Hoef je niet persoonlijk te worden, Afgewezen, alsof ik iemand van de zaligheid af zou houden!
18 Want het woord des40) kruises is wel dengenen, die verloren gaan, dwaasheid;41) maar ons, die behouden worden, is het een kracht Gods;
19 Want er is geschreven: Ik zal de wijsheid der wijzen43) doen vergaan, en het verstand der verstandigen zal Ik te niet maken.
20 Waar is de wijze?44) Waar is de schriftgeleerde? Waar is de onderzoeker dezer eeuw? Heeft God de wijsheid45) dezer wereld niet dwaas gemaakt?46)
21 Want nademaal, in de wijsheid Gods47), de wereld God niet heeft gekend48) door de wijsheid,49) zo heeft het Gode behaagd, door de dwaasheid der50) prediking, zalig te maken, die geloven;
22 Overmits de Joden een teken51) begeren, en de Grieken wijsheid zoeken;52)
23 Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid;
24 Maar hun, die geroepen zijn,55) beiden Joden en Grieken, prediken wij56) Christus, de kracht Gods, en de wijsheid Gods.
25 Want het dwaze Gods is wijzer dan de mensen; en het zwakke Gods58) is sterker dan de mensen.
26 Want gij ziet uw roeping, broeders, dat gij niet vele wijzen zijt naar het vlees,60) niet vele machtigen, niet vele edelen.
27 Maar het dwaze der61) wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij de wijzen beschamen zou; en het zwakke der wereld heeft God uitverkoren, opdat Hij het sterke zou beschamen;63)
28 En het onedele der wereld, en het verachte heeft God uitverkoren, en hetgeen niets is,64) opdat Hij hetgeen iets is65), te niet zou maken;
29 Opdat geen vlees67) zou roemen voor Hem.
30 Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing;
31 Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den68) Heere.
1 En ik, broeders, als ik tot u ben gekomen, ben niet gekomen met uitnemendheid1) van woorden, of van wijsheid, u verkondigende de getuigenis2) van God.
2 Want ik heb niet voorgenomen3) iets te weten4) onder u, dan Jezus Christus, en Dien gekruisigd.5)
3 En ik was bij ulieden in zwakheid,6) en in vreze, en in vele beving.
4 En mijn rede, en mijn prediking was niet in bewegelijke woorden der menselijke wijsheid, maar in betoning des7) geestes en der kracht; 5 Opdat uw geloof niet zou zijn8) in wijsheid der9) mensen, maar in de kracht10) Gods.
Dus de Schrift getuigd hier duidelijk, dat het de Heere niet behaagt de welbespreekte predikant te gebruiken, die zo heel 'gunnend' zou preken....
Opdat de kracht van het Evangelie zelf gezien zou worden, en die kracht van de Heilige Geest Gods die levend maakt.
Dus zien we weer, alles uit God, niets uit de mens.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.