Oorspronkelijk gepost door Wout
Het is toch volkomen duidelijk. Ds. Visscher heeft een uitgebreide recensie geschreven. Hier wordt naar verwezen.
En wat doet ds. Hegger? In plaats van het geven van een verweer naar aanleiding van de inhoud van die recensie (die hij ongetwijfeld zal kennen), roept hij: "Geef dan eens concreet aan waarin ik de bevindelijke leer ‘op een oneerlijke manier’ heb weergegeven. Etc."
De recensie is concreet!
[Aangepast op 31/12/04 door Wout]
Wout en Adriuanus,
gezien jullie vastberaden beschuldigingen tegen Ds Hegger, moet het voor jullie toch een koud kunstje zijn om iets te noemen? Het is toch niet zo dta je iets met instemming leest en het daarna weer helemaal vergeet? :pu
Ik hoop niet dat dit weer een citatengevecht gaat worden.
Hierbij het eerste deel van de recensie van Ds. Visscher in De Saambinder van 2 oktober 2003. 'k Heb het zelf moeten overtypen.
Adrianus, als jij nou het 2e deel even voor jouw rekening neemt...
Een aanklacht
Doch dan behoort tot het wezen van het geloof het toe-eigenen van Christus en Zijn weldaden; dat wil zeggen: wie ganselijk mist dat vertrouwen dat al zijn zonden om Christus wil vergeven zijn, die mist het geloof; dié is dood en on-wedergeboren’(Ds. G.H. Kersten in ‘Meer dan overwinnaars’, pag. 9).
Aarzeling
Onlangs is een boek verschenen van de hand van ds. H.J. Hegger met als titel Vader, ik klaag u aan. Het is de bedoeling in een tweetal artikelen dit boek te bespreken. Ds. Hegger levert in zijn publicatie ernstige kritiek op de leer en de prediking binnen de rechterflank van de gereformeerde gezindte. In het bijzonder moeten de Gereformeerde Gemeenten het ontgelden. Het boek wil een aanklacht (beschuldiging) zijn tegen onder meer de prediking en de predikers. Er zou heel veel mis zijn in onze gemeenten. De kritiek van ds. Hegger heeft zijn aanleiding in een viertal artikelen over jongerenavonden. Deze artikelen zijn in september 2002 in De Saambinder verschenen. Het is met aarzeling en schroom dat we dit bespreken. We aarzelen niet omdat we geen weerwoord zouden hebben. De aarzeling betreft vooral de inhoud en de (harde) toon van dit boek. In ieder geval willen we proberen om niet te weerleggen op de toon van dit boek. Ook willen we niet óp de man spelen’. Uit vroegere publicaties weten we dat de Heere ds. Hegger op een krachtige wijze uit het diensthuis van Rome heeft geleid. Zijn boeken (bijvoorbeeld: Mijn weg tot het licht en Moerder, ik klaag u aan) maakten destijds indruk. Toch heeft het huidige boek van de inmiddels 87-jarige predikant ons zeer bedroefd. Hier worden karikaturen getekend en daarom kunnen en mogen we niet zwijgen. Overigens willen we ook waken tegen elke vorm van onjuiste polarisatie en verdachtmaking (1 Kor 7:15b).
Inhoud
Het boek van ds. Hegger valt in vijf delen uiteen. Eerst wordt een verantwoording gegeven. Daarna worden allerlei verkeerde zaken uit de artikelen over de jongerenavonden en in onze gemeenten genoemd. Tenslotte wil de schrijver opbouwend bezig zijn. Ds. Hegger besluit zijn boek met een oproep (vooral aan jongeren!) om toe te treden tot ‘de stoottroepen van het Licht’. Deze troepen zouden een verandering in de gemeenten moeten bewerken. In zijn boek oordeelt ds. Hegger dat er onder de bevindelijk-gereformeerden allerlei ernstige dwalingen worden geleerd. De drie sola’s van de Reformatie zouden in de prediking (bijna) geheel verdwenen zijn. Ook met de zielszorg zou het allemaal niet best gesteld zijn. Het boek is een aanklacht! De kerkgangers in de GG zuchten onder allerlei leerstelsels die door de ultra-bevindelijke predikers zijn ingevoerd. Ds. Hegger bezigt in dit boek vrij forse en scherpe taal. Ter illustratie willen we enkele aanklachten die in dit boek staan concreet noemen. Wellicht krijgt de lezer van deze bespreking dan een indruk van het boek.
Aanklachten
Ik noem de volgende zaken: de ware bekering zou onder ons zijn verworden ‘tot een huilerige aangelegenheid’(pag. 11). De gemeente wordt niet gebouwd op Christus, maar op allerlei ‘eigen ideeën en constructies’ (pag. 10). De predikanten en kerkenraden zouden de gemeenteleden zien en behandelen als ‘onmondige stakkers die de leer met de paplepel in ontvangst moeten nemen van hun kerkleiders’ (pag. 13). Het beroep op de Schrift zou in onze gemeenten niet meer gelden, ‘want Gods volk leert het anders’ (pag. 20). De GG zouden leren dat de Schrift zeer onduidelijk is zodat we het licht ‘van Gods volk’ en de ‘echte bekeerden’ nodig hebben om de bedoeling ervan te verstaan (pag. 23). In onze gemeenten zou worden geleerd dat ‘slechts voor heel, heel weinigen’ het leven eindigt in het Paradijs (pag. 29). In de prediking zouden de dominees ‘bijna uitsluitend de wet’ prediken (pag. 42). Ook zouden wij de mensen voorhouden dat er allerlei ‘stadia moeten worden doorlopen, voordat je eindelijk heel misschien zeker mag zijn van je behoud’ (pag. 51). In de GG is een ‘zo zwaar mogelijk gevoel van zondigheid de norm geworden’ (pag. 59). De ambtsdragers zouden zich laten ‘drijven door een woeste machtshonger’ (pag. 102). Wij zouden leren dat een mens reeds ‘een kind van God is terwijl Christus nog in geen velden of wegen te zien is’ (pag. 107). Ds. Hegger heeft de indruk dat ‘de twijfelaars als het neusje van de zalm worden aangeprezen’ (pag. 110). Op de zondag ‘knalt over de kerkgangers de zweep van de wet als weg naar het heil’ (pag. 121). Ook zouden de mensen in onze gemeenten ‘bang gemaakt worden voor het Avondmaal’ (pag. 132). Op de preekstoel horen kerkgangers ‘eigenzinnig gebulder over een God die, ondanks de gave van Zijn Zoon, heel zuinig zou zijn in het redden van zondaars en dus slechts heel, heel weinigen de Heilige Geest zou willen geven om hen door de wedergeboorte binnen te leiden in Zijn Koninkrijk’ (pag. 214). Er staan nog veel meer boude uitspraken in dit boek. We hebben bovenstaande citaten slechts willen noemen om een indruk te geven. De vraag is natuurlijk niet of iets van wat hier staat misschien wel eens ergens is gebeurd. De kerk is niet volmaakt, ook ons kerkverband niet. De vraag is echter of hier een werkelijkheidsgetrouw beeld van onze gemeenten wordt gegeven.
Methode
De eerste vraag die bij de lezer opkomt, is natuurlijk hoe ds. Hegger aan al deze zaken is gekomen. Uit het boek blijkt dat hij kennis heeft genomen van de artikelen over de jongerenavonden in de De Saambinder. Verder hebben circa 30 mensen hem van brieven en mails met kritiek op de GG voorzien. Voorts heeft hij kennis genomen van de kritische boekjes van dr. ir. J. Blaauwendraad. Verder blijkt niet dat ds. Hegger zich heeft verdiept in publicaties en prekenbundels die in onze kring zijn verschenen. Ik heb de indruk dat de auteur zich heeft beperkt tot enkele kritische bronnen. Dat mag natuurlijk, maar er ontstaat dan wel een eenzijdig beeld. De vraag is zelfs: is het een juist beeld? Het totale plaatje van bijvoorbeeld onze gemeenten komt bepaald niet aan bod. Waarom heeft ds. Hegger ook niet enkele jaargangen van de prekenbundels Uit de Schat des Woords doorgenomen? Waarom heeft hij bijvoorbeeld niet eens wat gelezen uit de catechismusverklaring van ds. G.H. Kersten of van ds. A. Vergunst? Waarom heeft hij naast wat informatie van Blaauwendraad over ds. Moerkerken, ook niet een prekenboekje van ds. Moerkerken doorgelezen? Mogelijk heeft ds. Hegger dat wel gedaan, maar uit dit boek blijkt daarvan niets. Nu blijft de nare indruk over dat er een heel onzorgvuldig beeld is neergezet. Ds. Hegger doet hiermee onze gemeenten onrecht. Zo mag en kun je niet met medechristenen omgaan. Bovendien zou hij bij een wat breder onderzoek bepaalde zaken beslist anders hebben moeten formuleren. De methode en het bewijsmateriaal dat ds. Hegger gebruikt voor zijn boek deugt eigenlijk niet. Het is eenzijdig (alleen kritisch) en daardoor klopt het beeld niet. Ook slaat hij door deze werkwijze de plank nogal eens mis. Wat ds. Moerkerken tegen een aangeslagen ziel zou zeggen (pag. 150-154) dat kunnen we (per definitie) niet opmaken uit boekjes van Blaauwendraad. Ook eigenlijk niet uit bijbels-theologische bijdragen (Genadeleven en Genadeverbond en Bethel en Pniël) over de standen in het genadeleven. Wat ds. Moerkerken zegt tegen de gemeente (onbekeerden, zoekers en kinderen Gods) dat kunnen we lezen in zijn preken! Inmiddels zijn daar reeds enkele bundels van verschenen. Jammer dat ds. Hegger niet de moeite neemt om ds. Moerkerken te laten spreken in zijn spreken tot de gemeente. Dan zal blijken dat gepoogd wordt om de Schriften aan de gemeente uit te leggen. Praktisch en pastoraal. Eenvoudig en begrijpelijk. Helaas ontstaat nu het beeld dat bevindelijk-gereformeerde predikers steeds maar bezig zijn om de gemeente allerlei subtiele onderscheidingen en theologische gedachten bij te brengen. Dat is echter (lees de verschillende representatieve prekenbundels) zeker niet het geval. Het onderzoek van ds. Hegger heeft verricht is zoiets als: dr. H. Bavinck heeft maar heel dor en droog gepreekt, want zijn vierdelige dogmatiek is wel erg moeilijk en taai. Ieder zal wel begrijpen dat je zo nooit iets mag onderzoeken. Er ontstaat dan een verkeerde beeldvorming. Helaas is ook dit boek daar een voorbeeld van!
Bevinding
Laten we ook proberen enkele aanklachten van ds. Hegger op hun inhoud te beoordelen. De eerste aanklacht is wel dat de ‘bevinding van Gods volk’ meer gezag heeft gekregen dan de Bijbel. Ds. Hegger stelt zelfs dat wij inmiddels Rooms zijn geworden, omdat we naast de Bijbel ook aan de bevinding gezag zouden toekennen. Ook al zou die bevinding geheel strijden met Gods Woord. Is deze aanklacht juist? Opmerkelijk is het dat al in de artikelen over de jongerenavonden hierover iets is gezegd. Ik citeer uit De Saambinder van 5 september 2002. ‘Als het goed is, zullen we er allen van doordrongen zijn dat alle ervaringen van Gods kinderen overeenkomstig de Schrift moeten zijn. Anders hebben ze geen dageraad. Als we zouden horen: het staat wel in de Bijbel, maar Gods volk leert het anders, dan is het inderdaad tijd voor een ernstige waarschuwing. Maar de uitleg van Gods Woord, bevestigd vanuit de geschriften van onze vaderen, kan toch goed geïllustreerd worden met de ondervindingen van Gods kinderen’. Laat ik ook eens iets citeren uit de Gereformeerde Dogmatiek van ds. G.H. Kersten. ‘Maar anderzijds zij met nadruk opgemerkt, dat de bevinding niet strekt tot aanvulling der Schrift, noch boven Gods Woord staat, doch er geheel aan onderworpen is. God de Heilige Geest leidt Zijn volk in de Waarheid en het is valse mystiek, inbeelding, genoeg om onze zielen te misleiden, vrucht veelal van zenuwstoring, wanneer wij een bevinding voordragen die de toets van Gods Woord niet kan doorstaan. Het is geen letterknechterij, al wordt het in sommige kringen zo beschouwd, het Woord als de enige toetssteen aan te leggen; dat Woord is een oordeler der gedachten (Hebt. 4:12)’. Ds. Kersten keert zich heel scherp en duidelijk tegen allen die ‘een Schrift verdringende bevinding’ voorstellen (deel 1, pag. 39). Met artikel 7 van de NGB belijden wij het absolute gezag van Gods Woord. Ook de bevinding der heiligen moet daaraan worden getoetst. Het zou best kunnen dat er wellicht eens iemand (een prediker; ambtsdrager) een wat ongelukkige uitdrukking doet. Dat is mogelijk, maar bevinding boven de Bijbel wordt in onze gemeenten niet voorgestaan. Laten we daar maar ernstig tegen waarschuwen. Aan de andere zijde, en dat moet ook beklemtoond worden, is de verlichting van de Heilige Geest wel noodzakelijk om de Schrift tot zaligheid te verstaan. De nadruk op bevinding, geworteld in het Woord, lijkt mij voluit schriftuurlijk. De Heere Jezus opende het verstand van Zijn discipelen (Luk. 24:45) ‘opdat zij de Schriften verstonden’. Filippus vroeg aan de lezende kamerling: ‘Verstaat gij ook, hetgeen gij leest?’ (Hand. 8:30). En Paulus schrijft in Romeinen 8:16 dat wij kinderen Gods zijn omdat de ‘Geest getuigt met onzen geest’. In artikel 5 van de NGB belijden wij dat de Bijbel Gods Woord is omdat ‘de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat zij (de kanonieke boeken) van God zijn’. Met het spreken en benadrukken van de bevinding willen we graag in onze gemeenten deze en vele andere schriftplaatsen recht doen. We zijn beducht voor louter historiële kennis van Christus. ‘Zij, die de bevinding verachten en met hun historiële kennis van Christus, Hem wanen te kennen en te kunnen aannemen, bedenken wel, dat Gods Woord als het Woord des Konings alleen heerschappij in ons verkrijgt door de Heilige Geest en dat gelijk alle natuurlijk leven, ook het geestelijke zijn eigen ervaring en bevinding heeft’ (ds. G.H. Kersten, GD, deel 1, pag. 39). Het is dus niet zo dat wij aan de bevinding een plaats geven boven het Woord van God. Die aanklacht moeten we verwerpen. Wel echter werkt de Heilige Geest een op de Schrift gefundeerde bevinding der heiligen. Wat zou het arm en leeg zijn als we niet meer zouden horen: hoort wat mij God deed ondervinden, wat Hij gedaan heeft aan mijn geest (Psalm 66:8 ber.)!
Het eerste gedeelte is in ieder geval niet 'evenwichtig'. Wat wel zo is dat het allemaal heel bekende geluiden zijn geworden, zodat je door de herhaling op een gegeven moment inderdaad gaat denken dat die verhalen over wat 'bevonden' moet worden werkelijk in de bijbel staan.
Het gegeven dat de bevinding niet boven de bijbel staat is slechts een belijden met de mond. Vanzelfsprekend zal nooit een predikant andersom belijden. Het gaat echter om de praktijk en niet om de boekjes. Het gebeurt dat mensen vertellen 'wat God hen deed ondervinden' en dan horen ze dat het niet deugt. Omdat ze weigeren te spreken over wat voorviel voordat God het deed ondervinden. Het gaat er om dat je bevindt dat je Christus als Zaligmaker omhelst. Alles wat daarvoor komt valt dan toch in het niet bij die bevinding?
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.
Oorspronkelijk gepost door refo
Het eerste gedeelte is in ieder geval niet 'evenwichtig'. Wat wel zo is dat het allemaal heel bekende geluiden zijn geworden, zodat je door de herhaling op een gegeven moment inderdaad gaat denken dat die verhalen over wat 'bevonden' moet worden werkelijk in de bijbel staan.
Het gegeven dat de bevinding niet boven de bijbel staat is slechts een belijden met de mond. Vanzelfsprekend zal nooit een predikant andersom belijden. Het gaat echter om de praktijk en niet om de boekjes. Het gebeurt dat mensen vertellen 'wat God hen deed ondervinden' en dan horen ze dat het niet deugt. Omdat ze weigeren te spreken over wat voorviel voordat God het deed ondervinden. Het gaat er om dat je bevindt dat je Christus als Zaligmaker omhelst. Alles wat daarvoor komt valt dan toch in het niet bij die bevinding?
Eerlijk gezegd had ik deze reactie al verwacht. Erg voorspelbaar. Heeft discussie zo nog zin?
Zou best kunnen van niet. Maar als men wedergeborenen houdt voor onwedergeborenen op grond van een menselijk denken of hoe God zou moeten werken volgens de logica en oude schrijvers zal ik blijven reageren.
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.
Hierbij circa 40% van het 2e deel van de recensie.
Eenvoud
In dit artikel vervolgen we de bespreking van het boek van ds. H.J. Hegger, Vader, ik klaag u aan. Op de jongerenavonden, ter verdediging waarvan ds. Hegger zijn boek geschreven heeft, wordt sterk benadrukt dat geloven erg eenvoudig is. In de artikelen in De Saambinder werd dat reeds opgemerkt en werd er de vinger bij gelegd. Ds. Hegger komt nu met de aanklacht dat ‘eenvoudig geloven’ in onze gemeenten goeddeels is vervangen door ‘allerlei uiterst gecompliceerde leerstelsels’ (pag. 40). We zouden niet meer ‘eenvoudig kunnen steunen op de belofte van Christus om zeker te mogen zijn van de vergeving der zonde en het eeuwige leven’. Dat het in de GG allemaal zo ingewikkeld is geworden, heeft ds. Hegger geleerd uit de kritische boekjes van dr. ir. J. Blaauwendraad. Ook op dit punt kunnen we echter ds. Hegger geen gelijk geven. Ook wij belijden dat het geloof in Christus redt van de door. Door het geloof immers wordt een verloren zondaar met Christus verenigd en deelt hij in de goederen des heils. Zo duidelijk en zo eenvoudig staat dat in de Bijbel. ‘Die in den Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die den Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op hem’ (Joh. 3:36). Wie gelooft, is behouden en wie niet gelooft dit gaat zeker verloren. Op aarde wordt de scheidslijn getrokken door het ware geloof (zie ds. G.H. Kersten, Heidelbergse Catechismus, Zondag 7, pag. 73-74). Toch lezen we echter ook nadrukkelijk in de Bijbel dat we onszelf bedriegen kunnen. De Heere Jezus spreekt over wijze en dwaze maagden (Matth. 25:1-13). Hij wijst op een voorzichtige en een dwaze man (Matth. 7:24-29). Hij zegt dat op de jongste dag velen ‘zullen zoeken in te gaan, en zullen niet kunnen’ (Luk. 13:24). En Paulus zegt tegen de gemeenteleden van Korinthe: ‘Onderzoekt uzelven, of gij in het geloof zijt, beproeft uzelven. Of kent gij uzelven niet, dat Jezus Christus in u is? Tenzij dat gij enigszins verwerpelijk zijt’ (2 Kor. 13:5). In de Catechismus (vraag 21) wordt met nadruk gevraagd naar een wáár geloof. Ursinus, één der opstellers van de Heidelbergse Catechismus, merkt in zijn toelichting op de catechismus op, dat ‘waar’ hier staat omdat er ook geloof is dat niet verenigd met Christus. Geloof dat niet leidt tot de zaligheid. En in De Saambinder van 26 september 2002 wordt gewezen op dr. A. Comrie, die aangeeft dat er een groot verschil is tussen een bevatting van Jezus en het ware geloof in Jezus, gewerkt door de Heilige Geest. Ook Calvijn wijdt in zijn Institutie vele bladzijden aan een nauwkeurige omschrijving van het ware geloof (III,1,2). Ook Calvijn is beducht voor schijngeloof. Het spreken over het geloof in onze gemeenten wordt ook mede bepaald door het feit dat we recht willen doen aan de schriftuurlijke gedachte dat een mens zich kan bedriegen voor de eeuwigheid. Helaas gaat ds. Hegger in zijn boek aan die werkelijkheid bijna geheel voorbij.
Standen
Ds. Hegger breekt in zijn boek ook de staf over de standen in het genadeleven. Hij schrijft onder meer het volgende: ‘Dergelijke kruispunten als bijzondere ervaringen (in de zin van bevindingen die je min of meer los van de Schrift overkomen) kan ik nergens in de Bijbel vinden. Zeker, ieder gelovige wordt wel eens overweldigd door een Schriftwoord waar hij altijd overheen heeft gelezen. Het zijn geen “kruispuntenâ€
Ik kan me goed voorstellen dat Ds Visscher niet blij is met het boek en de niet malse kritiek van Ds Hegger op de prediking en handelswijze van de bevindelijk gereformeerden. Dat de kritiek van Ds Hegger niet voor iedere plaatselijke kerk en predikant opgaat, is mij ook duidelijk. En als het zo duidelijk wordt gezegd wat er aan schort, dan wordt daar natuurlijk best een eindje in meegegaan en heeft Ds Hegger ook wel gelijk, maar zo gaat het nu eenmaal niet in de GG.
Ds Hegger heeft wel gelijk wat hij zegt, maar dat is bij ons niet zo. Hij snapt ons niet. Hij heeft de informatie uit de verkeerde bron.
en eigenlijk klopt het ook niet wat hij zegt, want de bevinding staat niet boven de Schrift... Maar de uitleg van Gods Woord, bevestigd vanuit de geschriften van onze vaderen, kan toch goed geïllustreerd worden met de ondervindingen van Gods kinderen’... Dat wij de bevinding zo benadrukken is voluit Bijbels.
Ik snap er geen snars meer van en er wordt lustig gedraaid zodat er van de kritiek niets meer overblijft.
Het doet me denken aan de brieven die Luther schreef aan Paus Leo X.
Probleem is dat Ds Hegger zijn kritiek fundeert op verhalen van mensen uit de GG (hoe het overkomt) en dat Ds Visscher zijn kritiek weerlegt vanuit zijn kerkelijke zetel, zijn predikant zijn en vanuit de opfficiele leer.
Het lijkt dus mijn voorlopige conclusie dat er verschil is tussen de officiele leer en hoe dat in de kerkbank gehoord en ervaren wordt. Verschil tussen de predikanten en kerkenraden enerzijds en aan de andere kant de (mondige) gemeenteleden.
Het zou heel goed kunnen dat de kritische geluiden slechts uit 50% van de gemeenten komt, zodat de andere 50% zich verwonderd afvragen waar men zich zo druk over maakt omdat ze het zelf zondags niet herkennen.
Misschien eens goed om een onderzoek te doen onder de gemeenteleden hoe dergelijke zaken ervaren worden onder de prediking. Daarmee zou de GG de hand in eigen boezem durven steken en dan zullen we zien hoe die er weer uit tevoorschijn komt...
Ik weet niet wie dat stukje heeft geschreven, maar is die man er werkelijk blind voor dat door o.a. ds. Moerkerken we degelijk bepaalde kruispunten worden beschreven? Men leze het boekje van Jakob van hem en het wordt volkomen duidelijk.
De kruispunten uit het standenstelsel worden in het artikel verdedigd met bijbelse noties over 'mate van geloof'. Een gelovige leert niet alles in een keer, maar weet wel: ik was blind en nu zie ik. Als hij 10 minuten ziet weet hij of zij uiteraard minder dan iemand die al 70 jaar ziet. Maar dat levert geen kruispunten op, maar blijvende hoogtepunten. En als ze niet blijven? Dan kotm dat door de zonde. En is dat zeker niet onderdeel van genade'leven'.
--------------
Voorts ben ik van mening dat portretten van oudvaders, reformatoren en andere theologen niet zouden moeten worden toegestaan als avatar.