Matthew Henry schreef:
De stokbewaarder vreest zijn ziel te verliezen, en Paulus stelt hem ook hieromtrent gerust. De een zorg leidt hem tot de andere en veel grotere, en daar hij er in verhinderd werd om zich uit deze wereld weg te spoeden, begint hij nu te denken, en zich af te vragen, waar - indien hij zijn voornemen volvoerd had - de dood hem heengevoerd zou hebben, en wat er na de dood van hem zou geworden zijn - een zeer gepaste overdenking voor hen, die als een vuurbrand uit het vuur gerukt zijn, en er slechts een schrede was tussen hen en de dood. Wellicht heeft het gruwelijke van de zonde, waarin hij zich ging storten, er toe bijgedragen om hem te verschrikken.
A. Wat er nu ook de oorzaak van was, hij was in grote ontsteltenis. De Geest Gods, die gezonden was om van zonde te overtuigen, ten einde de Trooster te zijn, heeft hem verschrikt. Of hij er zorg voor droeg om de deuren der gevangenis weer te sluiten, wordt ons niet gezegd, misschien vergat hij het, zoals de Samaritaanse vrouw, toen Christus haar geweten heeft getroffen, zodat zij van zonde overtuigd werd, haar watervat verliet en vergat waarvoor zij tot de fontein was gekomen, want hij eiste licht, en sprong in de binnensten kerker en kwam bevende aan de voeten van Paulus en Silas. Zij, aan wie de zonde ordelijk voor ogen gesteld is, en aan wie hun gruwelen vertoond zijn, moeten wel sidderen als zij besef beginnen te krijgen van hun ellende en gevaar. Toen deze stokbewaarder aldus tot vreze en beven gebracht was, heeft hij zich tot geen geschikter persoon kunnen wenden dan tot Paulus, want eenmaal heeft deze zich in dezelfden toestand bevonden, evenals deze stokbewaarder is hij ook eens een vervolger geweest van Godvruchtige mensen, hij had hen in de gevangenis geworpen, zoals hij hen nu in de gevangenis bewaarde, en toen hij, evenals de stokbewaarder er zich bewust van geworden was, was hij bevende en verbaasd, en daarom kon hij met des te meer medegevoel tot de stokbewaarder spreken.
B. In zijn ontsteltenis wendde hij zich tot Paulus en Silas om hulp en verlichting. Merk op:
a. Hoe eerbiedig hij hen aanspreekt. Hij eiste licht, omdat zij in duisternis waren, en opdat zij zouden zien hoe verschrikt en ontdaan hij was. Hij viel neer aan hun voeten, als iemand, die ontzet is over de ongelukkige toestand, waarin hij zich bevindt, en weg zal zinken onder de last van zijn verschrikking. Hij viel voor hen neer, als iemand wiens geest door ontzag voor hen is aangegrepen, voor het beeld Gods in hen, en voor de boodschap Gods, waarvan zij de brengers zijn. Hij heeft waarschijnlijk gehoord wat de dienstmaagd van hen gezegd had, namelijk, dat zij de dienstknechten Gods, des Allerhoogsten zijn, die hun de weg der zaligheid verkondigen, en als aan de zodanige geeft hij thans uitdrukking aan zijn eerbied voor hen. Hij viel voor hen neer om, als een berouwhebbende hun om vergeving te vragen, voor de slechte, smadelijke behandeling, die hij hun had aangedaan, en om, als een smekeling, hun om raad te vragen, voor hetgeen hij doen moest. Hij sprak hen aan met een titel, die eerbied aanduidt: kurioi heren, meesters. Zo-even was het nog: Schelmen en schurken, en was hij hun meester, maar nu: Heeren, en zij zijn zijn meesters. Bekerende genade verandert der mensen taal in hun spreken van en tot Godvruchtige mensen en Godvruchtige leraren, en voor hen, die door en door overtuigd zijn van zonde, zijn zelfs de voeten liefelijk van degenen, die een boodschap brengen van Christus, ja, al zijn die voeten dan ook smadelijk in de stok gesloten.
b. Hoe ernstig zijn vraag is: Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
Ten eerste. Zijn zaligheid maakt nu zijn grote zorg uit, ligt hem het naast aan het hart, terwijl zij te voren het verst van zijn gedachten was. Het is niet: Wat zal ik doen, opdat ik bevorderd worde, om rijk en groot te zijn in de wereld? maar: Wat moet ik doen, opdat ik zalig worde?
Ten tweede. Hij vraagt niet voor anderen, wat zij moeten doen, maar voor zichzelf: "Wat moet ik doen?" Het is zijn eigene, kostelijke ziel, waarover hij in zorg is. "Laat anderen doen wat hun goeddunkt, zegt mij, wat ik moet doen."
Ten derde. Hij is er van overtuigd, dat iets gedaan moet worden, gedaan moet worden door hem, opdat hij zalig zal worden, dat die zaligheid zo maar niet van zelf spreekt, iets is dat van zelf gaat, maar iets, waarnaar wij moeten streven, waarvoor wij moeten worstelen, ons moeite hebben te geven. Hij vraagt niet: "Wat kan er voor mij gedaan worden?" maar: "Wat moet ik doen, opdat ik, die nu vrees en sidder, mijn zaligheid moge werken?" Gelijk Paulus spreekt in zijn brief aan de gemeente te Filippi, waartoe deze stokbewaarder behoorde, misschien wel met het oog op zijn sidderende vraag, te kennen gevende, dat hij niet slechts moet vragen naar de zaligheid (zoals hij gevraagd heeft) maar zijn zelfs zaligheid moet werken met vreze en beven, Filippenzen 2:12.
Ten vierde. Hij is bereid alles te doen. "Zegt mij, wat ik doen moet, en ik ben hier, bereid om het te doen. Heeren, stelt mij op elke weg, zo het slechts de rechte weg is, en een zekere weg is, al moge hij dan eng zijn, en doornig, en steil, toch zal ik er op wandelen," Zij, die volkomen overtuigd zijn van zonde, en waarlijk in zorg zijn over hun zaligheid, zullen zich onvoorwaardelijk aan Jezus Christus onderwerpen, door Hem zich laten voorschrijven wat Hem behaagt, en blijde zijn om Christus te hebben op zijn voorwaarden, Christus op elke voorwaarde.
Ten vijfde. Hij is begerig te weten wat hij doen moet, en vraagt het aan hen, die het hem waarschijnlijk kunnen zeggen. "Wilt gijlieden vragen, vraagt, Jesaja 21:12. Zij, die hun aangezicht naar Sion richten, moeten naar de weg vragen, die er heen voert, Jeremia 50:5. Uit ons zelf kunnen wij hem niet vinden, maar God heeft hem bekend gemaakt door Zijn woord, heeft zijn dienstknechten aangesteld om ons bij te staan in ons onderzoeken der Schriften, Hij heeft beloofd de Heilige Geest te geven aan hen, die er om bidden, om hun Gids te zijn op de weg der zaligheid.
Ten zesde. Hij bracht hen buiten, om hun deze vraag te doen, opdat hun antwoord niet afgedwongen zal zijn, maar zij hem zouden voorschrijven wat hij doen moest, al was hij hun bewaarder, met dezelfde vrijheid, als zij het aan anderen deden. Hij bracht hen buiten, buiten de kerker, in de hoop, dat zij hem uit een veel erger kerker zouden bevrijden.
C. Zeer bereidwillig hebben zij hem de weg gewezen voor hetgeen hem te doen stond, vers 31. Zij waren altijd gaarne bereid om op zulke vragen te antwoorden. Zij zijn koud, lijden van hun striemen, hebben slaap nodig, maar toch verschuiven zij zijn zaak niet tot een meer gelegen tijd, en zij in een geschikter verblijfplaats zouden zijn. Zij zeggen hem niet, dat hij op de volgenden sabbatdag bij hen moest komen in de vergaderplaats bij de rivier, en dat zij het hem dan zullen zeggen. Nee, zij smeedden het ijzer terwijl het heet is, nemen hem nu, terwijl hij in een goede gemoedsstemming is, opdat zijn overtuiging van zonde niet verflauwe, nu God begint te werken, is het voor hen de tijd om te beginnen Gods medearbeiders te zijn. Zij verwijten hem de ruwe, harde behandeling niet, die zij van hem hebben ondervonden, en waarin hij zijn volmacht en bevoegdheid is te buiten gegaan, dit alles is vergeven en vergeten, en zij willen hem zo gaarne de weg der zaligheid wijzen, alsof hij hun beste vriend was. Zij hebben niet over hem getriomfeerd, hoewel hij sidderde, zij gaven hem dezelfde aanwijzing, die zij aan anderen gegeven hadden: Geloof in de Heere Jezus Christus. Men zou denken, dat zij gezegd hadden: "Heb berouw over de mishandeling, die gij ons hebt aangedaan, dat is het eerste wat gij te doen hebt." Nee, daarvan spraken zij niet, dat wordt voorbijgezien, zo hij slechts in Christus wil geloven. Dit is een voorbeeld voor Evangeliedienaars om boetvaardigen te bemoedigen, hun, die tot Christus willen komen, tegemoet te gaan, en hen bij de hand te nemen, niet hard te wezen voor hen, die hun onvriendelijkheid betoond hebben, maar meer de eer van Christus te zoeken dan hun eigen eer. Hier is de hoofdsom van geheel het Evangelie, het verbond der genade in weinige woorden: Geloof in de Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden, gij en uw huis
Dit is de gezonde evenwichtige en gereformeerde leer der zaligheid. Lees a.u.b. de hele tekst en niet alleen het vetgedrukte.