Isala schreef:
Maar Paulus zegt in 1 korinthe 3 ook dat er geen loon zal zijn voor hen die wel wedergeboren zijn, maar toch een lauw leven leiden, en de aardse tijd doorbrengen met de focus op zichzelf gericht.
Is 1 Kor 3 op iedere wedergeborene van toepassing, of alleen op de leraars?
Volgens mij (daarbij gesteund door de kanttekeningen) dat laatste.
SV met kanttekeningen schreef:11 Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen25 gelegd is, hetwelk is26 Jezus Christus.
12 En indien iemand op dit fondament27 bouwt: goud, zilver,28 kostelijke stenen, hout, hooi,29 stoppelen;
13 Eens iegelijks30 werk zal31 openbaar worden; want de dag zal het32 verklaren, dewijl33 het door vuur ontdekt34 wordt; en hoedanig eens iegelijks werk is, zal het vuur beproeven.
14 Zo iemands werk blijft, dat hij35 daarop gebouwd heeft, die zal loon ontvangen.36
15 Zo iemands werk zal verbrand worden,37 die zal schade lijden;38 maar zelf zal hij behouden worden,39 doch alzo als door vuur.40
26)
hetwelk is
Christus wordt het fondament der gemeente genoemd, òf ten aanzien van hem zelven, waar de zaligheid der gemeente op steunt, omdat Hij als waarachtig God en mens ons de zaligheid heeft verworven, en dezelve door Zijnen Geest toeëigent; Matth. 16:18; 1 Petr. 2:6, òf ten aanzien van de leer, waardoor wij tot Hem als den enigen Zaligmaker worden gewezen en gebracht, en door het geloof in Hem ontvangen gerechtigheid, heiligheid en het eeuwige leven. Op deze leer ziet de apostel hier, en verklaart dat wij in de leer des Evangelies tot niemand anders mogen worden gewezen om zaligheid te vinden, dan tot zijn persoon en verdiensten. Zie Joh. 14:6; Hand. 4:12; Ef. 2:20.
27)
op dit fondament
Dat is, op deze leer van de zaligheid in Christus Jezus alleen te zoeken.
28)
goud, zilver,
Dat is, stichtelijke leringen, niet getrokken uit menselijke wijsheid, maar uit de rechte gronden van Gods Woord; 2 Tim. 1:13.
29)
hout, hooi,
Hierdoor worden verstaan, niet enige ketterijen of valse leringen, die het fondament omstoten, waardoor de gemeente van Christus verleid of gescheurd wordt, want zulke veroordeelt Gods woord als werken des vleses, die de mensen van de zaligheid beroven, Hand. 20:30; Gal. 5:20; 1 Tim. 4:1,2,3; maar enige leringen, dwalingen, of inzettingen van minder gewicht, uit menselijk vernuft voortgebracht, die het fondament niet omstoten, of enige zonderlinge en onnodige geschillen, die niet stichten, en opgepronkte wijzen van spreken buiten Gods Woord, welke de apostel in deze eerste vier hoofdstukken doorgaans bestraft.
30)
iegelijks
Namelijk leraars. Want van die en hun werk spreekt hier de apostel alleen.
31)
werk zal
Dat is, leer, die Hij voorstelt.
32)
de dag zal het
Dat is, de tijd; of het licht der waarheid; Rom. 13:12,13; Ef. 5:13; 2 Petr. 1:19.
33)
verklaren, dewijl
Namelijk of het hout, hooi, stro en stoppelen, dan of het goud, zilver en kostelijke stenen zijn.
34)
vuur ontdekt
Door dit vuur kan hier niet verstaan worden een vagevuur, waardoor de mensen na dit leven van hunne zonden zouden gevaagd of gereinigd worden, overmits door dit vuur, waar Paulus hier van spreekt, niet alleen het werk, dat vergaat of verbrand wordt, maar ook dat blijft en beloond wordt, zal beproefd worden; maar wordt verstaan òf van het vuur des Heiligen Geestes, die door het licht van Gods Woord den vasten arbeid en trouwe leringen der leraren mettertijd ontdekt in de gemeente Gods, en die de onnodige of zonderlinge leer onderscheidt en doet verdwijnen; niet anders dan het goud door het vuur van zijne onreinheden wordt gezuiverd; Ps. 12:7; Jer. 23:29. Of, het vuur van vervolging, zwarigheid en verzoeking, waardoor de oprechte leer gelijk als beproefd wordt, omdat zij alsdan ons een vasten troost geeft, hetwelk de andere niet doen kan; Jak. 1:2; 1 Petr. 1:6,7.
35)
blijft, dat hij
Dat is, leer door Gods Woord vast en bondig geoordeeld wordt; 1 Thess. 5:21.
36)
loon ontvangen.
Namelijk ten uitersten dage, uit genade, ook in het bijzonder over dit zijn werk; Dan. 12:3; 1 Cor. 15:41,42.
37)
verbrand worden,
Dat is, zo iemands lering na gedane beproeving uit Gods Woord zal verdwijnen en ijdel geacht worden.
38)
schade lijden;
Namelijk van dezen zijnen arbeid.
39)
behouden worden,
Namelijk omdat hij in zijne leer het fondament nog vast heeft behouden.
40)
als door vuur.
Dat is, bezwaarlijk, gelijk iemand zichzelven uit den brand behoudt, daarin alles latende wat hij heeft; Jud. 23.