Hier een prachtig citaat van Isaac Ambrosius uit het derde boek van "Het zien op Jezus."
Hij beschrijft in de eerste punten van deze paragraaf de worstelingen als een mens ziet op zichzelf , in zijn zonden en afmakingen en in alle verschrikkingen die hiermee samen kunnen hangen als de duivel hem of haar aanvalt, en dan (het stuk wat ik gequote heb) wijst hij pastoraal naar boven , naar Hem van wie het alleen te verwachten is.
Isaac Ambrosius in Het zien op Jezus schreef:
4.Overdenk al dat wachten en aanbieden van Christus, al dat bidden en smeken om Christus aan te nemen, dat in het Evangelie gedaan wordt. Wat is het Evangelie? Of wat is de inhoud van het ganse Evangelie anders als dit: O neemt Christus aan en leeft in Christus, opdat u moogt zalig worden? Wat willen deze vrije aanbiedingen zeggen: "die dorst heeft, kome tot de wateren; en die wil, neme het water des levens om niet?" Openb. 22:17, en, zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft," enz. God is de eerste Eiser en Uinodiger. Hij nodigt de ziel eerst tot het aannemen van Christus. Luister aan de deur? Wie is het die daar klopt? Wie is het, die daar nu roept, ja nu? "Doe Mij open, Mijn zuster, Mijn vriendin, Mijne duive, Mijne volmaakte! Want Mijn hoofd is vervuld met dauw, Mijne haarlokken met nachtdruppen." Hoogl. 5:2. Zie Hem door de vensters, het kan niemand anders zijn dan Christus; zijn zoete stem van zuster, vriendin, duive, bewijst dat Hij Christus is; zijn leidende stem, dat Zijn Hoofd vervuld is met dauw, Zijn haarlokken met nachtdruppen, bewijst dat Hij Christus is. Maar luister hoe Hij uw ziel zoekt te bewegen: "Ziel! Overdenk welk een rantsoen Ik gegeven heb om u zalig te maken; dit Mijn lichaam is gekruisigd, Mijne handen en voeten doornageld. Mijn harte doorstoken, en door angst was ik gedrongen te roepen: "Mijn ziel is bedroefd tot de dood." En nu wat blijft er anders voor u over, als maar alleen te geloven? Zijn niet alle dingen aan Mijn zijde gereed: vergeving, rechtvaardigmaking, heiligmaking, zaligmaking: Ik zal u God zijn, en u zult van getal Mijns volks zijn. Nu bied Ik u aan. Mijzelf, en Mijn verdiensten en weldaden daarvan voortkomende, en Ik bid u, neem deze Mijne aanbieding aan. O! ontvang Christus en het leven, en de zaligheid in Christus!"
Wat, is dit de stem van mijn beminde? Zijn deze de smekingen van Jezus? O mijn ziel! En wilt u nog niet geloven? Wilt u deze goedertieren aanbieding van Christus niet aannemen? Och overdenk toch, wie Hij is, die roept, nodigt en smeekt! Als een arm man u gouden bergen zou aanbieden, u zou aan de vervulling mogen twijfelen, aangezien hij die macht niet heeft. Indien een gierig rijk man u duizenden van zilver aanbiedt, u zou ook mogen twijfelen aan de vervulling omdat het strijd tegen zijn natuur. Maar Christus is noch arm, noch gierig; gelijk Hij de macht heeft, zo heeft Hij een goedertieren Naam, en Hij is van natuur genegen om getrouw te zijn in het vervullen van Zijn beloften. Zijn verbond is verzegeld met Zijn bloed en door Zijn eed bevestigd, dat zij allen zullen vergeving der zonde hebben, die maar willen komen en geloven. O laat dan deze woorden van Christus, (Wiens lippen zijn als leliën, druppende van vloeiende mirre) kracht hebben op uw ziel; zeg Amen op zijn aanbieding: "Ik geloof Heere! Kom mijne ongelovigheid te hulp".
5. Overdenk die geboden van Christus, door de welke niet tegenstaande al uw verontschuldigingen en voorwendselen, Hij u verbindt om te geloven: "dit is Zijn gebod, dat wij geloven in de Naam van Jezus Christus Zijns Zoons." Zeker dit gebod behoort op een oneindige wijze op te wegen, en te gelden boven alle andere geboden van vlees en bloed, van de satan, de natuur, de reden, het gevoelen en de hele wereld. Wel dit gebod is uw rechte grond en verzekering, waartegen zelfs de poorten der hel in der eeuwigheid niets vermogen. Abraham een gebod hebbende om te zullen doden zijn eigenen en enigen beminden zoon, met zijn eigen handen, en dit zijnde een oorzaak van zo grote droefheid, als ooit het harte doorsnijden kan, zo is hij nochtans bereid en gewillig geweest, om zich aan het zelve te onderwerpen; hoeveel te meer behoort u te gehoorzamen, als God niet meer belast, als dat u maar zult geloven in de naam van Jezus Christus Zijn Zoon? Daar is geen kwaad in dit gebod, neen, neen, maar het bevat in zich al het goed, dat men bedenken kan. Hebt u Christus, dan hebt u met Hem een bevrijding van al die eindeloze en rusteloze helse pijnen. Hebt u Christus; dan hebt u met Hem die heerlijke Godheid zelve, en zult die door Hem genieten in alle eeuwigheid.
O geloof dan in Jezus! En duldt niet, dat des duivels bespottingen en de oneindige uitvluchten van uw eigene harten u zouden overweldigen tegen het regelrecht gebod des Almachtigen Gods.
6. Overdenk deze boodschappen van uwen Christus, die Hij u alle dagen toezendt door zijn Evangelie dienaars: "Zo zijn wij dan gezanten van Christus wege, als of God door ons bade; wij bidden van Christus wege, laat u met God verzoenen," 2 Kor. 5:20. Wat een wonder is hier? Zou een aardse vorst het niet houden voor een smaadheid en schandelijke bespotting, als hij aan zijn oproerige slaven, die onder zijn gebied staan, bezending deed om verzoening? Anders is het met Christus gesteld, Hij is tevreden, van onze handen alle smaadheden en beschimpingen op Zich te nemen. Hij is blij dat Hij ons eerst bidt en dag op dag zijn gezanten tot ons zendt, ons biddende, dat wij ons met Hem willen laten verzoenen. O onbegrijpelijke diepte van onuitsprekelijke barmhartigheid en moedgeving om tot Christus te komen!
Maar om mijn woorden een weinig te veranderen: zeg, u die dit leest, wilt u Christus aannemen tot uw Bruidegom, en alle anderen verzaken? Dit is de boodschap, die mij God belast heeft (als een onwaardig gezant) aan u te brengen. De Heere Jezus verwacht u antwoord, en ik zou van harte verblijd zijn, dat ik een goed antwoord mocht wederbrengen aan Hem, Die mij heeft uitgezonden. Zeg dan, hebt u wel zin in dit huwelijk? Wilt u Christus wel hebben tot uw Bruidegom? Wilt u een verbond met Hem ingaan? Wilt u uw ziel aan uw God overgeven? Wilt u op Christus vertrouwen, en Christus verdiensten u in het bijzonder toe-eigenen? Wilt u geloven? Want dat is het, wat ik verstaan door het aannemen, ontvangen en trouwen met Christus.
Och hoe gelukkig zou ik zijn, kon ik Christus en uw ziel op deze dag met elkander verenigen! Och hoe zalig zou u zijn, dat u op deze dag u door een armen gezant van Christus wilde laten overreden! Scheldt mij niet, indien ik een moeilijke bode zou zijn; heb ik ooit iets goeds van u gehoord, laat ik het nu horen, opdat ik het mag overbrengen naar de Hemel en Gode de ere geven.
Kom! Zeg op; bent u begerig om Christus te hebben? Wilt u uw naam ingeschreven hebben in het verbond der genade? Zal God uw God zijn, en Christus uw Christus? Begeert u Christus' Persoon, en al die voordelen, welke van Christus bloed komen? Zeker u bent graag; is 't niet waar? Blijf daar bij: u moet Christus aannemen op deze voorwaarde. U moet in Hem geloven: dat is, u moet Hem aannemen als uw Zaligmaker en Heere: u moet Hem aannemen, en alle anderen om Zijnentwil verzaken. Dit is het oprecht geloof, de voorwaarde van het verbond: O geloof in Jezus, en het huwelijk is gemaakt, de handen zijn gegeven, het verbond is bevestigd, en alle twijfelingen zijn weg genomen.
Het zien op Jezus, Derde boek, Hoofdst 2 , pargr 5 Van het geloof in Jezus in dit opzicht.