de verkiezing als het sluitstuk van je dogmatiek hanteren en tegelijk dit reeds eeuwig vaststaande besluit een beetje wegwuiven in je eigen leven, alsof dat iets is, wat ons nu eenmaal niet bekend is of als iets, waaraan we geen al te grote consequenties voor ons geloof hier en nu moeten verbinden.
Het gaat hier om een vaststaand besluit omtrent je eeuwige wel of je eeuwig wee. Het is niet zo iets als een uitspraak van een rechter, die bewijzen tegen je heeft gevonden of als een onvermijdelijke boodschap, die een arts je soms moet brengen; " helaas we kunnen niets meer voor je doen". Nee, het is een besluit, waarvan je de achtergrond, zin en argumentatie nooit te horen krijgt, maar die jou wel persoonlijk hel- of hemelwaarts doet gaan.
Kijk, als ik het verkeerd heb, dan hoor ik het graag. Maar alle belijdenissen gaan over de verlorenheid, die overblijft, wanneer men niet in Gods raadsbesluit is opgenomen.
Ik weet dat de term " verwerping" moeilijk ligt, maar feitelijk komt het er toch op neer, dat als mij geen genade verleend wordt, vanwege de verkiezing (het genadeverbond wordt immers beheerst door deze verkiezing), dat ik, of ik nu nog geboren moet worden of dat ik al geboren ben, en of ik nu wel of niet onder de prediking zit en of ik nu wel of niet een goed en behoorlijk leven leef, onvermijdelijk zonder verder enig gehoor te vinden voor eeuwig in de buitenste duisternis zal eindigen.
Het zijn wat zware woorden op een rij, maar ze illustreren wel, dat men niet zo makkelijk wat geruststellende woorden kan rondstrooien, wanneer men deze prediking zondag na zondag heeft gehoord. Ik vind die uitdrukking " als een zwaard boven ons hoofd" toch nog niet zo gek.
Het is vooral mijn bedoeling om aandacht te vragen voor de gevoelens en de interpretaties die mensen hebben en maken, wanneer ze zo hardhandig met zo'n verkiezingsleer worden geconfronteerd. Dat er vrees is of dat men bang is, kan ik persoonlijk zeer goed begrijpen.
gravo
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Broeder Gravo, de problemen die ik heb tegen 'als een zwaard boven ons hoofd' zijn deze, dat je dan de uitverkiezing/verwerping als een soort noodlot beschouwd. En zou mogen we toch God's sovereine werk van de uitverkiezing/verwerping niet zien.
Ook ik belijd dat de uitverkiezing het hart van de soteriology is, en dat de verkiezing regeert over het verbond, waarmee gezegd wordt dat de verkiezing bepaald wie wel of niet zalig zal worden.
De leer der uitverkiezing is heel reel in het leven van de Christen, maar niet in de manier waarop jij doelt. God behandeld de mensen niet als stokken en blokken.
En het is zeker waar, dat van eeuwigheid over onze zaligheid beslist is, maar dat houd niet in, dat we daarom niet actief bezig zijn met onze zaligheid. Want, of dat we van onze zaligheid verzekerd zijn, anders is ons eeuwig wel en wee ons onbekend. We mogen nooit zeggen: Maar ik weet niet of ik uitverkoren bent. In plaats daarvan, moeten diegenen doen zoals de DL ons leren:
En nooit mag de leer van de uitverkiezing verweten worden mensen lijdzaam te maken. Mensen zijn lijdzaam van nature, en hebben geen interesse in God en Goddelijke zaken, vanwege onze zondenval in Adam. Niet vanwege de uitverkiezing.
En dan heb je me misschien eerder verkeerd begrepen, maar ik heb helemaal geen probleem met de leer der verwerping. Inderdaad, wie zijt gij, o mens, die tegen God antwoord. Heeft de pottenbakker geen macht over het leem, te maken het ene vat ter ere, het andere ten onere?
Ook ik belijd dat de uitverkiezing het hart van de soteriology is, en dat de verkiezing regeert over het verbond, waarmee gezegd wordt dat de verkiezing bepaald wie wel of niet zalig zal worden.
De leer der uitverkiezing is heel reel in het leven van de Christen, maar niet in de manier waarop jij doelt. God behandeld de mensen niet als stokken en blokken.
En het is zeker waar, dat van eeuwigheid over onze zaligheid beslist is, maar dat houd niet in, dat we daarom niet actief bezig zijn met onze zaligheid. Want, of dat we van onze zaligheid verzekerd zijn, anders is ons eeuwig wel en wee ons onbekend. We mogen nooit zeggen: Maar ik weet niet of ik uitverkoren bent. In plaats daarvan, moeten diegenen doen zoals de DL ons leren:
Die het levend geloof in Christus, of het zeker vertrouwen des harten, den vrede der consciëntie, de betrachting van de kinderlijke gehoorzaamheid, den roem in God door Christus, in zich nog niet krachtiglijk gevoelen, en nochtans de middelen gebruiken, door welke God beloofd heeft deze dingen in ons te werken, die moeten niet mismoedig worden, wanneer zij van de verwerping horen gewagen, noch zichzelven onder de verworpenen rekenen, maar in het waarnemen der middelen vlijtig voortgaan, naar den tijd van overvloediger genade vuriglijk verlangen, en dien met eerbiedigheid en ootmoedigheid verwachten. Veel minder behoren voor deze leer van de verwerping verschrikt te worden degenen, die ernstiglijk begeren zich tot God te bekeren, Hem alleen te behagen, en van het lichaam des doods verlost te worden, en nochtans in den weg der godzaligheid en des geloofs zo ver nog niet kunnen komen, als zij wel wilden; aangezien de barmhartige God beloofd heeft dat Hij de rokende vlaswiek niet zal uitblussen, en het gekrookte riet niet zal verbreken. Maar deze leer is met recht schrikkelijk voor degenen, die God en Christus den Zaligmaker niet achtende, zichzelven aan de zorgvuldigheden der wereld en aan de wellusten des vleses geheel hebben overgegeven, zolang zij zich niet met ernst tot God bekeren.
En nooit mag de leer van de uitverkiezing verweten worden mensen lijdzaam te maken. Mensen zijn lijdzaam van nature, en hebben geen interesse in God en Goddelijke zaken, vanwege onze zondenval in Adam. Niet vanwege de uitverkiezing.
En dan heb je me misschien eerder verkeerd begrepen, maar ik heb helemaal geen probleem met de leer der verwerping. Inderdaad, wie zijt gij, o mens, die tegen God antwoord. Heeft de pottenbakker geen macht over het leem, te maken het ene vat ter ere, het andere ten onere?
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Oh...refo schreef:Een pot heeft er geen last van als de pottebakker hem 'ter onere' maakt. Waarom zegt Paulus dat eigenlijk? De vergelijking gaat aan alle kanten mank.
Dan heb je blijkbaar problemen met Paulus....
Wie zijt gij, o mens....
20 Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot dengenen, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?
21 Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit denzelfden klomp te maken, het ene vat ter ere, en het andere ter onere?
22 En of God, willende Zijn toorn bewijzen, en Zijn macht bekend maken, met vele lankmoedigheid verdragen heeft de vaten des toorns, tot het verderf toebereid;
23 En opdat Hij zou bekend maken den rijkdom Zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid?
24 Welke Hij ook geroepen heeft, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.
25 Gelijk Hij ook in Hosea zegt: Ik zal hetgeen Mijn volk niet was, Mijn volk noemen, en die niet bemind was, Mijn beminde.
26 En het zal zijn, in de plaats, waar tot hen gezegd was: Gijlieden zijt Mijn volk niet, aldaar zullen zij kinderen des levenden Gods genaamd worden.
27 En Jesaja roept over Israël: Al ware het getal der kinderen Israëls gelijk het zand der zee, zo zal het overblijfsel behouden worden.
28 Want Hij voleindt een zaak en snijdt ze af in rechtvaardigheid; want de Heere zal een afgesneden zaak doen op de aarde.
29 En gelijk Jesaja te voren gezegd heeft: Indien de Heere Sebaoth ons geen zaad had overgelaten, zo waren wij als Sodom geworden, en Gomorra gelijk gemaakt geweest.
30 Wat zullen wij dan zeggen? Dat de heidenen, die de rechtvaardigheid niet zochten, de rechtvaardigheid verkregen hebben, doch de rechtvaardigheid, die uit het geloof is.
31 Maar Israël, die de wet der rechtvaardigheid zocht, is tot de wet der rechtvaardigheid niet gekomen.
32 Waarom? Omdat zij die zochten niet uit het geloof, maar als uit de werken der wet, want zij hebben zich gestoten aan den steen des aanstoots;
33 Gelijk geschreven is: Ziet, Ik leg in Sion een steen des aanstoots, en een rots der ergernis; en een iegelijk, die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
De moeite, die ik heb met de verkiezingsleer, zoals die met name pas in het gereformeerde protestantisme is bedacht kan ik als volgt onder woorden brengen:
Er wordt op twee manieren over God gesproken. De eenheid van God wordt bedreigd door een uit elkaar spelen van verschillende eigenschappen van God. Dat komt vooral tot uitdrukking in de selectiviteit van de teksten, die men voor de verdediging van de verkiezingsleer gebruikt.
Wanneer men een enkele tekst abstraheert en volledig volmacht geeft is het inderdaad mogelijk om een verkiezingsleer te ontwikkelen. Maar andere teksten, die op een andere manier over God spreken worden of weggelaten in het betoog over de verkiezing of ze worden moeizaam en met veel noodzakelijk toe te voegen uitleg ingepast in het systeem van de belangrijke verkiezingsteksten.
Daarbij vind ik de voor mensen alleen mogelijke interpretatie van tijd en eeuwigheid problematisch. Wij kunnen ons het raadsbesluit niet anders voorstellen dan als een vóór onze tijd genomen besluit. De eeuwigheid is in deze optiek een grote tijd vóór onze geboorte en een grote tijd ná ons sterven.
Ik vind dat speculatief. Juist ons tijdsbegrip, dat beperkt is binnen de door God geschapen werkelijkheid, zorgt ervoor, dat we denken, dat alles al vastligt. Het is vroeger besloten en daar kan nu geen enkele verandering meer in komen.
Hoezo? Met hetzelfde recht kan ik zeggen, dat God hier en nu besluiten neemt en dat die besluiten wel degelijk een verband aangaan met de menselijke tijd. Er zijn bijbelplaatsen genoeg, waarin een reactie van God wordt beschreven op het menselijk handelen in de tijd. Denk aan alle gebeden of denk aan de causale verbanden, die de Bijbel schetst tussen Gods zegeningen en het dienen van God. Of die tussen Gods toorn en de situaties dat Zijn volk zich weer eens van hem afkeerde.
Met de verkiezingsleer, die zo'n menselijk tijdsbesef veronderstelt, zijn deze causale verbanden tussen het menselijk en het goddelijk handelen helemaal niet verklaarbaar en dus moeten er allerlei dingen bij worden verzonnen, die erg op die verkiezingsleer lijken, maar waar de teksten geen aanleiding toe geven.
Wanneer God zich door Abraham laat verbidden of wanneer de stad Nineveh zich bekeert en daarmee Gods besluit verandert, voelen wij ons gepasseerd in onze kloppende verkiezingsleer en kunnen we niet veel anders dan met de vuisten en de DL op tafel slaan en met stemverheffing claimen, dat er toch écht een eeuwig raadsbesluit geweest moest zijn, waarin reeds voorzien was, dat er eerst gedreigd zou gaan worden met de omkering van de stad, maar dat de Ninevieten zich dan zouden bekeren en dat Jona zich eerst ongehoorzaam zou tonen, maar zich later ook zou bekeren, maar toch weer niet helemaal begreep, wat de boodschap van God was en dat God hem dan weer... enz. enz.
Ik noem dit scenario-denken, dat noodzakelijk geworden is vanwege de verkiezingsleer, waarin zelfs God aan het scenario vast zit, dat Hij zelf geschreven heeft.
Ik vind juist de actuele en directe benadering, die God in Jezus met de mensen aangaat zo'n wezenlijke verandering in God. Hij komt naar de wereld en naar de mensen toe. Waarom is die grote wending en die grote verandering in het handelen van God ten opzichte van de tijd vóór Jezus' komst eigenlijk niet in de dogmatiek opgenomen? Alsof dat geen zwaartepunt zou zijn in het bijbels getuigenis. Eerst spreekt God tot Abraham, dan tot profeten en uiteindelijk door Jezus. Waarom openbaart God zich zich steeds op andere wijze en waarom lijkt zijn spreken steeds sterker af te dalen in onze menselijke wereld? Vanuit de bijbelse verhalen kan God net zo goed beschreven worden als een zich steeds meer naar de mensen toekerende God. Daar zit iets veranderlijks in, zij het dat het zijn constante liefde voor de wereld is, die Hem uiteindelijk deed besluiten om Zijn Zoon te zenden. Ik proef in de manier waarop Gods omgang met de mensen beschreven staat in de Bijbel vaak helemaal niet dat veronderstelde onwrikbare raadsbesluit, dat de verkiezingsleer zo expliciet verwoordt.
Ik kan dat niet meemaken. Ik geloof in een levende en actuele relatie tussen God en mens. Een relatie die er een is van een langzame opbouw en groei, van vallen en opstaan. Van eerst geboren worden, van alle kinderziekten in de omgang met de Schepper meemaken, van melk en daarna pas vaste spijze, van onverwachte momenten van beide kanten. Van zonde en genade inderdaad. Maar niet van een blauwdruk, een scenario of het afdraaien van een reeds lang geleden opgenomen film.
Wie de consequenties van de verkiezingsleer overdenkt, gaat anders bidden. Elke uiting van onszelf komt onder de verdenking te staan, dat ze gestuurd en beheerst wordt. Dat we hardware zijn, waarin God een door hem vervaardigd software-programma laat draaien. En dat kan ons uiteindelijk vernietigen of redden, maar zelf zijn wij slechts dragers van dit programma, inhoudelijk kunnen wij niet reageren of ingrijpen. Het programma is onstuitbaar.
Zomaar wat gedachten, die mijns inziens de verkiezingsleer zo angstig, onduidelijk en geheimzinnig maken voor mensen.
Het is niet genoeg om te zeggen, dat de verkeiznigsleer zo niet mag werken. En het is niet genoeg om alleen te zeggen, dat die verkiezingsleer zo'n troost en zo'n zekerheid biedt.
Dat biedt die leer alleen voor wie al de zekerheid heeft, dat hij of zij een kind van God is. Maar juist die zekerheid wordt nooit geboden, omdat de drempel tot dit kindschap zo hoog is. Er zijn eindeloos veel stadia en voorwaarden te vervullen wil er ook echte zekerheid zijn in het gereformeerd protestantisme. En zolang, die zekerheid er niets is omtrent de eigen staat (of men nu kind van God is of niet), kan ook de verkiezingsleer geen trooststuk worden.
Het is een vicieuze cirkel:
Wie geen zekerheid heeft over het kindschap van God, moet de mogelijkheid open houden dat hij niet tot de uitverkorenen behoort. Het leerstuk van de verkiezing kan dan op geen enkele manier troostvol zijn.
Maar die zekerheid omtrent het kindschap kan alleen maar gevonden worden, wanneer er een bevestiging is, dat men uitverkoren is.
Die bevestiging komt er echter nooit.
Vandaar dat velen dan maar geloven, dat ze een kind van God zijn. Maar dan wordt men pijnlijk geconfronteerd met de vraag of men niet van buiten aan het inklimmen is, hetgeen een teken zou kunnen zijn, dat men juist geheel buiten de verkiezing valt. waarmee alle zekerheid weer in rook opgaat.
Enzovoort enzovoort.
Er wordt wat afgetobt over deze vragen. Het zijn deze pastorale overwegingen, die mij er toe brengen om de verkiezingsleer niet langer als een simpel recht-toe-recht-aan principe te willen begrijpen.
En dat simpele begrip zit met name in dat menselijk tijdgevoel, dat er in is geslopen:
God heeft het al lááááng beslist, joh,
't staat allemaal al láááng vast wat er met je gebeurt.
Nietes! (zeg ik op mijn beurt dan maar even simpel)
gravo
Er wordt op twee manieren over God gesproken. De eenheid van God wordt bedreigd door een uit elkaar spelen van verschillende eigenschappen van God. Dat komt vooral tot uitdrukking in de selectiviteit van de teksten, die men voor de verdediging van de verkiezingsleer gebruikt.
Wanneer men een enkele tekst abstraheert en volledig volmacht geeft is het inderdaad mogelijk om een verkiezingsleer te ontwikkelen. Maar andere teksten, die op een andere manier over God spreken worden of weggelaten in het betoog over de verkiezing of ze worden moeizaam en met veel noodzakelijk toe te voegen uitleg ingepast in het systeem van de belangrijke verkiezingsteksten.
Daarbij vind ik de voor mensen alleen mogelijke interpretatie van tijd en eeuwigheid problematisch. Wij kunnen ons het raadsbesluit niet anders voorstellen dan als een vóór onze tijd genomen besluit. De eeuwigheid is in deze optiek een grote tijd vóór onze geboorte en een grote tijd ná ons sterven.
Ik vind dat speculatief. Juist ons tijdsbegrip, dat beperkt is binnen de door God geschapen werkelijkheid, zorgt ervoor, dat we denken, dat alles al vastligt. Het is vroeger besloten en daar kan nu geen enkele verandering meer in komen.
Hoezo? Met hetzelfde recht kan ik zeggen, dat God hier en nu besluiten neemt en dat die besluiten wel degelijk een verband aangaan met de menselijke tijd. Er zijn bijbelplaatsen genoeg, waarin een reactie van God wordt beschreven op het menselijk handelen in de tijd. Denk aan alle gebeden of denk aan de causale verbanden, die de Bijbel schetst tussen Gods zegeningen en het dienen van God. Of die tussen Gods toorn en de situaties dat Zijn volk zich weer eens van hem afkeerde.
Met de verkiezingsleer, die zo'n menselijk tijdsbesef veronderstelt, zijn deze causale verbanden tussen het menselijk en het goddelijk handelen helemaal niet verklaarbaar en dus moeten er allerlei dingen bij worden verzonnen, die erg op die verkiezingsleer lijken, maar waar de teksten geen aanleiding toe geven.
Wanneer God zich door Abraham laat verbidden of wanneer de stad Nineveh zich bekeert en daarmee Gods besluit verandert, voelen wij ons gepasseerd in onze kloppende verkiezingsleer en kunnen we niet veel anders dan met de vuisten en de DL op tafel slaan en met stemverheffing claimen, dat er toch écht een eeuwig raadsbesluit geweest moest zijn, waarin reeds voorzien was, dat er eerst gedreigd zou gaan worden met de omkering van de stad, maar dat de Ninevieten zich dan zouden bekeren en dat Jona zich eerst ongehoorzaam zou tonen, maar zich later ook zou bekeren, maar toch weer niet helemaal begreep, wat de boodschap van God was en dat God hem dan weer... enz. enz.
Ik noem dit scenario-denken, dat noodzakelijk geworden is vanwege de verkiezingsleer, waarin zelfs God aan het scenario vast zit, dat Hij zelf geschreven heeft.
Ik vind juist de actuele en directe benadering, die God in Jezus met de mensen aangaat zo'n wezenlijke verandering in God. Hij komt naar de wereld en naar de mensen toe. Waarom is die grote wending en die grote verandering in het handelen van God ten opzichte van de tijd vóór Jezus' komst eigenlijk niet in de dogmatiek opgenomen? Alsof dat geen zwaartepunt zou zijn in het bijbels getuigenis. Eerst spreekt God tot Abraham, dan tot profeten en uiteindelijk door Jezus. Waarom openbaart God zich zich steeds op andere wijze en waarom lijkt zijn spreken steeds sterker af te dalen in onze menselijke wereld? Vanuit de bijbelse verhalen kan God net zo goed beschreven worden als een zich steeds meer naar de mensen toekerende God. Daar zit iets veranderlijks in, zij het dat het zijn constante liefde voor de wereld is, die Hem uiteindelijk deed besluiten om Zijn Zoon te zenden. Ik proef in de manier waarop Gods omgang met de mensen beschreven staat in de Bijbel vaak helemaal niet dat veronderstelde onwrikbare raadsbesluit, dat de verkiezingsleer zo expliciet verwoordt.
Ik kan dat niet meemaken. Ik geloof in een levende en actuele relatie tussen God en mens. Een relatie die er een is van een langzame opbouw en groei, van vallen en opstaan. Van eerst geboren worden, van alle kinderziekten in de omgang met de Schepper meemaken, van melk en daarna pas vaste spijze, van onverwachte momenten van beide kanten. Van zonde en genade inderdaad. Maar niet van een blauwdruk, een scenario of het afdraaien van een reeds lang geleden opgenomen film.
Wie de consequenties van de verkiezingsleer overdenkt, gaat anders bidden. Elke uiting van onszelf komt onder de verdenking te staan, dat ze gestuurd en beheerst wordt. Dat we hardware zijn, waarin God een door hem vervaardigd software-programma laat draaien. En dat kan ons uiteindelijk vernietigen of redden, maar zelf zijn wij slechts dragers van dit programma, inhoudelijk kunnen wij niet reageren of ingrijpen. Het programma is onstuitbaar.
Zomaar wat gedachten, die mijns inziens de verkiezingsleer zo angstig, onduidelijk en geheimzinnig maken voor mensen.
Het is niet genoeg om te zeggen, dat de verkeiznigsleer zo niet mag werken. En het is niet genoeg om alleen te zeggen, dat die verkiezingsleer zo'n troost en zo'n zekerheid biedt.
Dat biedt die leer alleen voor wie al de zekerheid heeft, dat hij of zij een kind van God is. Maar juist die zekerheid wordt nooit geboden, omdat de drempel tot dit kindschap zo hoog is. Er zijn eindeloos veel stadia en voorwaarden te vervullen wil er ook echte zekerheid zijn in het gereformeerd protestantisme. En zolang, die zekerheid er niets is omtrent de eigen staat (of men nu kind van God is of niet), kan ook de verkiezingsleer geen trooststuk worden.
Het is een vicieuze cirkel:
Wie geen zekerheid heeft over het kindschap van God, moet de mogelijkheid open houden dat hij niet tot de uitverkorenen behoort. Het leerstuk van de verkiezing kan dan op geen enkele manier troostvol zijn.
Maar die zekerheid omtrent het kindschap kan alleen maar gevonden worden, wanneer er een bevestiging is, dat men uitverkoren is.
Die bevestiging komt er echter nooit.
Vandaar dat velen dan maar geloven, dat ze een kind van God zijn. Maar dan wordt men pijnlijk geconfronteerd met de vraag of men niet van buiten aan het inklimmen is, hetgeen een teken zou kunnen zijn, dat men juist geheel buiten de verkiezing valt. waarmee alle zekerheid weer in rook opgaat.
Enzovoort enzovoort.
Er wordt wat afgetobt over deze vragen. Het zijn deze pastorale overwegingen, die mij er toe brengen om de verkiezingsleer niet langer als een simpel recht-toe-recht-aan principe te willen begrijpen.
En dat simpele begrip zit met name in dat menselijk tijdgevoel, dat er in is geslopen:
God heeft het al lááááng beslist, joh,
't staat allemaal al láááng vast wat er met je gebeurt.
Nietes! (zeg ik op mijn beurt dan maar even simpel)
gravo
- Bert Mulder
- Berichten: 9099
- Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
- Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
- Contacteer:
Broeder Gravo,
Heb je er gelijk in dat we met ons klein menselijk brein nooit de eeuwigheid kunnen bevatten. Dus is ons begrijpen van de leer van de uitverkiezing altijd maar gedeeltelijk, zoals ook de DL dat beschrijven.
Dus moeten we ook voorzichtig zijn geen menselijke redeneringen aan de uitverkiezing te binden, en ons alleen op de Schrift houden.
Heb je er gelijk in dat we met ons klein menselijk brein nooit de eeuwigheid kunnen bevatten. Dus is ons begrijpen van de leer van de uitverkiezing altijd maar gedeeltelijk, zoals ook de DL dat beschrijven.
Dus moeten we ook voorzichtig zijn geen menselijke redeneringen aan de uitverkiezing te binden, en ons alleen op de Schrift houden.
3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
1-12. Van deze hun eeuwige en onveranderlijke verkiezing ter zaligheid worden de uitverkorenen te zijner tijd, hoewel bij onderscheiden trappen en met ongelijke mate, verzekerd; niet, als zij de verborgenheden en diepten Gods curieuslijk doorzoeken, maar als zij de onfeilbare vruchten der verkiezing, in het Woord Gods aangewezen (als daar zijn: het waar geloof in Christus, kinderlijke vreze Gods, droefheid die naar God is over de zonde, honger en dorst naar de gerechtigheid, enz.), in zichzelven met een geestelijke blijdschap en heilige vermaking waarnemen (2 Kor. 13:5).
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
@Gravo,
Als ik het goed begrijp ga jij uit van de 'openness of God' (zoals in het gelijknamige boek uitgelegd wordt). Zoals in de vele reacties die op dat boek gekomen zijn, o.a. van MacArthur, te lezen is, mankeert deze theorie nog wel het een en ander, zowel filosofisch als theologisch.
Mijn antwoord erop:
1. Het uitgangspunt voor het openness denken is de menselijke vrijheid, zoals Rice (één van de 'bedenkers' van de theorie) ook noemt. Met deze theorie wil men komen tot een theorie waarin de menselijke wil volledig vrij kan zijn van God, zónder los te staan van God. Aangezien m.i. de Schrift geen enkele reden geeft om dat uitgangspunt te nemen, ja sterker nog: dat uitgangspunt weerspreekt, daarom is het hele huis (de theorie) die op deze fundering (grond-aanname) gebaseerd is gammel.
2. De Schrift leert ons dat God de onveranderlijke is. Het filosofische denken laat ons ook niet toe om iets anders dan het absoluut volmaakte God te noemen. Als God volmaakt is, weet hij alles wat gaat gebeuren, tenzij er andere wezens zijn die zonder zijn goedkeuren dingen ten nadele van Hem kunnen doen, en Hem zo kunnen beïnvloeden. In dat laatste geval is Hij echter geen God meer, omdat Hij afhankelijk is van het doen en laten van anderen. En daar gaat het 'openness' denken ook fout; het geeft geen goede reden waarom God nog God is, als Hij niet absoluut Alwetend, en dus niet absoluut Almachtig is.
Ik snap nu werkelijk niet wat mensen hebben tégen de calvinistische uitverkiezingsleer. Is het zó moeilijk om te accepteren dat je afhankelijk bent van God? Is het zo moeilijk om voor Hem te buigen, en Hem te dienen? Waarom zou een kind van God zichzelf willen handhaven, ja zelfs hele theorieën ophangen om dat goed te kunnen praten? Dat valt toch niet te rijmen met zaken waar de Schrift zo vaak over spreekt, als ootmoed en nederigheid?
Als ik het goed begrijp ga jij uit van de 'openness of God' (zoals in het gelijknamige boek uitgelegd wordt). Zoals in de vele reacties die op dat boek gekomen zijn, o.a. van MacArthur, te lezen is, mankeert deze theorie nog wel het een en ander, zowel filosofisch als theologisch.
Mijn antwoord erop:
1. Het uitgangspunt voor het openness denken is de menselijke vrijheid, zoals Rice (één van de 'bedenkers' van de theorie) ook noemt. Met deze theorie wil men komen tot een theorie waarin de menselijke wil volledig vrij kan zijn van God, zónder los te staan van God. Aangezien m.i. de Schrift geen enkele reden geeft om dat uitgangspunt te nemen, ja sterker nog: dat uitgangspunt weerspreekt, daarom is het hele huis (de theorie) die op deze fundering (grond-aanname) gebaseerd is gammel.
2. De Schrift leert ons dat God de onveranderlijke is. Het filosofische denken laat ons ook niet toe om iets anders dan het absoluut volmaakte God te noemen. Als God volmaakt is, weet hij alles wat gaat gebeuren, tenzij er andere wezens zijn die zonder zijn goedkeuren dingen ten nadele van Hem kunnen doen, en Hem zo kunnen beïnvloeden. In dat laatste geval is Hij echter geen God meer, omdat Hij afhankelijk is van het doen en laten van anderen. En daar gaat het 'openness' denken ook fout; het geeft geen goede reden waarom God nog God is, als Hij niet absoluut Alwetend, en dus niet absoluut Almachtig is.
Ik snap nu werkelijk niet wat mensen hebben tégen de calvinistische uitverkiezingsleer. Is het zó moeilijk om te accepteren dat je afhankelijk bent van God? Is het zo moeilijk om voor Hem te buigen, en Hem te dienen? Waarom zou een kind van God zichzelf willen handhaven, ja zelfs hele theorieën ophangen om dat goed te kunnen praten? Dat valt toch niet te rijmen met zaken waar de Schrift zo vaak over spreekt, als ootmoed en nederigheid?