Isala schreef:
-DIA- schreef:Ik heb geprobeerd deze meditatie eens te lezen met 'moderne' ogen, en dan komt zo'n meditatie inderdaad wel anders over
Hoe waren je ogen dan, en hoe kwam het dan over bij je, zonder de kennis van de ouderen?
Wie niet de diepte ziet leest oppervlakkig. Ik denk dat ik dat zelf ook wel doe. Maar de diepte is in feite
niet onder woorden te brengen. Daar kun je wel eens iets van voelen als deze zaken verklaard wordt.
Als de dierbaarheid, gepastheid en algenoegzaamheid van de Heere Jezus wordt uitgestald voor de gemeente. Dat werkt een heilige jaloezie voor wie er iets van bemerkt wat het inhoud. De taal. de bewogenheid. de heilige ernst maakt wel openbaar of de spreker het zelf kent. Als deze zaken als een
geleerd dogma worden verkondigd wordt er geen mens jaloers op.
Aan de ene kant de werkelijkheid en diepte van onze dood en doemwaardigheid te kennen, en te leren
dat het niet anderen zijn, maar dat ik 'Hem die slagen' heb gekost. Wie hier eens onder verbroken mag
worden acht ik gelukkig. Al moet diegene zich de dood waardig keuren en zal diegene ook niet anders
verwachten dan de dood. Het leven wordt pas gekend als de dood gekend wordt. Deze schuldige ellendestaat dient in bewogenheid gepredikt te worden. En dan niet een hard dogmatisch correct
schermen met hel en verdoemenis, wat in zo'n geval meer afstoot dan dat het zijn doel treft. Want de liefde verbreekt meer dan de wet. Deze zaken worden helaas vandaag de dag nogal eens zo oppervlakkig
in een preek genoemd, en men merkt ook al snel dat het zijn doel niet treft, als mensen na het uitgaan van de kerk al snel weer over ander zaken beginnen praten. Dan heeft het gehoorde zeker geen beslag gelegd.
-DIA- schreef:Probeer dan eens deze meditatie te lezen door het oog van nu, en voor zover men dat kan, door het oog van onze vaderen.
Excuus dat ik het niet begrijp. Hoe moet ik dat doen?
Door deze meditatie oppervlakkig te lezen, zonder die te bemediteren. Dan lees je wel, maar leest er overheen. Het spreekt je niet aan of je peilt de diepte niet. Je gaat met het lezen te werk als moderne theologen en zo is een meditatie natuurlijk niet bedoeld. Ik heb de meditatie uit onze Kerkbode hieronder opgenomen. Geen mens zal zich waarschijnlijk stoten aan deze meditatie. Waarschijnlijk wel als ten
diepste de gedachten van de schrijver bekend zouden zijn. Hoe ernstig hij deze zaken bemediteerd. Als men hem zou horen in zijn ernstige preken. Deze meditatie moet men dan ook met grote ernst lezen, en beslist niet vluchtig.
-DIA- schreef:Of het zin heeft om hier verder nog op door te gaan betwijfel ik echter, maar het zou misschien wel ter illustratie voor deze of gene wat licht in de zaken kunnen brengen.
Laten we er vooral op door gaan, hier, of in een topic speciaal voor dit onderwerp. Dan hoop ik, dat andere onderwerpen niet steeds weer op dit ene punt uitkomen.
Als het gaat om lezen van de bijbel, of meditaties of preken, dan kunnen enkel door de Geest verlichte ogen tot zegen zijn.
Hier volgt dan de meditatie uit de Kerkbode van vandaag:
“Zie de mens”
Joh. 19:5b
De Zone Gods had de menselijke natuur aangenomen, niet alleen om daarin te lijden, maar ook om daarin de Goddelijke wet te volbrengen, gehoorzaam wordende tot in de dood, ja, tot de dood des kruises.
Maar de zuivere, reine en heilige menselijke natuur heeft een afkeer van alle lijden en smart, en is voor die aandoeningen allergevoeligst, omdat alle lijden en alle smart een vruchtgevolg is van de zonde.
Daarom moest de Heere Jezus dan ook des te krachtiger en dieper alle smarten, Hem aangedaan, gevoelen, omdat Hij de broederen gelijk geworden was in alles, uitgenomen de zonde.
Door het aanschouwen van die Mens worden we teruggeleid tot onze oorspronkelijke staat. Zó rein, zó heilig waren wij uit ’s Makers hand voortgekomen. Wij waren geschapen in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, bekwaam om God te dienen en te verheerlijken.
Hij was de broederen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde, zodat Hij vrijmoedig vragen kon: “Wie overtuigt Mij van zonde?”
Hij was de zondeloosheid zelf. Doch Hem, Die geen zonde gekend of gedaan had, heeft God zonde voor ons gemaakt, opdat wij zouden zijn rechtvaardigheid Gods in Hem. Hij stond daar onschuldig, en toch als de schuldigste aller mensen omdat Hij de schuld van Zijn volk droeg. Hij, Die gehoorzaam gebleven was, stond daar als een afvallige en buiten Gods gunst geslotene, omdat Hij beladen was met de ongerechtigheid van Zijn volk.
Zo toont de Heere ons in die Mens tevens, wat wij door de zondeval geworden zijn: des doods schuldig; verdoemelijk voor God en ten gevolge daarvan buiten Gods gunst gesloten voor eeuwig en altoos!
“De straf”, zo getuigt Jesaja, “die ons de vrede aanbrengt, was op Hem”. Met de schuld had de Heere Jezus ook de vloek aanvaard, en de straf die op de zonde bedreigd was.
Al het lijden was een gevolg van die straf. Dat Zijn gezegend hoofd verwond en Zijn lichaam bedekt was met striemen en wonden; dat Hij straks de kruisdood moest ondergaan. Dit alles wijst ons op de straf der zonde, op de vloek der wet, die Hij te dragen had, zodat de Heere ons ook in die Mens ook de vloekdrager te aanschouwen geeft.
En wanneer nu God Zijn volk licht geeft in de verborgenheid der verlossing, dan ziet zij de mens daar verwond staan om haar zonden, verwond om haar overtredingen.
Dan verstaat zij, dat het om haar ongerechtigheid is, dat de Heere Jezus Zijn hemeltroon moest verlaten en de menselijke natuur moest aannemen.
Dat zij door haar zonden de doornenkroon heeft gevlochten en Zijn beker heeft gevuld. Dat zij Hem die slagen, die smarten, dat lijden heeft toegebracht; dat Hij voor haar een vloekdrager moest worden.
Welk een diepe vernedering voor Zijn volk! Hoe worden ze bij het aanschouwen van die Mens beschaamd en verootmoedigd!
Bij hen is alle schuld, bij Hem alle liefde! Maar ook, wat een rijke troostbron voor het volk dat heeft leren verstaan dat zij uit en van zichzelf onbekwaam zijn tot enig goed, en geneigd tot alle kwaad. Dat zij nooit naar God zouden gevraagd hebben, maar zouden afgeweken zijn met een eeuwigdurende afwijking. Dat de Heere Jezus voor hen een eeuwig geldende gerechtigheid heeft verworven.
Welk een diepe vernedering voor Zijn volk! Hoe worden ze bij het aanschouwen van die Mens beschaamd en verootmoedigd! Bij hen is alles schuld, bij Hem alle liefde!
Maar ook, wat een troostbron voor het volk dat het heeft leren verstaan dat zij uit en van zichzelf onbekwaam zijn tot enig goed en geneigd tot alle kwaad.
Dat zij nooit naar God gezocht zouden gezocht of gevraagd hebben, maar zouden afgeweken zijn met een eeuwigdurende afwijking.
Dat de Heere Jezus voor hen een eeuwig geldende gerechtigheid heeft verworven.
Daar ziet gij, volk des Heeren! uw Borg met uw zonden voor God ten gerichte, liggende in het stof der gerichte, liggende in het stof des doods, uitgestort als water.
Al Zijn beenderen hebben zich vaneen gescheiden. Zijn hart is als was, het is gesmolten in het midden Zijns ingewands (psalm 22 vers 15-16).
Daar ligt Hij onder de toorn Gods, de Goddelijke wet stort haar vloek over Hem uit. De angst der hel treft Hem; de pijlen des satans dalen neder. Dat alles drukt Hem het zweet uit de poriën, het pert Hem droppelen bloed af.
Paulus getuigt dat niet hij meer leefde, maar Christus in hem. Dan kunt gij het Lam volgen door Zijn kracht, van hier uit het Mesech tot op de troon Gods om te oordelen de twaalf geslachten Israëls.
Want uit Christus’ lijden wordt niet alleen de diepste vernedering geopenbaard. Door Zijn gadeloze verhoging wordt ook de zaligste vertroosting geopenbaard.
TENSLOTTE: Wat ik in feite wil zeggen, daar ontbreken mij de woorden toe. Ik hoop alleen dat
er iets gevoeld wordt wat ik bedoel. En het grote gevaar voor het aanzien van de schijn voor het zijn.
Wat ik ook al meermalen heb opgemerkt.