1. Ik ben het met Adrianus eens dat het niet nodig is om een ontdekte zondaar die nog niet het geloofsoog (bewust) op Christus heeft mogen slaan, te zeggen dat hij nog geestelijk dood is. M.i. zou dat gewoon niet pastoraal zijn.
2. Anderzijds denk ik dat het goed is om voorzichtig te zijn. Het gaat om het heil van een onsterfelijke ziel. Daar kun je het niet af met een 'misschientje'. Nee, hoe hart die boodschap ook mag klinken: buiten Christus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf. Dat mag en moet gezegd worden.
3. Christus moet centraal staan. Een ontdekte zondaar moet naar Christus toe. Hij is de enige die hem redden kan. Hij is ook de Enige waar de zondaar behoefte aan heeft. Alle duisternis in het hart van een ontdekte zondaar komt enkel en alleen omdat hij zoveel op zichzelve ziet, en zo weinig op Christus.
4. Ik denk niet dat wij als mensen kunnen oordelen een overtuiging een zaligmakende overtuiging is of niet. Ik hou het bij wat de ouden zeiden: 'laat het eens overwinteren en eens overzomeren'. Een waar geloof houd stand, omdat God het is die het werkt. Hij verlaat nooit wat Zijn hand begon. Gods werk komt altijd openbaar. Het is niet aan ons om te oordelen over overtuigingen. Waar het om gaat is waar het ons brengt. Brengt het ons neergebogen in het stof aan de voeten van die grote Middelaar?
Memento,
Ook jij ontkomt niet aan een inconsequentie in je denken. Jij noemt een [bewust] geloofsoog en Adrianus een [persoonlijke] Verlosser. Deze kennis zou dus ontbreken voor de ‘ontdekte’ zondaar, tenminste dat kán. Geestelijk dood zijn ze niet, want dat is niet pastoraal, dus hoe moeten we ze dan noemen? Geestelijk levend noemen jullie ze ook niet, want de ontdekte zondaar moet naar Christus toe en Die is de Enige die hem redden kan. Daar alleen is het leven te vinden, dus een zondaar die nog naar Christus toe moet, kan niet leven, daar is de Schrift duidelijk in ‘wie de Zoon heeft, die heeft het leven’.
Vrienden, ben ik dan niet pastoraal? Welke zondaar heeft er onze pastorale zorg nodig? Iedere zondaar! Maar wie mogen we nu in de Naam van Christus [sleutelmacht] van Christus aanzeggen dat zijn of haar zonden vergeven zijn? Die in de Zoon gelooft. Dit geloof kan zeker heel wankel, heel klein zijn. Dit geloof moeten we in de prediking versterken. We moeten deze vertroosten vanuit het Woord en ze aanzeggen door dat Woord dat het kleinste geloof, het kleinste vertrouwen rechtvaardigd. Dat ze met Simeon mogen nazeggen ‘mijn ogen hebben Uw zaligheid gezien’. Ze hebben immers de gepastheid in Zijn borgtochtelijk lijden gezien, ze hebben gezien Zijn gang in Gethsemané! Waarom? Omdat zij het verzondigd hadden. Hij zweette bloed, omdat zij alles verzondigd hebben. Maar Gode zij dank dat Hij op Golgotha uitriep ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt Gij Mij verlaten’. Waarom, wel omdat ze weten dat zij nooit meer aan dat recht Gods kunnen voldoen. ‘Doodschuldig’, ‘doemwaardig’, ‘helwaardig’, maar ook door hem ten hemel bereid. Dat moet de zondaar worden aangezegd. Daar is de prediking voor nodig. Maar de sleutelmacht is meer. Dat is ook u, jouw en mij aanzeggen dat als we niet in de Zoon geloven, we voor eeuwig verloren gaan.
Memento en Adrianus, ik vroeg aan Adrianus waar hij wilde separeren in de overtuiging. Daar bleef hij het antwoord schuldig op. Weet je waar nu de prediking kán separeren in de overtuiging? In de nood. Als het houdbare nood is vrienden, dan is het geen zaligmakende overtuiging. Dan kunnen we spreken over ‘sterven gaan’, ‘verloren gaan’, zonder dat ons hart bewogen is. Maar als de nood onhoudbaar is, ja dan trekt Gods Geest zaligmakend aan op Christus. Dan kunnen er tranen geweend worden, dan weet deze zondaar dat hij of zij nooit meer aan het recht van God kan voldoen. Dan roept de Wet ‘schuldig’. Maar in deze nood, blikt de zondaar omhoog, naar het kruis. Hij weet door Gods Geest dat er een Helper is. Natuurlijk kan dat in het begin zo ‘omfloerst’ zijn. Hij of zij verstaat niet alles, maar één ding wel ‘buiten Jezus is geen leven, maar een eeuwig zielsverderf’. Vertrouwt hij of zij deze vergeving der zonden aan zichzelf toe? Zeker niet altijd. Wel in het vertrouwen op Jezus! Deze Persoon is hem of haar zo dierbaar geworden. Zo gaat hij of zij het levenspad op, struikelend en groeiend in de genade van onze Heere Jezus Christus. Ja, deze zondaar dient vertroost te worden, iedere keer weer. Daar is de schriftuurlijke prediking voor nodig, iedere keer weer.
Groeten,
In necessariis unitatem custodiant, in non necessariis libertatem, in utrisque prudentiam et charitatem, in omnibus conscientiam inoffensam in diem Domini