Uittreksels uit:
http://www.cprf.co.uk/languages/dutch_p ... toffer.htm
I. Wat is preken?
De gezaghebbende verkondiging van Gods wonder in Christus.
In de eerste plaats is het de openbare en gezaghebbende verklaring van wat God in Christus gedaan heeft. Het is het glorieuze wonder van Christus gekruisigd en opgestaan, dat verkondigd en gebracht moet worden aan al die het horen willen. De predikant komt als een heraut en ambassadeur van Christus om te zeggen: "zo zegt de Heere." In die prediking wordt Christus tentoongesteld in alle volheid van Zijn dood en opstanding, als het wonderbare werk van Gods sovereine barmhartigheid, om zalig te maken en doeltreffend Zijn volk te verlossen van hun zonden. Het evangelie is de blijde boodschap van de God van onze zaligheid, dat God de beloften heeft vervuld die Hij tot de vaders in het Oude Testament gebracht heeft, in Zijn Zoon Jezus Christus, en dat Hij de verzoening voor de zonden van Zijn volk volbracht heeft. Het heeft betrekking op de voorwerpelijke verklaring van de feiten van het evangelie als de waarheid van God in Christus, samen met de verschrikkelijke werkelijkheid van de zonden van de mens, van zijn verdorvenheid en onzuiverheid, en van zijn verschrikkelijke schuld voor een Heilig God.
Verkondiging van de gehele raad van God als blijde boodschap.
De blijde boodschap van het evangelie houdt de hele raad Gods in; het is niet beperkt tot de voorwerpelijke feiten van het kruis, tot wat in de dogmatiek de Christologie genoemd wordt. Het omvat het wonder van Gods verkiezende genade en barmhartigheid, Zijn soeverein eeuwig welbehagen, Zijn eeuwig doel en heerlijkheid in Christus en Zijn kerk, en dat als goed nieuws. Het houdt ook de blijde boodschap in dat God in Christus ten volle zalig maakt. Dat Christus, door de doeltreffende werking van de kracht van Zijn dood en opstanding de wedergeboorte werkt en dode zondaren levend maakt, mensen roept en bekeert, berouw werkt en zaligmakende genade instort in mensen die dood waren in zichzelf en gebonden in de zonde. Het omvat alle loci van de dogmatiek, van theologie tot soteriologie tot eschatologie.
Verkondiging van het wonder.
Haar doel is het hele Woord van God te prediken, om aan mensen hun diep ongelukkige en ellendige staat en toestand in zichzelf voor te stellen, en het wonder en de heerlijkheid van God in Christus te verkondigen, Wiens eigen arm zaligheid gewerkt heeft, en Die zich vernederd heeft om Zijn volk zalig te maken van hun zonden. Het brengt mensen in de aanwezigheid van God, en de heerlijkheid en het wonder van Zijn genade, om Hem te dienen vanuit een gebroken en verslagen hart, en in alle naarstigheid te zoeken voor Zijn aangezicht te wandelen in nieuwheid van leven en in ware dankbaarheid. Dat Woord van het evangelie is net zo zeer tegenwoordig, in principe, wanneer men preekt over de heerlijkheid van Gods inzetting van het huwelijk, als wanneer men een preek houd over de dood van Jezus. Het is compleet, vol en ongecompromitteerd. Het verstopt niets in de kast van de theologie. Het is dat evangelie dat de kracht Gods is tot zaligheid. Het is een evangelie dat moet verkondigd worden als voorstelling van feitelijke waarheid, als een evangelie van zekerheid, van wat zeker geloofd moet worden. Het is de prediking van Christus, zoals de apostel Paulus zegt tot de Galaten, "denwelken Jezus Christus voor de ogen te voren geschilderd is geweest, onder u gekruist zijnde" (Gal. 3:1).
Gebod en belofte
Twee kanten van de prediking
In het licht van dat heerlijke evangelie kunnen we ook twee kanten onderscheiden in de prediking, in navolging van de Dordtse Leerregels, namelijk die van gebod en belofte. Het evangelie in de verkondiging confronteert de mens met de roeping tot bekering en geloof. Door de bijzondere werkelijkheid van zonde en de heerlijkheid van Gods werk in Christus wordt men geconfronteerd met het gebod en de plicht van berouw en geloof. Dit gebod is niet alleen uitdrukkelijk aanwezig in de prediking, maar juist ook impliciet in de waarheid van de zonden des mensen en in de heerlijkheid en het wonder van het evangelie. Die roeping is een ernstige roeping, want staande voor een Heilig God, diep ongelukkig en ellendig in zichzelf, en staande voor de heerlijkheid van Zijn wonder in Christus, moet men berouw hebben en geloven. Dat mensen dit niet van zichzelven kunnen doordat ze gevallen zijn, verandert de ernstigheid van deze roeping niet. Ook doet de bijzonderheid van het evangelie op geen enkele manier af van de waarheid dat het goed en aangenaam is, in de ogen van deze Heilige God van het wonder, dat men zich zou bekeren en dat de geroepen tot Hem horen te komen.
Een tweevoudig effect
Dat gebod heeft echter, in het welbehagen van God, een tweevoudig effect op degenen die het horen. In het hart van de onrechtvaardigen en ongelovigen werkt het een verharding van hart, hardnekkigheid en rebellie. Het heerlijk evangelie van Christus is voor hen een reuk des doods ten dode. Ziende zien ze niet, en horende horen ze niet, maar verwerpen opzettelijk het evangelie en doen het weg. Het is voor hun een dwaasheid. Zij gehoorzamen het evangelie niet.
In het hart van Gods uitverkorenen, echter, werkt God door die eis van het evangelie de gehoorzaamheid van het geloof; genadig roept hij geloof en berouw te voorschijn door de kracht van Zijn genade, en wekt hij in ons de gehoorzaamheid des geloofs. Dit wordt gewerkt zowel door de genade van God door de voorwerpelijke roeping van het evangelie als door het inwendige, krachtdadige werk van de Geest in het hart. Het is een werk van God door een krachtdadige, onweerstaanbare roeping.
Een particuliere belofte
Aan dat gebod heeft God de beloften van het evangelie verbonden, als het zekere woord van Zijn genade aan Zijn volk. Door de beloften noemt Hij Zijn schapen bij name en roept hen, overeenkomstig hun geestelijke eigenschappen, tot de zekere geestelijke zegeningen die ze hebben in Christus. Door de beloften van het evangelie troost God hen die gebroken zijn van hart, en verzekert hij hun van de vergeving van zonden en het eeuwige leven. Hij spreekt Zijn woord zoals Jezus dat deed tot de mens die geraakt was, "uwe zonden zijn u vergeven," Lukas 5:20. Deze beloften zijn onvoorwaardelijk en particulier, juist omdat ze persoonlijk genoemd en bedoeld zijn, gegrond in het volkomen volbrachte werk van Christus. Ze zijn Gods zekere Woord tot Zijn volk. De beloften van het evangelie zijn dus niet gericht tot Gods volk als maar een aanbod dat aangenomen of verworpen kan worden, of als een cheque die geïncasseerd wordt door ons geloven, maar als een kwitantie met onze naam erop, die gestempeld is met "ten volle betaald". Ze zijn gericht op ons als vermoeiden en belasten, als degenen die berouw en verdriet hebben om de zonde, als hongerende en dorstende naar de gerechtigheid, als heiligen die God vrezen. Zo roept Christus Zijn schapen bij name, en horen wij Zijn stem en volgen Hem.
Door dat gebod en particuliere belofte laat God niemand in de twijfel, de onrechtvaardigen noch Zijn kinderen, wat betreft hun plicht, hun geestelijke staat of de zekerheid van de waarheid van het evangelie. Het is in het licht van deze werkelijkheid van het evangelie, dat we moeten het welgemeende aanbod, of het zogenaamde vrije aanbod van het evangelie, moeten beoordelen.
.....
Ten slotte
Het is het aanbod dat kreupel, verzwakkend en krachteloos is in de prediking van het evangelie. Dit is in het bijzonder waar op het zendingsveld, want het komt zonder zuiverheid of kracht, zonder een zuiver gebod tot berouw en geloof, zonder een zekere belofte. Het vernietigt de ernstige roeping tot berouw inplaats van die te bevestigen. Het berooft de schapen van de troost. Het is het aanbod dat geen waar zendingswerk doen kan, want het dient niet getrouw de zaak van Hem die zei, "Ik zal Mijn gemeente bouwen."