Maar is de ervaring van de standelijke verlossing zoveel anders dan de ervaring van de statelijke verlossing?DWW schreef:Jij schreef: Op die latere momenten, is er toen ook zoiets onhoudbaars geweest?Fjodor schreef:DWW schreef:Er is een moment van het ontvangen van deze zaak. (zondag 7) Daarnaast hoeft mijn weg, jouw weg niet te zijn. Maar al dat volk kan er wel van getuigen : "Die in de nood uw Redder is geweest." Hoe hoog die nood geweest moet zijn? Zo hoog, dat het onleefbaar en onhoudbaar werd onder de heerschappij van je eerste man, Rom. 7:1-3.Fjodor schreef: Ik zou bijna hetzelfde kunnen schrijven, DWW. Het is eerlijk waar. Met dat verschil dat ik niet zeker weet of daar pas de rechtvaardigmaking was.Op die latere momenten, is er toen ook zoiets onhoudbaars geweest? Dan zijn het toch ook van die momenten waarop je zonden bestendig voor je staan en je het voor de Heere belijden moet dat je voor Zijn grote glorie niet bestaan kan? Dan kan je toch ook niet anders dan jezelf in machteloosheid aan Christus en Zijn verzoenend bloed overgeven? Een christen kan ook van zo'n moment getuigen van Hem die in de nood zijn Redder is geweest. Toch?DWW schreef: Kreeg later nog enkele malen die liefde ingestort. Ik wenste wel dat deze liefde nimmermeer voorbij zou gaan. Maar dat kan niet. Dan zou ik de hemel alrede op deze aarde hebben.
Nee, die onhoudbare zielenood is nooit meer teruggekeerd. Kohlbrugge zei ervan dat het geloof in de hel van zijn bestaan geboren werd. Zo ook bij mij. God verlost statenlijk maar ene keer, door de hel naar de hemel. God trekt zijn volk slecht eenmaal in Zijn hemels gericht, nooit tweemaal. Maar hoe vaak is bijv. David na ontvangen genade, niet standelijk verlost geworden...?? Telkens wanneer een ziel het (naar zijn gevoel) verzondigd heeft, werkt de Geest van Christus Die in hem woont, op Zijn bestemde tijd en wonderlijke wijze wederom een hartelijk berouw in zijn ziel middels de droefheid naar God. Telkens wordt daar een zondaar bij vernieuwing standelijk weer bekeerd. Op die momenten is God alles, en zijn zij een vloedkleedje voor God en hun naasten.
Ik schreef je dat ik er drie jaar, door Gods onpeilbare genade en voorzienigheid, over deed voordat ik werkelijk licht over ontvangen genade ontving. Een keer gebeurde dat middels deze woorden: Als het nu etenstijd was, zeide Boaz tot haar: Kom hier bij, en eet van het brood, en doop uw bete in den azijn. Zo zat zij neder aan de zijde van de maaiers, en hij langde haar geroost koren, en zij at, en werd verzadigd, en hield over, Ruth 2:14. Weer was daar een oceaan van ingestorte liefde, en weer lag ik in aanbidding aan Zijn doorboorde voeten. Hoe strookten deze woorden met die woorden van : "Neemt, eet, dit is Mijn Lichaam dat voor u verbroken is....etc"
Later kwam ik weer in de vertwijfelingen en werd ik hevig aangevochten. Totdat ik na drie jaar, na een wonderlijk voorval, in de kerk kwam en deze woorden tot me kwamen: "En David kreeg lust, en zeide: Wie zal mij water te drinken geven uit Bethlehems bornput, die in de poort is?, 2 Sam. 23:15.
De dominee noemde hierbij 3 punten :
1. Davids begeerte tot dat water
2. Het drinken van dat water
3. Het eindigen in God met dat water
Na deze kerkdienst kwam ik met Thomas de kerk uit, innerlijk uitroepende: "Mijn Heere, en mijn God." Toen pas durfde ik in die genadige vrijheid te staan, waar de apostel over spreekt in Gal. 5:1. Toen pas durfde ik van mijn Verlosser te getuigen, en toen pas ben ik van gehaat geworden.
Ik bedoel: door de zonde wordt het rechte zicht op God en Zijn blijvende genade toch vertroebeld? Het is dan toch niet gek als er opnieuw zo'n ervaring van vrijspraak ervaren wordt?