Re: Heilige Doop, Roomse traditie?
Geplaatst: 24 aug 2009, 21:58
Aan Zonderling,
1. Het bloed tot behoudenis werd bij het volk Israël gestreken in Egypteland. Overal waar het bloed niet was gestreken, kwam het verderf binnen. De verlossing van Israël middels een weg van bloedstorting en gerechtigheid, ziet geestelijk op het verkregen geloof tot een eeuwige behoudenis. Daarna toog het volk Israël droogvoets door de Rode Zee, het teken en zegel van de Heilige Doop, Hebr. 11:29. Daarna mocht dit volk het Manna eten in de woestijn, met de Tabernakel in hun midden, Joh. 6:51. Dus let op de volgorde: geloof – doop – HA (breking des broods)
2. De besnijdenis was een inzetting onder de ceremoniële wetten in het OT. Het was het teken van het gesloten verbond van God met Abraham. Abraham kreeg de beloftenis in de voorhuid, aangaande de Messias die uit zijn zaad geboren zou worden. Hiermede werd Abraham de aartsvader der Joden, maar ook de geestelijk vader aller gelovige geestelijke Joden die eenmaal zalig zouden worden. De verkregen beloftenis was/is Christus. ‘En Abraham geloofde in den Heere’, waarna zijn geloof bevestigd werd met het teken van de besnijdenis, Rom. 4:10-12. Het teken en zegel van de afwassing der zonden. Het mes werd in het vlees gezet waaruit de mens zijn vruchten kon voortbrengen. Geen enkele goede vrucht meer uit de mens, Rom. 2:25-29. Het geestelijke beeld van, het sterven aan de vrome werken der wet, Gal. 2:19. Hierbij moest bloed vloeien, als teken van een zoenoffer, waarbij tegelijkertijd de Beloftenis werd uitgesproken. Door het gestorte Bloed van Christus, waren de ceremoniële wetten volkomen voldaan. Nu was de beloofde Messias gekomen, c.q. de Beloftenis gekomen/vervuld, in Wien Israël het beloofde land Kanaän zou beërven, Gen. 15:4-8, Gen. 22:17, Gen. 28:1-4, Ex. 32:13, Lev. 20:24, Num. 33:53, Deut. 1:8, Deut. 17:14, Jozua 1:6, Neh. 9:22-25, Psalm 37:9-11.
3. Met de komst, en het lijden en sterven van Christus, en juist na Zijn opstanding, moest de Beloftenis (Christus), Gal. 3:23-25, tot een eeuwig Behoud gepreekt worden aan alle creaturen, en allen die in Hem zouden geloven moesten gedoopt worden, als een teken en zegel van de afwassing hunner zonden, Matth. 28:19. Hun zonden werden begraven in de dood c.q. het graf van Christus. Hier schrijft de apostel het volgende over: Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met [Hem] opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft, Kol. 2:12.
4. Nogmaals, er is maar tweeërlei besnijdenis, de vleselijke en de geestelijke. De vleselijke bij het volk der Joden, en de geestelijke besnijdenis bij de geestelijke verkoren Joden. Toen de 3000 pinksterlingen kregen in te zien dat zij zwaarlijk gezondigd hadden tegen de Beloftenis van het heilig Evanglie, zij hadden Christus immers gekruisigd…!! Opdat moment werden zij innerlijk verslagen, maar ook geestelijk besneden door de H. Geest, waarop Petrus hen de Beloftenis van het Evangelie gaat preken. “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt. En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal, Hand. 2:36-39”. Deze laatste beloftenis moeten wij verstaan in het licht van Psalm 105:8-10.
5. Daarom tweeërlei verbond, tweeërlei besnijdenis, tweeërlei Israël, maar slechts één Heere, één geloof, één doop, Efeze 4:5.
6. Daarom, die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Paulus werd gedoopt nadat hij in Hem geloofd had, Hand. 22:16. Het huis van Cornelius werd gedoopt nadat zij allen geloofd hadden, Hand. 10:44-48. Kijk ook bij Fillipus en de kameling van Candacé: "Wat verhindert mij gedoopt te worden?" vroeg de moorman. "Indien gij gelooft, zo is het geoorloofd...!!" sprak daarna Fillipus tot hem. De Moorman deed zijn kostelijke belijdenis van zijn geloof, waarna Fillipus hem doopte. Nadat Petrus de stokbewaarder en de zijnen het Evangelie gepredikt had, werden zij allen gedoopt, Hand. 16:30-33. En hij bracht hen in zijn huis, en zette [hun] de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was, vers 34.
7. En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden, Hand. 2:42. Dus let weer op de volgorde: geloof – doop – HA (breking des broods)
De kinderdoop vanuit de besnijdenis is ontstaan vanuit de gedachte van de zgn. vervangingsleer, die al begon te leven ten tijde van de kerkvaders. Namelijk, dat de gelovige heidenen de plaats van Israël ingenomen hebben. Maar NIETS is minder waar dan dat. Gods Woord spreekt nergens van een kinderdoop, wél van de doop der gelovigen, waarbij ook gelovige kinderen waren. Voorbeelden daarvan heb ik genoemd bij punt 6. Daarnaast ben ik ook van mening dat dit één van de weinige punten is, die de Reformatoren hebben laten liggen.
Mag ik je ten laatste ook nog aanreiken wat J.C. Philpot hierover schreef : http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... h-doop.pdf
1. Het bloed tot behoudenis werd bij het volk Israël gestreken in Egypteland. Overal waar het bloed niet was gestreken, kwam het verderf binnen. De verlossing van Israël middels een weg van bloedstorting en gerechtigheid, ziet geestelijk op het verkregen geloof tot een eeuwige behoudenis. Daarna toog het volk Israël droogvoets door de Rode Zee, het teken en zegel van de Heilige Doop, Hebr. 11:29. Daarna mocht dit volk het Manna eten in de woestijn, met de Tabernakel in hun midden, Joh. 6:51. Dus let op de volgorde: geloof – doop – HA (breking des broods)
2. De besnijdenis was een inzetting onder de ceremoniële wetten in het OT. Het was het teken van het gesloten verbond van God met Abraham. Abraham kreeg de beloftenis in de voorhuid, aangaande de Messias die uit zijn zaad geboren zou worden. Hiermede werd Abraham de aartsvader der Joden, maar ook de geestelijk vader aller gelovige geestelijke Joden die eenmaal zalig zouden worden. De verkregen beloftenis was/is Christus. ‘En Abraham geloofde in den Heere’, waarna zijn geloof bevestigd werd met het teken van de besnijdenis, Rom. 4:10-12. Het teken en zegel van de afwassing der zonden. Het mes werd in het vlees gezet waaruit de mens zijn vruchten kon voortbrengen. Geen enkele goede vrucht meer uit de mens, Rom. 2:25-29. Het geestelijke beeld van, het sterven aan de vrome werken der wet, Gal. 2:19. Hierbij moest bloed vloeien, als teken van een zoenoffer, waarbij tegelijkertijd de Beloftenis werd uitgesproken. Door het gestorte Bloed van Christus, waren de ceremoniële wetten volkomen voldaan. Nu was de beloofde Messias gekomen, c.q. de Beloftenis gekomen/vervuld, in Wien Israël het beloofde land Kanaän zou beërven, Gen. 15:4-8, Gen. 22:17, Gen. 28:1-4, Ex. 32:13, Lev. 20:24, Num. 33:53, Deut. 1:8, Deut. 17:14, Jozua 1:6, Neh. 9:22-25, Psalm 37:9-11.
3. Met de komst, en het lijden en sterven van Christus, en juist na Zijn opstanding, moest de Beloftenis (Christus), Gal. 3:23-25, tot een eeuwig Behoud gepreekt worden aan alle creaturen, en allen die in Hem zouden geloven moesten gedoopt worden, als een teken en zegel van de afwassing hunner zonden, Matth. 28:19. Hun zonden werden begraven in de dood c.q. het graf van Christus. Hier schrijft de apostel het volgende over: Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met [Hem] opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft, Kol. 2:12.
4. Nogmaals, er is maar tweeërlei besnijdenis, de vleselijke en de geestelijke. De vleselijke bij het volk der Joden, en de geestelijke besnijdenis bij de geestelijke verkoren Joden. Toen de 3000 pinksterlingen kregen in te zien dat zij zwaarlijk gezondigd hadden tegen de Beloftenis van het heilig Evanglie, zij hadden Christus immers gekruisigd…!! Opdat moment werden zij innerlijk verslagen, maar ook geestelijk besneden door de H. Geest, waarop Petrus hen de Beloftenis van het Evangelie gaat preken. “Zo wete dan zekerlijk het ganse huis Israels, dat God Hem tot een Heere en Christus gemaakt heeft, namelijk dezen Jezus, Dien gij gekruist hebt. En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen mannen broeders? En Petrus zeide tot hen: Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in den Naam van Jezus Christus, tot vergeving der zonden; en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal, Hand. 2:36-39”. Deze laatste beloftenis moeten wij verstaan in het licht van Psalm 105:8-10.
5. Daarom tweeërlei verbond, tweeërlei besnijdenis, tweeërlei Israël, maar slechts één Heere, één geloof, één doop, Efeze 4:5.
6. Daarom, die gelooft zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden. Paulus werd gedoopt nadat hij in Hem geloofd had, Hand. 22:16. Het huis van Cornelius werd gedoopt nadat zij allen geloofd hadden, Hand. 10:44-48. Kijk ook bij Fillipus en de kameling van Candacé: "Wat verhindert mij gedoopt te worden?" vroeg de moorman. "Indien gij gelooft, zo is het geoorloofd...!!" sprak daarna Fillipus tot hem. De Moorman deed zijn kostelijke belijdenis van zijn geloof, waarna Fillipus hem doopte. Nadat Petrus de stokbewaarder en de zijnen het Evangelie gepredikt had, werden zij allen gedoopt, Hand. 16:30-33. En hij bracht hen in zijn huis, en zette [hun] de tafel voor, en verheugde zich, dat hij met al zijn huis aan God gelovig geworden was, vers 34.
7. En zij waren volhardende in de leer der apostelen, en in de gemeenschap, en in de breking des broods, en in de gebeden, Hand. 2:42. Dus let weer op de volgorde: geloof – doop – HA (breking des broods)
De kinderdoop vanuit de besnijdenis is ontstaan vanuit de gedachte van de zgn. vervangingsleer, die al begon te leven ten tijde van de kerkvaders. Namelijk, dat de gelovige heidenen de plaats van Israël ingenomen hebben. Maar NIETS is minder waar dan dat. Gods Woord spreekt nergens van een kinderdoop, wél van de doop der gelovigen, waarbij ook gelovige kinderen waren. Voorbeelden daarvan heb ik genoemd bij punt 6. Daarnaast ben ik ook van mening dat dit één van de weinige punten is, die de Reformatoren hebben laten liggen.
Mag ik je ten laatste ook nog aanreiken wat J.C. Philpot hierover schreef : http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/up ... h-doop.pdf