vragensteller schreef:1. De liefde, die zichzelf niet meer het belangrijkste vindt, de volledige overgave, ook aan de tijd die de Heere je laat wachten. Het buigen ook voor Zijn soevereiniteit. Het besef dat we ons moeten richten op Gods eer en Zijn barmhartigheid (deze volgorde! kun je ook nalezen in de Institutie, boek III, 16,3);
Je verwart hier zaken. Inderdaad laat de Heere de zondaar wel eens lang wachten vóór Hij deze het geloof in Christus schenkt. Daar zit ook een andere kant aan: het is voor die zondaar nog niet onhoudbaar geworden, en dáárom ‘wacht’ God als het ware met het schenken van Zijn heil, tot de zondaar als een gans ontledigde aan Zijn voeten wordt gebracht. Maar ik zou dit proces niet willen plaatsen onder de noemer van ‘liefde die niet zichzelf zoekt, buigen voor Gods soevereiniteit, enz., want dat is hier gewoonweg niet aan de orde.
2. De toepassing van de Geest. De mens kan niets aannemen, tenzij het hem van de hemel gegeven is. Vandaag heb ik daar al iets over gepost uit Calvijn aan memento;
De toepassing door de Heilige Geest is, dat deze de ogen van de mens opent voor de boodschap van het heil: God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende. Nooit kunnen wij daar vanuit eigen kracht komen, dat is iets wat ook ik van harte onderschrijf.
3. Het Bijbelse aspect van het woord 'aannemen'. In het NT wordt het vaak vertaald met 'ontvangen'. Jouw recht ed. gaat mij teveel naar een alverzoening. We hebben volgens jou de keuze van aannemen of afwijzen. Ik zeg je: die keuze hebben we niet. Wij wijzen van nature alleen maar af.
Je suggereert dat ik neig naar de alverzoening (wellicht bedoel je de algemene verzoening) en daarbij ook nog dat ik vermogens in de natuurlijke mens zou leggen. Noch voor het een, noch voor het ander hebben mijn posts in deze discussie aanleiding gegeven. Het verschil echter tussen jouw en mijn opvatting beschrijf jij ergens als dat niet de daad van het geloof rechtvaardigt, maar het ingeplante geloof. Als je dat stelt, kan ik me voorstellen dat je het benadrukken van de daad van het geloof al snel ‘verdacht’ vindt. Maar dat laat onverlet dat dit toch echt een heel Bijbelse en reformatorische gedachtegang is:
Joh. 1: 11
Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen.
12 Maar zovelen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk die in Zijn Naam geloven;
13 Welke niet uit den bloede, noch uit den wil des vleses, noch uit den wil des mans, maar uit God geboren zijn.
NGB art. 22:
Wij geloven, dat, om ware kennis dezer grote verborgenheid te bekomen, de Heilige Geest in onze harten ontsteekt een oprecht geloof, hetwelk Jezus Christus met al Zijn verdiensten omhelst, Hem eigen maakt, en niets anders meer buiten Hem zoekt.
Verder vraag je me mezelf te herhalen. Ik verwijs je terug naar alles wat ik jou al geantwoord heb (inclusief Bijbelteksten met duidelijke ktt.) Je gaat er finaal aan voorbij en stelt min of meer dezelfde vraag opnieuw, vergezeld van tekst en uitleg, waar de discussie over gaat. Ik weet zelf ook wel, waar ik over discussieer.
Ik ben al ingegaan op het aspect ‘liefde’ in de bekering. Ik zou hierbij een onderscheid willen maken tussen de ‘liefde voor een onbekende God’ en de liefde die wordt beoefend in het stuk van de heiligmaking, dus ná de rechtvaardigmaking van de zondaar. Punt is echter dat jij de rechtvaardigmaking eerder stelt dan ik dat doe, en dus ook de heiligmaking en de liefde, die door het geloof is werkende. Dat maakt dit soort discussies zo verwarrend.
Als Gods Geest werkt, zou ik me over het vetgedrukte maar geen zorgen maken, dat gebeurt zeker op Gods tijd. Gods kinderen gaan dan niet rustig afwachten, maar staan daarnaar, omdat Christus gezegd heeft: "Die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen." Dat geloven ze van Hem, daaraan geven ze zich over en dát nemen ze aan. Dát is geloof! En als je eerst de vervulling wilt zien, voordat je je aan Hem overgeeft, komt dat op mij veel ongeloviger over.
Zolang Christus niet aan onze ziel geopenbaard is, als de Middelaar Gods en der mensen, is er geen sprake van dat wij ons aan Hem overgeven of tot Hem gaan. Wij moeten het bidden om bekering niet ‘komen tot Christus’ noemen, want dat is het niet. Geloven is uitgaan uit jezelf en alles in Christus vinden:
Joh. 6:37
Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.
40 En dit is de wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
44 Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage.
45 Er is geschreven in de profeten: En zij zullen allen van God geleerd zijn. Een iegelijk dan, die het van den Vader gehoord en geleerd heeft, die komt tot Mij.
Je gaat niet echt in op wat ik schrijf over Hand. 2, terwijl dit Bijbelgedeelte m.i. juist cruciaal is in deze discussie. Petrus spreekt hier verslagen zondaren aan als mensen die nog “behouden” moeten worden “van dit verkeerd geslacht”. En verder lees ik hier dat mensen het “woord van Petrus gaarne aannamen”, en niet dat zij daarnaar staan, of gelovig afwachten tot dat gebeurt. Je opmerking dat ik me daar maar geen zorgen over moet maken, is dan ook niet terzake. De Bijbel beschrijft hier gewoon wat er gebeurt wanneer mensen tot geloof komen.