Re: Gereformeerde Gemeenten
Geplaatst: 28 sep 2024, 16:39
Ds. L. Vroegindeweij schreef: Het aanbod van Gods genade en de beloften des verbonds
Het aanbod van genade moeten we dus heel hoog achten. Maar wat kan nu Appelius bedoelen als hij spreekt van eigenlijke beloften, die van de aanbieding van het evangelie, d.w.z. van de aanbieding van Christus in het evangelie, moeten worden onderscheiden. Wij moeten niet voorbij zien, dat hij hier spreekt van eigenlijke beloften. Versta ik hem goed, dan bedoelt hij daarmee beloften, die zonder voorwaarde zijn. Wanneer ik iemand een kist aardappelen beloof, als hij ze komt halen, is dat een voorwaardelijke belofte. Wanneer ik iemand de belofte geef hem een kist aardappelen thuis te zullen brengen, zo is dat een belofte, zonder conditie. Het komt mij voor, doch om daar recht over te kunnen oordelen, zouden we de uitspraak van Appelius in z'n verband voor ons moeten hebben, dat voornoemde schrijver de aanbieding onder de voorwaardelijke beloften rekent. Een voorbeeld van een voorwaardelijke belofte hebben we in Openb. 22:17b: En die dorst heeft, kome; en die wil, neme het water des levens om niet." Dorsten en komen en willen en nemen zijn de voorwaarden. Die aan deze voorwaarden voldoet, kan het water des levens krijgen. Andere voorwaardelijke beloften staan b. v. in Jeremia 18:8: Indien datzelve volk zich van zijn boosheid bekeert, zo zal ik berouw hebben over het kwaad, dat ik hetzelve gedacht heb te doen."
Ook in Ezechiel 18:21: Wanneer de goddeloze zich bekeert van al zijn zonden, die hij gedaan heeft en al Mijn inzettingen onderhoudt, en doet recht en gerechtigheid, hij zal gewisselijk leven, hij zal niet sterven."
Dat zijn beloften, waarvan het heel niet zeker is, dat zij vervuld zullen worden. Maar nu de onvoorwaardelijke beloften of de eigenlijke, zoals Appelius ze noemt. Die worden — als God ze gegeven heeft, altijd vervuld. Zij zijn een verklaring van wat Gjod zeker doen zal. Daarom ben ik het volkomen met Wilhelmus a Brakel eens, die in zijn „Redelijke Godsdienst" ook een hoofdstuk gewijd heeft aan „Het leven des geloofs op de beloften." In dat hoofdstuk schrijft hij in par. 55: , 't Zal nuttig zijn deze vraag te beantwoorden: f men een belofte zich wel niet verkeerdelijk kan toepassen? Antw. Voor een onbekeerde zijn geen beloften in de bijbel; al wat beloften zij zich toe-eigenen, daarin bedriegen zij zich, zij zullen niet komen, (de vervullingen der beloften n.1.) zij zijn zonder Christus, vreemdelingen van de verbonden der belofte, geen hoop hebbende, Ef. 2:12. De gelovigen alleen zijn erfgenamen der beloftenis, Hebr. 6:17. Wie zal dat Brakel tegenspreken? Niemand mag rekenen op de goederen van het genadeverbond, dan die door een waar geloof Christus is ingelijfd. Volgens Zondag 7 vraag 21 is er één stuk nodig om zalig te worden n.1. Christus door een oprecht geloof zijn ingelijfd en al zijn weldaden aannemen. Zonder dat oprechte geloof komt ook de bekommerde of de overtuigde niet in de zaligheid. Terecht zegt Brakel: De gelovigen alleen zijn erfgenamen der beloftenis. En dan zullen wij er goed aan doen niet van de Catechismus af te wijken als deze ons leert in vraag 22 wat een oprecht geloof is. En dit geloof is. het zij onderstreept, een gave Gods. Dus voor de onbekeerden zijn er geen beloften in de Bijbel, tenminste geen eigenlijke, geen onvoorwaardelijke beloften. Nu zijn we echter nog niet klaar met vader Brakel. In hs. XXX par. 14 schrijft hij, dat iedere niet-uitverkorene de zaligheid is beloofd op voorwaarde van bekering en geloof. Daar ben ik het ook weer mee eens en u ook hoop ik. We leren bij Brakel: Het einde dat God voorheeft met den niet-uitverkorenen het Evangelie te laten verkondigen, is om de mens de weg der zaligheid voor te stellen en bekend te maken, om de mens te bevelen die weg in te slaan; om zijn goedheid te tonen, met hem alle beweegredenen voor te stellen en met hem de zaligheid te beloven, indien hij zich bekeert en in Christus waarlijk gelooft, 't welk hij ook doen zou, indien de mens die voorwaarde vervulde, waartoe hij gehouden, en 't welk de menselijke natuur, heilig in Adam geschapen, heeft kunnen doen; volbrengt hij die niet, dat is niet omdat God hem verhindert, of krachten beneemt, maar omdat de mens niet wil. zodat het zijn eigen schuld is." Tot zover Brakel.
Samenvattende zouden we nu moeten schrijven, dat de onbekeerde geen beloften heeft zonder conditie, doch wel beloften heeft met conditie. Want als zelfs de nietuitverkorenen de zaligheid beloofd wordt van Godswege, dan is die belofte zeker aan allen gegeven. Daarom schrijft Calvijn in zijn Institutie, dat de beloften der zaligheid algemeen zijn in boek III, 24, 17. Zij komen niet tot de uitverkorenen alleen, doch zij komen tot allen. God doet zijn beloften aan allen. Hier zijn de eigen woorden van Calvijn; nadat hij geschreven heeft over de tegenstelling van verkiezing en beloften van het evangelie: „Laat ons nu zien of deze dingen tegen elkander strijden, te weten, dat God gezegd wordt van eeuwigheid af ge-ordineerd te hebben, wien hij met zijn liefde omhelzen en tegen wie hij zijn toorn oefenen wil; en dat hij allen zonder onderscheid de zaligheid verkondigt en voorstelt. Ik zeg voorwaar dat ze zeer wel overeenkomen. Want als Hij in zulke voegen zijn beloften doet, zo wil hij niet anders aanduiden, dan dat zijn barmhartigheid openstaat en bereid is voor al degenen, die maar dezelve begeren en verzoeken. 't Welk geen anderen doen dan alleen die, die Hij verlicht. En Hij verlicht die, die hij ter zaligheid verordineerd en geschikt heeft Maar waarom spreekt Hij tot allen in 't gemeen? Hij doet zulks opdat de gewetens der gelovigen te vreedzamelijker zouden rusten, wanneer zij verstaan dat God geen onderscheid maakt tussen de zondaren, indien ze maar geloof hebben; en opdat de goddelozen niet zou-
den klagen, dat zij geen toevlucht hebben, waarheen zij van de dienstbaarheid der zonde hun wijk nemen mochten, dewijl zij de toevlucht, die hen voorgedragen wordt, door hun ondankbaarheid verwerpen. Hieruit volgt dan, nadien hun beiden de barmhartigheid Gods door het evangelie wordt aangeboden, dat het geloof, dat is de verlichting Gods het onderscheid maakt tussen de gelovigen en de goddelozen, zodat de gelovigen de kracht en nuttigheid van het evangelie vernemen en dat de goddelozen daaruit geen vrucht bekomen."
Het lijdt geen twijfel of volgens Calvijn komt God in de aanbieding zijner genade met zijn beloften tot alle hoorders. Men hoeft er maar acht op te slaan, hoe Calvijn, in bovenstaande aanhaling zegt dat God zijn beloften doet aan allen zonder onderscheid, als Hij hen de zaligheid verkondigt en voorstelt. Doch die belofte is voorwaardelijk en niemand slaat er acht op, tenzij de Geest Gods er aan te pas komt. Desniettemin is het van het grootste belang, dat de Christus aan alle mensen wordt aangeboden, gelijk Hij aan alle kinderen der verbonds is beloofd, welke belofte in de doop is betekend en verzegeld. De Doop is immers geen verzegeling van de inwendige genade, maar van Gods beloften. Maar als de prediking de beloften voorstelt en Christus aanbiedt, dan zal zij ook niet mogen vergeten, de weg naar waarheid te tekenen in welke Christus komt tot en in het hart des mensen. Daar zijn voor onbekeerden veel beloften in de H. Schrift, doch het zijn geen eigenlijke d.i. onvoorwaardelijke beloften. Het zijn altijd beloften met een conditie. In Mt. 7 lezen we: „Bidt en u zal gegeven worden".
Dat is een belofte aan onbekeerden, want enkele verzen daarvoor staat: „Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en zijn gerechtigheid." De bekeerden hebben dat gevonden. Maar als we nog onbekeerd zijn en we hebben daar een begeerte naar, wat moeten we dan doen en welke belofte is er dan? Deze belofte: „want een iegelijk die bidt, die ontvangt." Dat is een belofte met een voorwaarde. Maar wie zegt, dat het geen belofte is? De Schrift is vol met ernstig gemeende beloften voor onbekeerden. Daar wil ik nog wel één keer op terugkomen, als u het goed vindt en bij leven en welzijn.