Oorspronkelijk gepost door Afgewezen
Gravo, waar sta jij nou precies? Want het is me uit je stukje niet duidelijk of je dit soort prediking toejuicht of niet.
Dat is iets wat ik best zou willen weten. En wellicht anderen met mij.
Ik heb in dit topic ergens een vrij afstandelijke beschrijving gegeven van de wijze waarop ik denk dat voorwerpelijk / onderwerpelijk moet worden gezien. Nu komt de vraag waar ik eigenlijk zelf sta.
Ik heb inderdaad niet gezegd, wat ik vind van dit onderscheid of welk type prediking ik voorsta.
Ik wel daar wel op reageren, maar het is zoeken naar woorden.
Het dilemma vanuit de prediker is denk ik het volgende:
Hij is gezonden om het Evangelie te verkondigen. Wanneer hij in een vreemde, ongelovige stad wordt achtergelaten is zijn missie duidelijk: hij spreekt de mensen aan als onkundigen. Hij legt de principes van het christelijk geloof uit, weet dat hij met ongelovigen te maken heeft en past zijn boodschap daar op aan. Hij noemt zijn gehoor zeker geen 'gemeente van Christus', maar eerder zoiets als 'dames en heren' of 'geachte aanwezigen' of 'beste vrienden'; beter nog 'lieve mensen'.
Zet je diezelfde prediker nu in een gemeente, die al eeuwenlang predikers heeft gehad en waarin ware gelovigen gevonden worden, dan zal hij heel anders prediken. Voor een deel hoeft hij het geloof niet meer helemaal van A tot Z te vertellen. Hij mag een zekere kennis, maar ook een zeker geloof vooronderstellen bij zijn gehoor. Hij weet, dat er ook velen zullen zijn, die slechts plichtmatig aanwezig zijn en in feite geen ware gelovigen zijn. Hij spreekt de mensen in z'n geheel echter wel aan met 'gemeente van Jezus Christus' Want dat zijn ze met elkaar.
De vraag is nu of er een principieel verschil zit tussen de prediking in het eerste en in het tweede voorbeeld.
Velen zeggen van niet. Immers het gaat om de ongelovigen (daarvoor is de prediker gekomen) En die zijn er in beide gevallen.
ik denk daar echter anders over. Ik meen, dat er een principieel verschil is tussen groepen mensen die zich reeds wel en groepen die zich nog niet als belijdende christenen aan Christus en aan elkaar hebben verbonden.
Dat betekent dat er ook een tweeërlei prediking en liturgie moet zijn voor hen die wel tot een christelijke gemeente behoren en hen, die niet tot een christelijke gemeente behoren. Het duidelijkst wordt dat in de sacramenten. De doop bepaalt of een gezelschap als 'gemeente van Jezus Christus' wordt aangesproken. In de eerste christelijke liturgie werd het avondmaal gevierd, nadat de niet-gedoopten de zaal hadden verlaten.
We mogen dus niet net doen alsof een predikant, die voorgaat in een reeds eeuwenlang bediende christelijke gemeente (het gaat niet om de eeuwen, maar om de doop) eenzelfde soort prediking mag houden, die hij ook tijdens een evangelisatie-actie in de straat houdt. We mogen niet uitgaan van ongelovige, totaal onkundige heidenen in de prediking voor de gemeente.
Er is reeds iets aanwezig in de mensen, die gedoopt zijn.
Wat betreft voorwerpelijk en onderwerpelijk kom ik dan ook uit op een prediking, die Christus geheel en al beschrijft en daarmee toegankelijk maakt (alles aan Hem is gans begeerlijk: er hoeft niets verborgen te blijven en er is ook geen verborgen, subjectieve kennis nodig om het te snappen). Christus wordt volmondig en geheel gepredikt. Niet onder een deksel van voorwaardelijke arbeid, die God in het binnenste al eerder vooraf heeft verricht. Nee, alles is open en toegankelijk. Christus is aanwezig in Woord, Sacrament en Gemeente (zie Bonhoeffer voor deze gedachte)
Tegelijkertijd wens ik een onderwerpelijk element toe te voegen. En dat is de voorwaarde, dat men zich als gedoopte tot God begeeft. Men mag pas tot Christus komen, wanneer men erkent, dat Hij eerst in het leven van de gemeente gekomen is. De voorwaarde om tot geloof te komen is dus de innerlijke erkenning, het oprechte geloof en vertrouwen, dat God reeds in de bearbeiding van de gemeente, in het geloof van de voorvaderen en in het doopteken aan het eigen voorhoofd, een werk is begonnen en daarom een reactie op de prediking verwacht. (Die voorwaarde is er uiteraard niet voor de 'blinde' heiden: die mag komen op het Woord alleen: wie gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, die volgorde)
Een ieder die als dooplid in de gemeente van Jezus Christus tot Christus komt met verontachtzaming van dit gedoopt zijn in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, komt gevaarlijk dicht bij de zonde van Ananias en Saffira, die ook de ware liefde tot God en mensen vermengden met hun eigen bekrompen afwegingen over de mate waarin ze iets schuldig waren aan God (letterlijk, want ze hadden zo hun eigen deeltje al voor zichzelf afgewogen).
God schenkt een overvloed aan belofte, toekomst, hoop, (een teken van reiniging, wedergeboorte en afwassing) en wij zouden als verontwaardigde heidenen tot God komen, alsof Hij ons niet alles al heeft beloofd om het tot volle wasdom te laten komen?
Nee, wie zich op de voorwerpelijke prediking niet genoeg aangesproken voelt en wie Gods aanneming tot kinderen niet op de juiste (welgemeende) waarde schat, wacht tevergeefs op een ander werk van God in Zijn hart. Ik ben bang, dat dat er niet meer van komt. Wie in de gemeente van Jezus Christus wordt geboren moet twee dingen meebrengen: de erkentenis om wat God reeds heeft gegeven en beloofd (en waarvan hij/zij de erfgenaam is) en het geloof (waarin tegelijkertijd schuldbelijdenis en bekering meekomt)
Ik raad iedereen aan om op de prediking van Christus zonder dralen, gemachtigd door Gods belofte, God de hand te geven, Zijn verzoening in Christus aan te nemen en een nieuw begin te maken.
Was men dan al wedergeboren? Is de doop de wedergeboorte? Nee. Althans: ik kan dat niet zien of waarnemen.
De bekering, waartoe Johannes de Doper opriep maakte van de besneden Israëliet kinderen van God. Maar wanneer ze nu precies kinderen Gods werden is mij niet duidelijk.
Voor de mens is het belangrijkste moment van de wedergeboorte (die feitelijk een geheim is, waarin men passief is, net als bij de natuurlijke geboorte) dat men zich bekeert. Zonder bekering blijkt nergens uit, dat men wedergeboren is.
Maar uit de bekering blijkt, dat de doop niet voor niets het bad der wedergeboorte wordt genoemd.
De oproep tot bekering is geen oproep tot de wedergeboorte. Maar de doop is wel een oproep tot bekering.
ik zou zelfs durven zeggen, dat de doop de bevruchting is, waarmee jonge kinderen door de Heilige Geest een hoopgevend levensbeginsel (dat van het kindschap Gods) krijgen ingeplant.
Maar daaruit kan een volkomen vrucht groeien, dat ook waarlijk als kind van God wordt geboren.
Er is echter ook een miskraam mogelijk, wanneer dat levensbeginsel, vrucht van de Heilige Geest, geweld wordt aangedaan, wordt geschokt of ruw wordt behandeld. Een zonde tegen de Heilige Geest! God heeft reeds gesproken. Hij heeft reeds gegeven. Hij heeft reeds het bloed van Christus voor ons als gedoopten aanschouwd. Wie zich dan schouderophalend omdraait en als de oudste zoon foetert op de gunsten die de verloren zoon krijgt, menend, dat de erfenis al verspeeld is door de zonde en dat het kindschap maar een tijdelijke en niet al te serieuze aangelegenheid is, begeeft zich in gevaarlijk vaarwater.
Hij benadert God met een gedoopt voorhoofd als een ongedoopte heiden. Hij meent, dat zijn goede gedrag beloond zou moeten worden, terwijl de Vader Hem alles in bezit geeft, louter en alleen omdat hij kind van de Vader is. Hij meent, dat het geen feest kan zijn, wanneer een zondig gemeentelid zich bekeert en slechts op grond van het kindschap vergeving ontvangt.
Nee, God heeft ons in onze doop tot kinderen aangenomen. Dan kunnen we ver heen zijn, maar wanneer we ons bekeren (ik zal opstaan en tot de vader gaan) en wanneer we bij God vertwijfeld vragen of we nog wel 'zoon' of 'dochter' zijn, dan zal blijken dat juist deze titel, dit gezinslid-zijn (mijn zoon was verloren, maar is gevonden) de toegang is terug in het Vaderhuis.
De natuurlijke geboorte van een kind in de gemeente van Christus gaat vergezeld van de toekomst, die voor dit kind is weggelegd in de wedergeboorte.
Wij worden in de gemeente van Jezus Christus geboren om wederom geboren te kunnen worden.
Daar is alles op gericht. Maar daar zijn dan ook alle voorbereidingen voor getroffen.
Opdat we het Koninkrijk van God zullen zien.
gravo