DWW schreef:Aan Zonderling,
DWW,
Dank voor je antwoord op enkele van de door mij ingebrachte punten.
Helaas echter heb je de meeste zaken die ik naar voren heb gebracht niet beantwoord.
Bijvoorbeeld het punt dat besnijdenis en Doop dezelfde geestelijke zaken afbeelden.
De geestelijke besnijdenis is dan ook in wezen hetzelfde als de geestelijke doop (die niet met handen geschiedt).
Daarnaast dat de Schrift leert dat de kinderen geheiligd zijn door het geloof van (één van beide) ouders.
Dit (en andere zaken die ik naar voren heb gebracht) zijn m.i. wezenlijk wanneer we ons in een gesprek bevinden over de verhouding van besnijdenis onder Israël en de Doop in het NT.
Door het niet beantwoorden van deze argumenten lopen we het gevaar dat de discussie alleen verder gaat op basis van de door jou geselecteerde argumenten. Dat lijkt mij niet zinvol.
Toch nog een korte reactie op hetgeen je naar voren bracht:
Zonderling : Ja, en onder die volgorde die de vaderen gold, waren ook de kinderen begrepen. Het pascha gold het gehele huisgezin, de Rode Zee idem. En ook de kinderen deelden in de tekenen van zowel pascha als de doortocht in de Rode Zee. Waar de ouders geloofden, daar waren ook de onmondige kinderen mede geheiligd. En zo is het nog in de christelijke kerk zoals Paulus ons leert.
DWW : In dit aardse verkoren volk Israël was inderdaad meer onbekeerd dan bekeerd, want ook voor hen gold : Velen geroepen, weinig uitverkoren. Maar, deze verlossing en deze uittocht moet je nu eens geestelijk proberen te zien als hoedanig Goddrie-enig dat gehele verkoren geestelijke Israël verlost uit het diensthuis der wet, c.q. het diensthuis der zonden. Van het geestelijke verkoren Israël is het aardse Israël een beeltenis. Zie ook hoe de leidingen waren van God met dit volk. Deze geestelijke leidingen, bestraffingen, vermaningen, vertroostingen etc, is bij het geestelijk verkoren Israël niet anders. Uit de het aardse Israël waren ook geestelijke Israëlieten, Hand. 10:45. Dat waren de door God bekeerde geestelijke Joden die uit dat volk eenmaal zalig zouden worden. Denk aan Mozes, Aäron, Jozua, Kaleb, en later ook Petrus, Johannes etc.
Ik heb er geen moeite mee wanneer lessen getrokken worden uit de vergeestelijking van de leidingen met het volk Israël (mits deze lessen ook andere gronden hebben in de Schrift). Echter, uit deze vergeestelijking kunnen we geen conclusies trekken op dogmatisch gebied of ten aanzien van de sacramenten van het NT en dus ook niet ten aanzien van de vraag of de kinderdoop naar de Schrift is of niet.
Zonderling : Ook jonggestorven kinderen der gelovigen worden zalig terwijl ze volgens jouw opvatting niet gedoopt horen te worden. Daar ben je dus zelf ook inconsequent in de toepassing van deze tekst en mag je deze tekst niet gebruiken als argument tegen de doop van diezelfde kinderen. Het kan alleen gebruikt als volgorde voor de volwassenen.
DWW : Het vroeggestorven kind van David en Bathseba is ook zalig geworden, doordat God dit verkoren kind waarachtig heeft bekeerd en tot het geloof in Jezus Christus heeft gebracht. Hoe dan, zul je zeggen? Gewoon, net zoals Hij al Zijn verkoren volk van dood levend maakt, op grond van het volbrachte werk van Zijn lieve Zoon. Kon dat kind daar een getuigenis van afleggen, en had dat kind daar een theologische kennis van? Nee, maar dat kind is in Hem ingelijfd geworden door het zaligmakende geloof. Het komt zozeer niet op de getuigenis aan. Anders zouden zwaar geestelijk gehandicapte kinderen ook nooit zalig kunnen worden. Het komt er maar op aan wat God uitwerkt in de zielen van die kinderen. Kijk bij Johannes de doper, hoe hij opsprong in de buik van zijn moeder Elizabeth, bij het horen van de groetenis van Maria en het Kindeke Jezus. Dat was het waarachtig getuigenis van de nog ongeboren Johannes de doper.
Ik meen dat dit kind van David zalig was op grond van het Verbond en dat we niet een persoonlijk geloof voor dat kind hoeven te zoeken om toch de zaligheid van het onmondige kind te geloven. Anders zouden de ouders alsnog moeten twijfelen over de zaligheid van hun jonggestorven kinderen wanneer er van het geloof of de wedergeboorte van die kinderen geen blijken zijn. Maar David vond zijn troost niet in het geloof van het kind, maar in het Verbond Gods.
Tegelijk stem ik ermee in dat dit kind volmaakt wedergeboren is geworden in de doorgang tot het eeuwige leven.
Zonderling :“Dat die kinderen reeds geloofden valt uit Gods Woord niet te bewijzen. Dat hoeft ook niet, Petrus zegt duidelijk dat de belofte ook de kinderen geldt, Christus nodigde de kinderen en Paulus leerde dat zij door het geloof van hun ouders geheiligd waren. Daarom mogen ook zij stellig het teken en zegel ontvangen en afgezonderd worden van de kinderen der ongelovigen.”
DWW : Ik heb je aangegeven uit Hand. 10:44-48 en Hand. 16:34, dat hieruit opgemaakt kan worden dat hier wellicht ook (gelovige) kinderen zijn bij geweest, die met hun ouders tot het geloof in Jezus Christus waarachtig bekeerd waren geworden. Daarnaast geef je aan dat de Heere Jezus de kinderen tot Hem nodigde. Waren dan deze kinderen alrede bekeerd, of zou dit een beeldspraak zijn geweest? Daar Hij tot het volk niet anders dan door gelijkenissen sprak, Matth. 13:34. Probeer dat eens te beantwoorden vanuit deze twee volgende Schriftgedeelten (...)
Ik had het oog op een andere tekst, namelijk deze:
Mark. 10:16 En Hij omving ze met Zijn armen, en de handen op hen gelegd hebbende, zegende Hij dezelve.
Zeker, er liggen elementen van een gelijkenis in hetgeen Christus zegt van de kinderen en zeker 'het worden gelijk een kindeke'. Toch heeft Hij ook Zelf de kinderen die tot Hem gebracht werden,
gezegend. Deed Hij dat op grond van het geloof van die kinderen, of op grond van het geloof van de ouders. Naar mijn overtuiging op grond van het geloof van de ouders, zoals ook 1 Korinthe 7 leert dat de kinderen geheiligd zijn door het geloof van de ouders. En ook hen komt de belofte toe volgens Handelingen 2:39. En dáárom worden ook de kinderen gedoopt. Over die verbondsbetrekking en het geheiligd zijn in de ouders hoor ik jou niets zeggen, terwijl het toch zeer schriftuurlijk is.
N.B. Deze heiliging geldt de onmondige kinderen, en is bij het opwassen niet zaligmakend, want bij het opwassen moeten deze kinderen ook zélf wedergeboren worden en geloven. Zie b.v. Calvijn en Olevianus (Getuigenissen van het genadeverbond), kanttekeningen bij 1 Korinthe 7:14 en Lukas 19:9.
Z.