Re: Ontslag na overdoop
Geplaatst: 30 jun 2015, 16:54
Probleem zit er in dat Ursinus eenzijdig wordt geciteerd. Over zijn scherpe antwoorden en afkeuring richting de wederdopers lees je niks. Over zijn uiteenzettingen waarom de doop in plaats van de besnijdenis is gekomen lees je niks. We lezen niet de context die Ursinus stelt dat het Verbond als centrum van Gods genade gezien moet worden. Verbond en gemeente leven onder de toezegging van de werkzaamheid van Christus' bloed en Geest.
Vervolgens wordt Van der Groe naar voren gebracht. Alsof hij verondersteld. Maar ook hier weer de context. Van der Groe wijst op de kleine kinderen, van wie het UITERLIJK nog niet BLIJKEN kan dat zij die genade bezitten, omdat zij hun geloof niet met woord en wandel kunnen bewijzen. We moeten ze voor ware gelovigen (let op het 17e eeuwse gebruik van het woord gelovig) en oprechte bondgenoten van God houden. Totdat zij, in vervolg van tijd, het tegendeel door hun gedrag aan ons komen te betonen. Dan noemt Van der Groe de tekst die ook boven zijn preek staat 1Petr. 3:21 "Waarvan het tegenbeeld de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus". De uitwendige waterdoop de uitverkorenen niet kan behouden of zalig maken. Alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden." En dan moet je de HC Verhandeling van de vorige zondag erbij trekken.
Van der Groe brengt scherpte er in. En laat het oordeel over het hart van de ouders en de kinderen aan de Heere. Hij voegt er nog aan toe: dat kinderen gedoopt moeten worden van 'gelovige' ouders; dat is die ouders, of één van beiden, gelovige bondgenoten van de Heere zijn, hetzij oprecht en in waarheid, hetzij allen GEVEINSD en UITERLIJK. Want inwendig onfeilbaar oordeel over iemands staat komt alleen de alwetende God toe. Van der Groe heeft de overtuiging dat al degenen, die uiterlijk het Christengeloof belijden, bekennende hun zonden en verdoemelijkke en machteloze staat, en betuigen alleen in de Naam van Christus te geloven, en die niet ergerlijk wandelen in de Christenkerk, in het stuk van de uiterlijke bediening van het Evangelie, en in het toedienen van de Christelijke ordinantien op hun uitwendige belijdenis in zo ver voor oprechte Christenen en gelovige bondgenoten van de Heere gehouden moeten worden.
Van der Groe accentueert door nadruk te leggen op de GEWISSE beloften (exact wat de opstellers van het Avondmaalsformulier hebben gedaan) van God dat voor kinderen van gelovige ouders, wij alleen dèze moeten houden, van wie de ouders of één van beiden openbare belijdenis doen van het Christengeloof, en die niet ergerlijk in de Christelijke kerk leven, latende hun inwendige staat voor de Heere. Dit is alleen aan de Heere bekend en daarom moeten wij dit alles als een verborgenheid voor de Heere laten; maar wij moeten onze ogen slaan op de genadige beloften Gods, welke Hij in het algemeen gedaan heeft; niet alleen aan ons, maar ook aan onze kinderen. Wij moeten met een geestelijk oog daarop zien, op welke wijze de Heere God, naar Zijn grote barmhartigheid, Zijn verbond met ons, arme zondaren heeft willen maken; hoe Hij ook onze kleine kinderen daar heeft willen insluiten. Daarom moeten we de kinderen voor gelovig, voor de Heere waarachtige bondgenoten en aangenomen kinderen, ja voor heiligen in Christus Jezus houden, steunende enkel op de beloften van Gods VERBOND.
Van der Groe wijst de wederdopers af en neemt de punten van Ursinus/Bastingius over:
1. Jonge kinderen van gelovige ouders moeten gedoopt worden, omdat zij in het Verbond Gods begrepen zijn. Zodat zij zalig kunnen worden, omdat buiten Gods Verbond voor niemand enige zaligheid is. Dit op grond van het Verbond met Abraham in Genesis 17: 10X, waar God Zijn Verbond van genade opricht met Abraham en met zijn zaad na hem; in welk zaad ook alle kinderen die uit Abrahams lendenen zijn gesproten, gerekend worden. Datzelfde Verbond maakt God nog wezenlijk en daar mee ook met Zijn volk en gelovigen onder het Nieuwe Testament. De Heere heeft Zijn knecht Abraham tot die hoge en heerlijke staat als vader aller gelovigen verheven. God maakt met Abrahams kinderen datzelfde verbond onder het Nieuwe Testament. Paulus getuigt van de kinderen der gelovigen dat zij heilig zijn, 1 Korinthe 7: 14 en gelijk, van hun geboorte af, in Gods Verbond. Niet door eigen toestemming, maar door toestemming van de ouders, die dat of in waarheid, of slechts uiterlijk of geveinsd doen. Dit blijft voor rekening van de ouders. Als de kinderen groot worden en God ze krachtdadig bekeert, dan stemmen zij zelf persoonlijk in met Gods Verbond en bevestigen de toestemming van hun ouders aan God gedaan. Als jonge kinderen vroeg in hun jeugd komen te sterven, worden zij zalig op grond van dat Verbond.
Ik kan nog wel meer zetten, maar dit is al voldoende.
Ik word er moe van dat onder het mom van het noemen van DE REFORMATOREN dat je dan je gelijk aan je kant zou hebben. Lees de context en dan zie je dat Luther en Huisman meer en meer in de lijn van de Reformatoren zitten. Want als er 1 ding vast staat: de reformatoren wezen de WEDERDOPERS STEVIG AF. En onder het mom van knippen en plakken van enkele zinnen, dan zeggen dat de wederdopers dichter bij de Reformatoren staan is QUATSCH. De Reformatoren, Ursinus en Olevianus en de Nadere Reformatoren zoals Van der Groe wezen de wederdoop af.
Vervolgens wordt Van der Groe naar voren gebracht. Alsof hij verondersteld. Maar ook hier weer de context. Van der Groe wijst op de kleine kinderen, van wie het UITERLIJK nog niet BLIJKEN kan dat zij die genade bezitten, omdat zij hun geloof niet met woord en wandel kunnen bewijzen. We moeten ze voor ware gelovigen (let op het 17e eeuwse gebruik van het woord gelovig) en oprechte bondgenoten van God houden. Totdat zij, in vervolg van tijd, het tegendeel door hun gedrag aan ons komen te betonen. Dan noemt Van der Groe de tekst die ook boven zijn preek staat 1Petr. 3:21 "Waarvan het tegenbeeld de doop, ons nu ook behoudt, niet die een aflegging is der vuiligheid des lichaams, maar die een vraag is van een goed geweten tot God, door de opstanding van Jezus Christus". De uitwendige waterdoop de uitverkorenen niet kan behouden of zalig maken. Alleen het bloed van Jezus Christus en de Heilige Geest reinigt ons van alle zonden." En dan moet je de HC Verhandeling van de vorige zondag erbij trekken.
Van der Groe brengt scherpte er in. En laat het oordeel over het hart van de ouders en de kinderen aan de Heere. Hij voegt er nog aan toe: dat kinderen gedoopt moeten worden van 'gelovige' ouders; dat is die ouders, of één van beiden, gelovige bondgenoten van de Heere zijn, hetzij oprecht en in waarheid, hetzij allen GEVEINSD en UITERLIJK. Want inwendig onfeilbaar oordeel over iemands staat komt alleen de alwetende God toe. Van der Groe heeft de overtuiging dat al degenen, die uiterlijk het Christengeloof belijden, bekennende hun zonden en verdoemelijkke en machteloze staat, en betuigen alleen in de Naam van Christus te geloven, en die niet ergerlijk wandelen in de Christenkerk, in het stuk van de uiterlijke bediening van het Evangelie, en in het toedienen van de Christelijke ordinantien op hun uitwendige belijdenis in zo ver voor oprechte Christenen en gelovige bondgenoten van de Heere gehouden moeten worden.
Van der Groe accentueert door nadruk te leggen op de GEWISSE beloften (exact wat de opstellers van het Avondmaalsformulier hebben gedaan) van God dat voor kinderen van gelovige ouders, wij alleen dèze moeten houden, van wie de ouders of één van beiden openbare belijdenis doen van het Christengeloof, en die niet ergerlijk in de Christelijke kerk leven, latende hun inwendige staat voor de Heere. Dit is alleen aan de Heere bekend en daarom moeten wij dit alles als een verborgenheid voor de Heere laten; maar wij moeten onze ogen slaan op de genadige beloften Gods, welke Hij in het algemeen gedaan heeft; niet alleen aan ons, maar ook aan onze kinderen. Wij moeten met een geestelijk oog daarop zien, op welke wijze de Heere God, naar Zijn grote barmhartigheid, Zijn verbond met ons, arme zondaren heeft willen maken; hoe Hij ook onze kleine kinderen daar heeft willen insluiten. Daarom moeten we de kinderen voor gelovig, voor de Heere waarachtige bondgenoten en aangenomen kinderen, ja voor heiligen in Christus Jezus houden, steunende enkel op de beloften van Gods VERBOND.
Van der Groe wijst de wederdopers af en neemt de punten van Ursinus/Bastingius over:
1. Jonge kinderen van gelovige ouders moeten gedoopt worden, omdat zij in het Verbond Gods begrepen zijn. Zodat zij zalig kunnen worden, omdat buiten Gods Verbond voor niemand enige zaligheid is. Dit op grond van het Verbond met Abraham in Genesis 17: 10X, waar God Zijn Verbond van genade opricht met Abraham en met zijn zaad na hem; in welk zaad ook alle kinderen die uit Abrahams lendenen zijn gesproten, gerekend worden. Datzelfde Verbond maakt God nog wezenlijk en daar mee ook met Zijn volk en gelovigen onder het Nieuwe Testament. De Heere heeft Zijn knecht Abraham tot die hoge en heerlijke staat als vader aller gelovigen verheven. God maakt met Abrahams kinderen datzelfde verbond onder het Nieuwe Testament. Paulus getuigt van de kinderen der gelovigen dat zij heilig zijn, 1 Korinthe 7: 14 en gelijk, van hun geboorte af, in Gods Verbond. Niet door eigen toestemming, maar door toestemming van de ouders, die dat of in waarheid, of slechts uiterlijk of geveinsd doen. Dit blijft voor rekening van de ouders. Als de kinderen groot worden en God ze krachtdadig bekeert, dan stemmen zij zelf persoonlijk in met Gods Verbond en bevestigen de toestemming van hun ouders aan God gedaan. Als jonge kinderen vroeg in hun jeugd komen te sterven, worden zij zalig op grond van dat Verbond.
Ik kan nog wel meer zetten, maar dit is al voldoende.
Ik word er moe van dat onder het mom van het noemen van DE REFORMATOREN dat je dan je gelijk aan je kant zou hebben. Lees de context en dan zie je dat Luther en Huisman meer en meer in de lijn van de Reformatoren zitten. Want als er 1 ding vast staat: de reformatoren wezen de WEDERDOPERS STEVIG AF. En onder het mom van knippen en plakken van enkele zinnen, dan zeggen dat de wederdopers dichter bij de Reformatoren staan is QUATSCH. De Reformatoren, Ursinus en Olevianus en de Nadere Reformatoren zoals Van der Groe wezen de wederdoop af.