de niet - christenen

Matthijs
Berichten: 2050
Lid geworden op: 07 okt 2002, 21:03

Bericht door Matthijs »

Oorspronkelijk gepost door Rhodé
Kleine correctie(?)

Joh 5:22 Want ook de Vader oordeelt niemand, maar heeft al het oordeel den Zoon gegeven;
Alle woorden wat ik citeerde uit Gods Woord, was afkomstig van de Heere Jezus Zelf!

Dus ik oordeel niemand! Ik bewijs het alleen vanuit de Schrift..
Vortigern

Bericht door Vortigern »

Oorspronkelijk gepost door OSW Moderator
Een andere insteek is bijvoorbeeld de vraag waarom het woord she'ôl soms ook met graf vertaald is. Dit is een legitieme vraag.
Gebrek aan kennis bij de Statenvertalers?
Gebruikersavatar
refo
Berichten: 24616
Lid geworden op: 29 dec 2001, 11:45

Bericht door refo »

Wij hadden het er ongeveer een jaar geleden op Bijbelstudiekring ook over. Het is helemaal niet zo vreselijk duidelijk in de Bijbel aangegeven wat 'de eeuwige straf' nu precies inhoudt. Het is wel met de paplepel ingegoten dat de hel een plaats is waar het oneindig lang heel erg naar moet zijn. Maar is dat niet een beeld wat mensen langzamerhand zelf gemaakt hebben?

Als voorbeeld wordt vaak de gelijkenis van Lazarus aangehaald. Daar zou de rijke man zeggen: ik lijdt smarten in deze vlam. Zie je wel! Maar als je de gelijkenis bestudeert zie je een aantal dingen die niet juist zijn in ons beeld. Lazarus werd door de engelen bedragen in de schoot van Abraham? Een gesprek over de kloof heen? Zou de rijke man echt verondersteld hebben (zijnde in de hel dus) dat Lazarus naar zijn broeders zou willen? In de schoot van Abraham? Is het daar dan niet eeuwig Avondmaal? Alles is toch op het Lam gericht?

Blijft erg duister. En om meteen dit denken als een superdwaling aan te merken? We voelen ons wat unheimisch zonder hel. Raar hè? Want het 'waarschuwen' lijkt dan overbodig te worden. Maar dat is natuurlijk niet zo. De straf blijft eeuwig. En het is altijd beter eeuwig bij God te zijn, dan 'nergens' te zijn, als straf. Want straf op de zonde blijft het.
Egbert
Berichten: 1334
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:17

Bericht door Egbert »

Oorspronkelijk gepost door Rhodé
errug unheimisch...gek, maar ik schrik er wel een beetje van. (dat mijn opvatting/beeld niet zo bevestigd word)

[Aangepast op 1/4/04 door Rhodé]
Het is helemaal niet gek dat je schrikt, de meeste kerkgangers weten niet te antwoorden als het over zulke kwesties gaat, iets van "Mijn volk gaat verloren" ofzo? Als je regelmatig in gesprek gaat met andersdenkenden kom je voor vragen te staan die je niet tegelijk kunt beantwoorden en dat is de kracht van de andersdenkenden, die hebben zich voorbereid op dat soort kwesties en praten je met gemak onder tafel [v.b.Jehovas getuigen]. Nu valt het met de antwoorden op OSW nog wel mee, al mis je op dit soort vragen wel de veel posters, die reageren nooit op dit soort moeilijke kwesties [doorsnee van de Refokerkbevolking misschien?]. Mij oproep is om vaker dit soort vragen aan de orde te stellen, het dwingt je tot bijbelstudie en het levert weerbare christenen op. Eenvoudig door het leven gaan is niet meer hét antwoord op alle vragen. We moeten weerbaar worden.

Mijn antwoord op de basisvraag van Jan d.Wit staat in [o.m.] Mattheüs 11:22, waar een scheiding zal worden gemaakt tussen hen die in Christus als hun Zaligmaker [door genade] hebben geloofd en die dat niet hebben gedaan. We weten allemaal hoe die scheiding zal vallen. OOk dat het ons als kerkganger zwaarder zal vallen dan hen die niet van Christus gehoord hebben. Dat moet ons als belijdende christenen toch aansporen om Christus als verlosser toch te prediken en dan hoeven we ons geen zorgen te maken over wat we spreken zullen? Dat zal de Geest voor ons doen, hadden we maar meer vertrouwen.
Met vriendelijke groet, Egbert.

Maar indien gij elkander bijt en vereet, zie toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.
Galaten 5:15

ps. iedereen die jarig is geweest of iets anders memorabels heeft meegemaakt is hierbij gefeliciteerd, alle anderen veel sterkte.
Egbert
Berichten: 1334
Lid geworden op: 29 dec 2001, 12:17

Bericht door Egbert »

Ik wil jullie ook niet het artikel uit de Bijbels theologische encyclopedie onthouden. Hier komt het: [het is even een lapje stof maar de moeite waard]

Hel

Het woord hel is afkomstig van de doodsgodin Hella of Hellia, "de in de donkere onderwereld verborgene". Slechts op enkele plaatsen in het Nieuwe Testament heeft hel de betekenis van strafplaats voor de veroordeelden; in de regel betekent het onderwereld, dodenrijk, in het Hebreeuws sjeol. Het duidt niet het rijk aan dat onverzadigbaar is in het eisen van nieuwe mensenlevens, zoals in Jes. 5:14; Spr. 27:20; 30:16 maar de gapende afgrond, het dodenrijk dat de Grieken Hades noemen (Matt. 11:23; 16:18; Luc. 10:15; 16:23; Hand. 2:27,31; 1 Kor.15:55; Opb. 1:18; 6:8; 20:13-14).

Oorspronkelijk lagen voor de Israëlieten de begrippen dodenrijk en graf dicht bij elkaar; beide begrippen staan niet alleen vaak naast elkaar, maar vloeien vaak in elkaar. Zoals de doden in de familiegraven bij elkaar lagen, zo dacht men ze ook in het dodenrijk bij families, geslachten en volkeren verenigd (Gen. 37:35; Ez. 32:21vv). Ook voor doden die niet in een familiegraf bijgezet werden gebruikte men uitdrukkingen als "verzameld worden tot zijn volk", "tot zijn vaderen", "tot zijn vaderen komen", "met zijn vaderen slapen" (Gen. 49:29v; 1 Kon. 15:24; 22:51).

De Israëliet stelde zich het dodenrijk voor als iets diep onder de aarde, nog dieper dan de zeebodem. Daarom is het het tegenovergestelde van de hoogte van de hemelen (Job 11:8; Ps. 139:8). De doden daalden daarin neer, en kwamen eruit op wanneer ze herleefden. Over Korach en de zijnen, die levend wegzonken, lezen wij dat "de aarde haar mond open deed en hen verslond" (Num. 16:30vv).

Men stelde zich het dodenrijk voor als een land van rust (Job 17:16), van stilte en eeuwig zwijgen (Ps. 94:17; 115:17, een huis waar alles wat leeft eens samenkomt (Job 30:23), met kamers en poorten (Spr. 7:27; Jes. 38:10; Wijsheid 16:13; Matt. 16:18).

"De koning der verschrikkingen" in Job 18:14 is de dood, die ook in Ps. 49:15 dichterlijk wordt voorgesteld als een herder die heerst over de kudde van de doden. De doden zien er in de onderwereld net zo uit als bij hun leven, zelfs tot hun kleren en wapens toe (1 Sam. 28:14; Ez. 32:27). Zij zijn echter niet meer dan schaduwen die volledige rust genieten (Job 3:17vv; Pred. 9:10). De uitdrukking "land van de vergetelheid" (Ps. 88:13) suggereert niet alleen dat de levenden niet meer aan de doden denken (Ps. 88:6; Pred. 9:5), maar ook dat de doden zelf niet meer denken en gedenken.

Het vooruitzicht dat men in het dodenrijk met geliefde doden herenigd zou worden, had daarom ook geen troostende kracht (Gen. 37:35; 2 Sam. 12:23). Voor de vrome Israëliet was de gedachte, dat met het nederdalen in de onderwereld ook de biddende gemeenschap met God ophield, uiterst verdrietig. Want al woonde de Alomtegenwoordige ook in het dodenrijk (Ps. 139:8; Job 26:6), toch was er geen sprake meer van denken aan Hem en Hem verheerlijken (Ps. 6:6; 30:10; 88:11vv; 115:17; Jes. 38:18v).

Ook meende men dat alle doden hetzelfde lot hadden (Job 3:13vv; 1 Sam. 28:19). Er was dus geen vergelding. Slechts éénmaal wordt iemand naar de uiterste diepte van de onderwereld verwezen (Jes. 14:15; Ez. 32:24). Daarbij was terugkeer in het land van de levenden niet mogelijk (Job 16:22). Daarom heet het dodenrijk "eeuwig huis van de mens" (Pred. 12:5) en de dood heet "een eeuwige slaap" (Jer. 51:39,57; Jes. 26:14).

Met deze voorstellingen en begrippen niet onverenigbaar is de poëtische beschrijving van de onrust onder de doden bij de verschijning van een trotse geweldenaar die we in Jes. 14:9vv vinden. Wel strijdig met deze gedachten is het geloof, waarop de dodenbezwering berust, dat geesten de toekomst kennen.

In principe dezelfde voorstellingen vinden wij bij de andere volkeren in de oudheid. De gedachten van Homerus zijn bijna dezelfde als die van de Israëlieten. Het Egyptische geloof in een gericht en vergelding in de onderwereld vinden wij pas laat bij de Grieken. Ook de Babylonisch-Assyrische voorstellingen lijken veel op die van de Israëlieten, al zijn ze levendiger en aanschouwelijker.

Toch hebben wij in het Oude Testament enkele gegevens die doen vermoeden, dat de Israëlieten ook hogere gedachten hadden over de toestand na de dood. Wij denken hierbij o.a. aan de overleveringen over Henoch en over de hemelvaart van Elia. Ook zijn er hoopvolle verwachtingen van enkele vromen over het zien van God (vooral Ps. 73:23vv en Job 19:25vv) en voorzeggingen van een opstanding en een vernietiging van de heerschappij van de dood (vooral Jes. 25:8; 26:19; Dan. 12:2).

Latere voorstellingen zijn veelzijdiger. De leer van een opstanding en het daarmee verbonden eindgericht vinden we in Dan. 7:10v; 12:2 en 2 Makk. 7:14; 12:43vv. Deze idee leidde tot de gedachte van een afzonderlijke strafplaats, waarin de veroordeelden geworpen zouden worden, van de Hades onderscheiden.

Blijkens Joël 3:17vv; Zach. 14:3vv; Jes. 30:33; 66:24; Jer. 7:32v; 19:6v dacht men dat die strafplaats, althans haar ingang, in de buurt van Jeruzalem was, en wel in het dal Benhinnom. Zodoende kreeg zij de naam Ge-hinnam, in het Grieks Geënna. In het boek Henoch wordt zij voorgesteld als een vuurpoel tussen bergen, een dal van vloek (hfst 26, 27, 57, 90:26v). Bij Jes. 24:22 sloot de voorstelling van een kerker aan, waarin de gevallen engelen bewaard werden tot de dag van het gericht; volgens het boek Henoch (18:12vv; 21:1vv) is deze kerker de lege wereldruimte aan het einde van de hemel en de aarde. Zij is niet de vurige poel onderin de aarde, waarin de gevallen engelen na het oordeel geworpen worden (Henoch 18:11,19; 10:6, 13v; 21:7vv; 54:6; 90:24v).

Volgens de latere Joden had er echter ook reeds een voorlopige vergelding plaats in de hades, die daarom in verschillende afdelingen verdeeld werd. Het boek Henoch plaatst hem in het verre, donkere Westen, aan de overkant van de oceaan (h.22). Hij heeft twee afdelingen voor de rechtvaardigen en twee voor de onrechtvaardigen. In een van de eerste twee bevinden zich mensen die om hun gerechtigheid gedood waren, in een van de twee andere mensen die reeds op aarde vanwege hun zonden met de dood waren gestraft: al de zondaars waren in de "grote pijn".

In de regel onderscheidde men echter slechts twee afdelingen, die door een grote kloof of muur van elkaar gescheiden waren: een voor de vromen en een voor de goddelozen. De eerste was het Paradijs of de hof van Eden (zie artikel Hemel). Daar waren de vromen zalig in het gevoel van Gods nabijheid, daar bevonden zich de aartsvaders, daar troostte Abraham zijn echte kinderen in liefde, en nam hen op in zijn schoot (vgl. 4 Makk. 13; Luc. 16:22v). Maar het is niet zo dat dit gedeelte van de hades "schoot van Abraham" genoemd werd, zoals men vaak heeft beweerd. De afdeling voor de goddelozen daarentegen, de latere Geënna, was een plaats van de diepste ellende (vgl. Luc. 16:23v). Deze voorstelling was in de tijd van Christus algemeen en werd vooral door de Farizeërs geloofd (Josefus Ant. 18.1.3; Bel. Jud. 2.8.14).

Maar de Alexandrijnse Joden hadden nog een andere voorstelling. Voor een opstanding was bij hen geen plaats; de vergelding en de beslissing over het lot gebeuren direct na de dood. God neemt de zielen van de vromen bij zich in de hemel (Wijsheid 3:14; 4:10vv; 5:5,17; ook Philo; commentaar van Josefus in Bel. Jud. 3.8.6).

Volgens Flavius Josefus (Bel. Jud. 2.8.11), die zelf een opstanding aanneemt, geloofden de Essenen in een paradijs dat niet in de hades of in de hemel, maar op aarde was. Dat lijkt op het paradijs dat aan Henoch en enkele uitverkorenen als voorlopige verblijfplaats was aangewezen (Henoch 60:8; 61:12; 70; 77:3; 87:3; 90:31). De goddelozen waren in de donkere hades, de plaats van de straf, de vroegere van deze onderscheiden geënna. Philo vatte de voorstelling van een hades op als een mythe, als beeldspraak. Het vroegere onderscheid tussen de geënna en de plaats van de straf werkte door in de mening, dat de veroordeelden die zich in deze laatste bevonden, het geluk van de zaligen konden zien (Josefus Bel. Jud. 2.8.11; 3.8.5; Wijsheid 5:1vv; 3:10, 18v; 4:19v).

Net zoals deze voorstellingen van de Joden niet één geheel zijn, zo ook die van het Nieuwe Testament niet. De gelijkenis Luc. 16:19vv veronderstelt de gewone, algemene voorstelling van de hades. Een aantal termen duidt de strafplaats van de veroordeelden aan: geënna (= hel, Matt. 5:22,29,30; 10:28; 18:9; Marc. 9:43vv; Luc. 12:5; Jac. 3:6); de vurige oven (Matt. 13:42,50); en de buitenste duisternis (Matt. 22:13; 25:30). De teksten zijn het erover eens dat de veroordeelden pas na het eindgericht daarin geworpen worden.

We moeten deze strafplaats dus wel onderscheiden van de hades, hoewel in verschillende teksten (o.a. Hand. 1:25) toch weer geen onderscheid wordt gemaakt tussen de voorlopige strafplaats in de hades en de definitieve plaats. Of in Luc. 23:43, waar de nadruk valt op de woorden "met mij," het paradijs in de hades bedoeld wordt, dan wel een paradijsvoorstelling zoals wij in het boek Henoch en bij de Essenen, is niet zeker. De "afgrond" in Rom. 10:7 is het dodenrijk, maar de "gevangenis" in 1 Petr. 3:19 is waarschijnlijk slechts een gedeelte ervan. Bij het woord hel in de uitdrukking "nedergedaald ter helle" (1 Petr. 4:6) heeft men te denken aan het dodenrijk in het algemeen.

De hel in 2 Petr. 2:4 en Jud. vs. 6, waarin de gevallen engelen tot het oordeel bewaard worden, is noch de hades noch de geënna, maar de voorlopige gevangenis die wij uit het boek Henoch kennen, en die men zich waarschijnlijk dacht in het binnenste van de aarde. Aan Luc. 8:31 en Opb. 9:1vv ligt de voorstelling ten grondslag van een afgrond in de diepte van de aarde, met een goed gesloten ingang op de aarde, in de vorm van een buis. Onderscheiden hiervan is de eeuwige poel van vuur, waarin de duivel en zijn engelen na het oordeel geworpen worden (Opb. 20:10). Dit is tevens de definitieve strafplaats, vgl. Matt. 25:41; Opb. 14:10v; 19:20; 20:15; 21:8.

In het Nieuwe Testament heeft de voorstelling van de hades slechts weinig betekenis. De vaste hoop om onmiddellijk na de dood met Christus in de hemel verenigd te worden berust op het geloof in zijn opstanding en hemelvaart (Joh. 12:26; 14:2v; 17:24; 2 Kor. 5:6vv; Fil. 1:23). Samen met de dood, de laatste vijand (1 Kor. 15:26) zal ook de hades, het dodenrijk vernietigd worden (Opb. 20:14; vgl. Hebr. 2:14).


Zie ook: ==> SOTERIA 115 R. van Essen, arikel: Afscheid van de hel?
==> SOTERIA 123 T vd Leer, arikel: Literatuuronderzoek
Met vriendelijke groet, Egbert.

Maar indien gij elkander bijt en vereet, zie toe, dat gij van elkander niet verteerd wordt.
Galaten 5:15

ps. iedereen die jarig is geweest of iets anders memorabels heeft meegemaakt is hierbij gefeliciteerd, alle anderen veel sterkte.
Vortigern

Bericht door Vortigern »

Interessant, nog maar eens een keertje met de Bijbel er naast na lezen. Al die teksten eens controleren.
Jan de Wit

Bericht door Jan de Wit »

De grote meerderheid van OSW denkt dus dat niet christelijke mensen zo wie zo naar de hel gaan of ze nou oprecht geleefd hebben of niet.

Nog een vraagje.

Zouden de kinderen van een jaar of 10, zouden die ook branden in de hel als ze niet gedoopt zouden zijn.

Ik vraag het me maar af.
england

Bericht door england »

Jan, mensen gaan niet veroren omdat ze niet gedoopt zijn, ze gaan verloren omdat ze niet in Christus geloofthebben, omdat ze Gods wetten gebroken hebben!

En wat de doop betreft, die is er om iets wat er al is te bezegelen, dus of je nou gelooft dat een kind door geboorte in het genade verbond komt of door wedergeboorte, dat doet er dan niet zo toe.
Het gaat er om of een mensen, oud of jong, beleden heeft een Zaligmaker nodig te hebben, en heeft leren zien dat de Enige Weg, de Waarheid en hetLeven in Christus ligt...Daar heeft leeftijd en doop geen rol in.
Jan de Wit

Bericht door Jan de Wit »

leeftijd geen rol.

Me dunkt.

Je kan van een kind van 10 niet verlangen dat uit ongelovige ouders is geboren dat Christus kent als Zaligmaker.

De Vaders van de Middeleeuwen en van de eerste eeuwen geloofde al niet dat kinderen verloren gingen naar de hel.
Ook al waren ze niet gedoopt.
england

Bericht door england »

jan,
zalig wordt je alleen door het geloof in Christus, ook kinderen.
En als kinderen overlijden voor ze tot hun verstand gekomen zijn, dan is het in de Hand van God die nooit fouten maakt...

En sinds wanneer gaat de mening van oudheid en kerkvaders boven de Bijbel...
Jan de Wit

Bericht door Jan de Wit »

Oorspronkelijk gepost door england
jan,
zalig wordt je alleen door het geloof in Christus, ook kinderen.
En als kinderen overlijden voor ze tot hun verstand gekomen zijn, dan is het in de Hand van God die nooit fouten maakt...

En sinds wanneer gaat de mening van oudheid en kerkvaders boven de Bijbel...
Dan is het in de Hand van God. Tot zover kan ik meegaan. Maar ik kan niet geloven, staat ook nergens in de Bijbel, dat kinderen naar de hel gaan.
Refojongere

Bericht door Refojongere »

Beste Jan,

Ik lees dat weldegelijk in de Bijbel, daar zegt de Heere God tot ons het volgende in Efeze 2:3b:

en wij waren van nature kinderen des toorns, gelijk ook de anderen;

Verder lees ik in Psalm 51:7:
Zie, ik ben in ongerechtigheid geboren, en in zonde heeft mij mijn moeder ontvangen.

Hoe komt dat nu Jan? Dat komt doordat Adam vertegenwoordiger was van de gehele mensheid, wij zijn allemaal uit Adam voortgekomen en hebben krachtens bloedverwantschap deel aan die doodszonde van Adam. Maar daar is verlossing mogelijk! En wij mogen tevens geloven dat als ouders in Christus Jezus zijn en dus niet meer in Adam zijn, dat dan hun kinderen ook worden gezien als kinderen in Christus Jezus en daarom gedoopt behoren te wezen. Het erge is dat velen na hun doop Christus verwerpen en daarmee de dood boven het leven verkiezen. Hoe verschrikkelijk!
Plaats reactie