DWW schreef:Wanneer ik een deuk in uw auto rijd, en ik bel bij u aan en vraag u om vergeving zonder u een vergelding aan te bieden, dan weet u en ik (als zondige mensen) dat dit een onrechtvaardig voorstel is. Dan zal u me wellicht zeggen dat u best bereid bent om te vergeven maar de deuk in uw auto moet hersteld worden. En aangezien dat niet gratis kan, zal de herstelling van die deuk betaald moeten worden. Zo ook geestelijk! Een heilig God in de hemel kan Zijn heilige recht omtrent de gemaakte breuk niet buigen of door de vingers zien. Er zal betaald moeten worden, en anders volgt de straf op de gemaakte breuk jegens Gods heilige wet. Welke is dan die straf? De dood, want de ziel die zondigt zal de dood sterven. Hoe legt een zondaar die niet meer kan betalen dan zijn bestaan af voor God...?? Hoe wordt de oorzaak van zijn geestelijke doodstaat teniet gedaan? Namelijk door de kruisdood en het graf van Jezus Christus. Wanneer God de voldoening of de straf eist door middel van Zijn heilige wet, daar verdrinkt een geroepen zondaar in zijn ongerechtigheden voor God. Christus stierf in gehoorzaamheid, een geroepen zondaar in ongehoorzaamheid. Eén plant met Hem in Zijn dood, en dan.....door het zaligmakende geschonken geloof....één plant met Hem in Zijn opstanding ten eeuwige leven. Zie daar het geestelijk badwater der wedergeboorte, van ondergang en uitkomst. Dit is de leer van Jezus Christus en Zijn apostelen, en der reformatoren, en van Theodorus Van der Groe, Kohlbrugge, Thomas Boston, Van Thuynen, Huntington, John Owen, Erskines, Rutherford, Binning, Gray, Hooker, Watson.
Afgewezen schreef:Het kan zijn dat ik je verkeerd begrijp, maar ik krijg bijna de indruk dat jij de mening bent toegedaan dat het sterven van Christus 'overgedaan' moet worden door de zondaar. Dat is een ernstige dwaling: wij krijgen deel aan de dood én de opstanding van Christus, niet door zelf iets mee te maken of door te maken, maar door het geloof.
Zo dan, mijn broeders,
gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden, Rom. 7:4.
Wanneer een geroepen / gedaagde zondaar der wet gedood wordt door het Lichaam van Christus, dan scheurt hij z'n hart door geestelijke besnijdenis zonder handen geschiedt, Kol. 2:11-13. Christus legde zijn bestaan af voor God in gehoorzaamheid af met grote stem onder de vloek en doem der wet, waarna het voorhangsel (= Zijn Lichaam als de toegang tot het heilige der heilige) scheurde, zo ook de tollenaar in de tempel in ongehoorzaamheid toen hij als in een punt des tijds verloren ging voor God met deze laatste bede om redding: O God wees mij zondaar genadig....waarna de tollenaar met Hem opstond ten leve. Want, Christus zei van hem dat hij gerechtvaardigd afging naar zijn huis. Deze tollenaar was dus in een geestelijk gericht geweest. Zo ook bij de moordenaar naast Christus, en bij al de verkoren / gerechtvaardigde zondaren. Het scheuren van het Lichaam van Christus was de terugweg tot het Vaderharte Gods. Dit Heil heeft Hij toen verworven, voor Zijn verkoren Kerk van verleden, heden en toekomst. Maar dit verworven Heil wordt toegepast door de weg van Gods heilige recht. Door verloren gaan en behouden worden, door dood en opstanding. Of weet gij niet, dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? (Rom. 6:3-8, Gal. 3:25-27)
Afgewezen schreef:Verder zal van de door jou genoemde predikers niemand ontkennen dat de schuld betaald moet worden. Maar er zitten twee kanten aan de zaak: Wanneer God een zondaar stilzet, met de bedoeling hem te behouden, dan is God van Zijn kant al verzoend met deze zondaar, dóór Christus. Anders kon Hij nooit enige bemoeienis met welke zondaar dan ook hebben! Dit verklaart de zoetheid en het heimwee bij de zondaar, en de vrijmoedigheid waarmee Hij God durft aanroepen - ook al is hij van zijn kant nog niet met God verzoend. Dat het hierbij niet kan blijven, en dat het om het daadwerkelijk geloof in Christus gaat, moge duidelijk zijn. Maar laten we voorzichtig zijn met onze schema's en veroordelingen en laten we al helemaal niet met donderend verbaal geweld heen walsen over degene die er nu net een beetje anders in staat dan wijzelf.
De door mij genoemde leraren hebben de leer van rechtvaardiging van eeuwigheid verworpen. God kan door de Heilige Geest wel twisten met een zondaar, maar kan pas gemeenschap met die zondaar hebben wanneer die zondaar met bewustheid met het Voorwerp van zijn geloof verenigd is geworden. Want buiten Christus is en blijft God een Verterend Vuur bij Wie niemand wonen kan. Al wat buiten Christus is moet en zal God verdoemen, vanwege de deugden van Zijn heiligheid en rechtvaardigheid, omdat Hij geen gemeenschap kan hebben met een zondaar(d). In en door de toegepaste heiligheid en gerechtigheid (1 Kor. 1:30) ziet God die zondaar aan in Zijn lieve Zoon. Daar ziet Hij geen zonden meer, maar ziet hem aan in de aangebrachte en geschonken verzoening. En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbij gaan; en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal, Exodus 12:13.
Beste Afgewezen, een zondaar is onder de wet of onder de genade. Een grijze tussenweg bestaat niet. Zolang God de dood nog niet over ons diensthuis der zonden heeft gebracht zijn en blijven we een voorwerp van Zijn toorn en gramschap. Het bloed moet gestreken tot verzoening, en Zijn vlees gegeten tot vereniging, Joh. 6:53-56. Wanneer dit geschiedt, dan leerden de voornoemde leraren dat er dan een bewuste geloofskennis van Christus is, en een bewust geloofsvertrouwen, en een bewuste geloofstoestemming (= amen zeggen op Zijn volbrachte werk aan mij geschonken), en een bewuste vrede met God en een blijdschap die alle verstand te boven gaat. Trap en mate zij Gode bekend, hoe dieper de nood hoe groter de uitkomst. Maar vrij is vrij, en geloof is geloof, hoe groot en hoe klein het ook mag zijn. Wie hier niets van kent, is nog onder de heerschappij der wet en derhalve een voorwerp van Gods toorn en gramschap.