Anker schreef:Luther schreef:Huh? Dus daaruit trek je de conclusie dat wat volgt niet voor de hele gemeente is??
Volgens mij zeg ik dat niet hoor.
Jij zegt dit:
Moet zelfs. Ik lees echter wel dat het gaat om een ontdekte zondaar. Hij begint er toch mee: kent u dit toestemmen gemeente? En dan vervolgens gaat hij der verder op in.Die reactie geef jij om aan te tonen dat er tot ontdekte zondaren gesproken wordt door de predikant. Mijn reactie daarop is: Nee, hij spreekt tot de hele gemeente, ontdekt of niet ontdekt. Het Woord komt tot allen. Over de vrucht en de uitwerking gaat de prediker niet.
Anker schreef:Luther schreef:Hier scheiden onze wegen, denk ik, want dan veronderstel je dat iemand eerst moet wachten tot hij een rechteloze is. Maar dat wil de Heilige Geest nu juist werken door de prediking. Ik ben bang dat er dan velen zullen blijven steken in de vraag: Ben ik wel uitverkoren, alvorens ze tot Christus gaan.
'Gemeente, wees eens eerlijk voor uzelf', zo begint één van de citaten. Ik zeg niet dat je moet wachten. Maar dan schieten we weer in de 'pleiten-discussie'.
Je zegt niet letterlijk dat we moeten wachten; wel zeg je dit:
...een rechteloze ben je niet vanzelf, en een zoekende ook niet...Dit lijkt sterk op het voorbeeld dat @eilander aanhaalde van ds. Zweistra: "Er kwamen 12 verspieders terug uit Kanaän, die allen vertlede hoe mooi het daar was; tien verspieders zeiden erachteraan: Maar we komen er toch niet." Wat zal de uitwerking zijn van zo'n boodschap?
Ik zal nog een stukje uit de preek van ds. IJsselstein citeren over dat pleiten:
ds. J. IJsselstein schreef:Maar dit is de aanbidding die Christus op het hoogst verheerlijkt! Het zijn maar drie woorden, uit een verbroken hart, op de knieën voor Hem gebeden: Heere, help me!
Kent u dat gebed? Kijk eens naar uw gebeden? Hebt u ooit zo gebeden, in de hoogste nood van uw leven? Alles tegen, geen enkel recht, en toch: Heere, ik laat U niet los, Heere, help me.
U zet misschien het stempel van uw goedkeuring (voor zover dat iets waard is) op een bekeringsverhaal vol van ontroerende bevinding. Maar dit is echt, dit krijgt het stempel van God Zelf, dit is van God Zelf. De discipelen, ze geven er niets voor (en dat kan nog wel eens zo zijn), maar dit is Gods werk: drie woorden, het is genoeg! Heere, help mij!
(...)
Hoort u wat ze zegt? Ik ben geen kind, ik ben een hond. Maar… wilt u mijn baas, mijn meester, mijn heer zijn?
U bent een heer! U bent een schatrijke heer. Want alleen zo’n schatrijke heer geeft zelfs zijn honden te eten.
Hier is een grond om te pleiten. Al eten alle kinderen hun buikjes rond, dan nog is er bij u zoveel overvloed, dan nog steeds vallen er brokjes en kruimels van uw tafel.
Bij een arm man was geen hond. Die spaarde zijn kruimels voor zijn kinderen, voor zijn vrouw, voor zichzelf. Alleen waar overvloed was, daar vielen brokjes en kruimels van de tafel.
Hier is een krachtig geloofspleiten van een bedelende moeder:
Als u dan zoveel hebt, o schatrijke Heere Jezus, dat er altijd kruimels vallen Uw tafel, dan hebt U alle macht! Dan kunt U ook mij helpen!
Dan hebt U alle macht over mij, en ook over mijn kind!
Ontferm U dan over mij, ontferm U dan over mijn kind, want het is door de duivel bezeten!
Weet u wat het wonder is? Jezus kan Zich niet verbergen voor zulke bidders. Leest u maar mee in vers 28:
Toen antwoordde Jezus…
Hij antwoordde. Bidders krijgen antwoord. God zal antwoorden Zijn tijd. Zo Hij vertoeft, verbeid Hem, want Hij zal gewisselijk komen, Hij zal niet achterblijven.
Dít is wat mij betreft écht bevindelijk preken. Dat is namelijk preken op een wijze waar geen hoorder bekeerd, of onbekeerd, ontwaakt, of nog koud, onderuit kan.
Stel nu dat er zou volgen: 'Maar gemeente, u zo leert Gods ware volk bidden. Zo bidt u alleen als Gods Geest in hun harten gaat werken....' Dan is het toch heel makkelijk om de conclusie te trekken: O, dat ben ik nog niet, dus het is niet voor mij?
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)