Beste Xaipt,
welkom op ons forum, volgens mij ben je nieuw.
Xaipt schreef:Welk een invloed heeft een mens dan op zijn of haar wedergeboorte? Als niemand God kan en zal zoeken vanuit een Godsbesef, is het dan niet pure willekeur? Mijn buurman die vanuit zijn Godsbesef zal gaan zoeken en naar de kerk zal gaan, kan ik bij voorbaat al vertellen dat het allemaal nutteloos is, verspilde tijd?
Deze vraag is niet nieuw, Paulus is hier al op ingegaan in Romeinen 9.
Ten eerste moeten we het begrip wedergeboorte niet verwarren met andere Bijbelse begrippen zoals bekering of geloof. De wedergeboorte is de verborgen werking van God in de mens waardoor de geestelijk dode mens in staat is vruchten te gaan voortbrengen.
Alle goede vruchten die een mens ooit voort kan brengen zullen een vrucht van zijn wedergeboorte zijn. En aangezien dat moment slechts door God gewerkt kan worden zijn wij daarin volledig afhankelijk van Hem, ja.
Want Hij zegt tot Mozes: Ik zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben. Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen, die loopt, maar des ontfermenden Gods. (Rom. 9) Als je vraagt: wat klaagt God dan nog over ons? Want wie kan er dan tegen Zijn wil ingaan? Lees dan verder, want het is precies de vraag die Paulus zelf naar voren laat komen in de rest van het hoofdstuk.
En ik weet dat het moeilijk kan zijn voor een door deze tijd beïnvloed persoon om deze dingen te accepteren. Sterker nog - het is voor alle mensen van alle tijden bijzonder moeilijk om te accepteren volledig afhankelijk te zijn van God. Als een kind midden in je geboortebloed te liggen langs de kant van de weg, wachtend of er Iemand voorbij komt. Maar het is de meest heerlijke boodschap die er maar kan zijn voor mensen die verloren liggen dat God langs komt en bij machte is en gewillig om hen tot leven te roepen.
Hoe dat gebeurt?
Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven;
Door de prediking werkt God in harten van mensen zodat zij terstond het woord met blijdschap ontvangen en geloven.
Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemengd was in degenen, die het gehoord hebben.
Zie ook de DL:
3/4-12. En dit is die wedergeboorte, die vernieuwing, nieuwe schepping, opwekking van de doden en levendmaking, waarvan zo heerlijk in de Schrift gesproken wordt, dewelke God zonder ons in ons werkt. En deze wordt in ons niet teweeggebracht door middel van de uiterlijke prediking alleen, noch door aanrading, of zulke manier van werking, dat, wanneer nu God Zijn werk volbracht heeft, het alsdan nog in de macht des mensen zou staan wedergeboren te worden of niet wedergeboren te worden, bekeerd te worden of niet bekeerd te worden. Maar het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderlijke, verborgen, en onuitsprekelijke werking, dewelke, naar het getuigenis der Schrift (die van den Auteur van deze werking is ingegeven), in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doden; alzo dat al diegenen, in wier harten God op deze wonderbaarlijke wijze werkt, zekerlijk, onfeilbaar en krachtiglijk wedergeboren worden en daadwerkelijk geloven. En alsdan wordt de wil, zijnde nu vernieuwd, niet alleen van God gedreven en bewogen, maar, van God bewogen zijnde, werkt hij ook zelf. Waarom ook terecht gezegd wordt dat de mens, door de genade die hij ontvangen heeft, gelooft en zich bekeert.
3/4-13. De wijze van deze werking kunnen de gelovigen in dit leven niet volkomenlijk begrijpen; ondertussen stellen zij zich daarin gerust, dat zij weten en gevoelen, dat zij door deze genade Gods met het hart geloven, en hun Zaligmaker liefhebben.
3/4-14. Zo is dan het geloof een gave Gods; niet omdat het aan den vrijen wil des mensen van God wordt aangeboden, maar omdat het den mens metterdaad wordt medegedeeld, ingegeven en ingestort; ook niet daarom, dat God alleen de macht om te geloven zou geven, en daarna de toestemming of het daadwerkelijk geloven van den vrijen wil des mensen verwachten; maar omdat Hij, Die daar werkt het willen en het werken, ja alles werkt in allen, in den mens teweegbrengt beide, den wil om te geloven en het geloof zelf.
3/4-15. Deze genade is God aan niemand schuldig; want wat zou Hij schuldig zijn dengenen, die Hem niets eerst geven kan, opdat het hem vergolden worde? Ja, wat zou God dien schuldig zijn, die van zichzelven niet anders heeft dan zonde en leugen? Diegene dan, die deze genade ontvangt, die is Gode alleen daarvoor eeuwige dankbaarheid schuldig, en dankt Hem ook daarvoor; diegene, die deze genade niet ontvangt, die acht ook deze geestelijke dingen gans niet en behaagt zichzelven in het zijne; of, zorgeloos zijnde, roemt hij ijdellijk dat hij heeft hetgeen hij niet heeft. Voorts, van diegenen die hun geloof uiterlijk belijden en hun leven beteren, moet men naar het voorbeeld der apostelen het beste oordelen en spreken; want het binnenste des harten is ons onbekend. En wat aangaat anderen, die nog niet geroepen zijn, voor dezulken moet men God bidden, Die de dingen die niet zijn, roept alsof zij waren; en wij moeten ons geenszins tegenover hen verhovaardigen, alsof wij onszelven uitgezonderd hadden.