Na wat gepuzzel kreeg ik het er zo op :
Vreemd want ik kreeg het ook niet in het archief van het RD te pakken dus toch maar even gescand voor de liefhebber :
De hoed van de dominee
S.D. Post
Het is de week van de geschiedenis. Deze week werd de canon van de Nederlandse geschiedenis gepresenteerd. Namen en feiten mogen weers Dat er in 1907 twee afgescheiden kerken fuseerden tot een nieuw kerkgenootschap, is niet meegenomen door de commissie-Van Oostrom. Laat staan dat er een doorkijkje geboden is naar het feit dat er een dominee was die zich terugtrok, onder andere omdat hij het niet eens was met de verandering in ambtskleding. Ds. Boone zag zichzelf in dat nieuwe kerkgenootschap niet rondlopen zonder kuitbroek, bef en steek. Nu, 99 jaar na dato, loopt geen dominee meer met een kuitbroek de kanseltrap op. Hoewel het me een beetje overdreven lijkt om ambtskleding als modegevoelig te bestempelen, draagt een predikant blijkbaar niet eeuw in eeuw uit hetzelfde. Wijzigingen in de garderobe blijven mogelijk. Maar zeer beperkt. Nu er geen nieuwe kerkfusie ophanden is, kan ik er niet van uitgaan dat dit onderwerp de eerstkomende jaren op een synodale agenda komt.
Vandaar dat ik het onderwerp in deze column aansnijd. Ik beperk me daarbij tot het hoogste niveau, de topaccessoire van de ambtskleding: de hoed. De hoed van de dominee doet me denken aan de kleren van de keizer. Maar daarover straks nog iets.
Deftig heid
De predikanten van de Gereformeerde Gemeenten droegen na 1907 geen kuit- broek, bef of steek, maar ze hadden wel iets op het hoofd. Een hoed was in die tijd heel gewoon voor de dominee, de dokter, de advocaat en de burgemeester. Het stond deftig.
Bij het ambt van predikant hoort deftige kleding. Ook vandaag de dag. Daarover geen misverstand. Het ambt van de dienaar van het goddelijke Woord vraagt om respect. Dubbele eer, staat er zelfs in het formulier. Eerbied is anno 2006 een schaars goed geworden. Ook eerbied voor het ambt. Dat een predikant ook door zijn kleding iets laat zien van het bijzondere van zijn ambt, is dus zeker geen overbodige luxe.
Maar als ik een jonge predikant met zo’n zwarte hoed over het kerkpad zie lopen, vind ik dat niet deftig. Deftigheid is tijdgebonden. Een kledingstuk, een gebaar, een manier van spreken die vroeger deftigheid uitstraalde, kan nu potsierlijk, ouderwets en vreemd overkomen. Feit is dat van het hierboven genoemde rijtje hoedendragers in het maatschappelijke leven alleen de dominee is overgebleven. De dokter en de advocaat hebben de hoed allang afgezet.
Een dominee moet niet ouderwets overkomen. Het Woord van God is niet iets van vroeger. Het heeft zeggingskracht voor vandaag. De oude waarheid is de actuele waarheid. Het zou niet goed zijn als een kerkelijke gemeente in haar omgeving het beeld zou oproepen van een ouderwets en nostalgisch clubje mensen getooid in gedateerde kleding. Ik pleit niet voor modieuze kleding. Laat ook in de kledingkeuze zichtbaar zijn dat Gods gemeente vreemdeling is op de aarde. Vreemdeling, maar niet vreemd. Dan ontstaat vervreemding.
Dan verliest de gemeente onnodig aantrekkingskracht. Zo de predikant. Een dominee kan met eer zijn ambtskleding dragen. maar zo’n hoed is voor de buitenwereld een vreemd gezicht, zeker als die door jongere predikanten of studenten gedragen wordt.
Afstand
Ook naar binnen toe werkt ouderwetse en gedateerde ambtskleding onnodig vervreemdend. Naar jongeren toe en andere gemeenteleden schept zo’n hoed afstand. Ik heb wel van mensen gehoord die met een zekere heimwee spraken over de tijd ,,waarin je nog een blokje omliep voor de dominee.” Ik kan de opmerking plaatsen in het licht van de teloorgegane eerbied. Als mens zou een predikant echter dicht bij zijn gemeenteleden moeten staan. Johannes zei over de Heere Jezus dat Hij ,,midden onder ulieden” stond. Voor Hem liep men geen blokje om: de scharen verdrongen Hem! Het heeft ons wat te zeggen dat Hij rondwandelde op de aarde. Hij liet zich niet deftig in een
koets rondrijden als een hoge functionaris. Hij was maar een ‘gewone’ zoon van de timmerman. Hij had aandacht voor kinderen en zat naast maatschappelijke verschoppelingen, leprozen en prostituees. Een dienstknecht van God die op zijn Meester wil lijken, schept geen afstand om zijn persoon. Eerlijk gezegd vraag ik me ook af wie een hoed van een dominee nog als deftig en passend ervaart. Zijn vrouw en kinderen? Zijn kerkenraad? Zijn catechisanten? Zijn gemeenteleden?
Dit thema moet met een zekere behoedzaamheid aan de orde gesteld worden en ik hoed me dus voor onverhoedse speculaties; ik wil ook niet onder één hoedje spelen met hen die naar verandering staan, maar het zou me niet verbazen als het groepje dat de hoed waardeert, onder één hoedje te vangen is.*
Daarom moest ik denken aan de kleren van de keizer. Het is een sprookje dat er kort gezegd op neerkomt dat iedereen bewonderend sprak over de prachtige, smaakvolle kleren van een
keizer, terwijl iedereen zag dat hij niets aan had. Zo hield iedereen iedereen voor de gek.
Uitgelezen moment
Het maakt allemaal niet zo veel uit, zo’n hoed. Natuurlijk niet. Zeker niet voor ouderen. Ze zijn eraan gewend en ze kunnen wat relativeren, Maar het is goed dat een predikant zich ook afvraagt hoe hij dicht bij de jongeren kan staan. Een hoed helpt daarbij niet echt. Laat de dominee zich hoeden voor al te gedateerde kleding. De kuitbroek is verdwenen. Die missen we niet meer. Die Zwarte domineeshoed mag wat mij betreft zo langzamerhand ook in de kast. Naast de steek van de ledeboerianen. Bijgezet in de geschiedenis van de ambtsldeding. Het jaar 2007 lijkt me daarvoor historisch gezien een uitgelezen moment.
De auteur is manager hij Eleos, stichting gereformeerde geestelijke gezondheidszorg. Hij schrijft dit artikel op persoonlijke titeL
Het zou toch makkelijker zijn als jullie gewoon een abonnement nemen.
Ook hier geld je hoeft het niet met alles eens te zijn maar de intentie is goed.
Over het algemeen ben ik het met dit artikel eens hoewel de vorm m.i. wel iets anders had gemogen.
* wel een geweldige woordspeling
