Erasmiaan schreef:memento schreef:Hier maak je een denkfout. Je gaat er vanuit dat de actus van het geloof altijd zichtbaar moet zijn.
Ik stel daartegen dat de voornaamste werking van het geloof inwendig is, geloofsdaden gaan primair om de relatie met God, dus niet om de uitwendige vruchten. (Bij die inwendige geloofsdaden moet gedacht worden aan berouw over de zonden, een mishagen hebben aan jezelf, de strijd tegen het vlees, etc). De voornaamste geloofsdaad is echter het vertrouwen op God. En ik stel dat óók kleine kinderen dit vertrouwen kunnen beoefenen. Wie dat wil ontkennen, mag mij uitleggen waarop hij baseert dat wedergeboren kleine kinderen dit vertrouwen níet hebben.
Het gaat nog niet eens over zichtbaar of onzichtbaar. Een ongeboren kind mist het lichamelijke, verstandelijke vermogen om te geloven. Dat staat God echter niet in de weg want met de planting van het geloof verenigt hij het kind met Christus.
Te stellen dat ongeboren kinderen kunnen geloven (het geloof oefenen) is baarlijke nonsens. Ze kunnen niet eens nadenken! Ze hebben niet eens kennis van God! En toch zijn ze zalig door een toegerekende gerechtigheid. Door het geloof!
Het is juist baarlijk onzin om te stellen dat kinderen niet kunnen nadenken. Graag zou ik weten waarop je dat baseert.
Mijn stelling, die ik door de psychologie bevestig zie, is dat kinderen in staat zijn te vertrouwen en te wantrouwen. En om te kunnen vertrouwen, is een zekere kennis en een zeker toestemmen nodig (zoals eerder al uitgelegd). Wat wil je nog meer, om iets actus van geloof te kunnen noemen?
Om een Bijbels voorbeeld te noemen van actus van een ongeboren kind: Johannes sprong op in de buik van zijn moeder, toen Maria bij Elizabeth kwam.
Kortom, ik zou graag beide argumenten (Bijbels + psychologie) weerlegd zien worden, door degenen die het er niet mee eens zijn.
PS> Speranza, jouw visie is niet minder filosofisch dan mijn visie. Daarnaast heeft jouw visie het grote probleem, dat je notie dat een kind niet de actus van het geloof bezit, strijd met bv Joh 3:16, waar staat dat "een ieder die niet in Mij gelooft (geen zelfstandig naamwoord, maar een werkwoord, actus dus) reeds veroordeeld is".