Gelezen, gedacht, gehoord... [1]

Gebruikersavatar
Terri
Berichten: 4469
Lid geworden op: 21 nov 2009, 20:53

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Terri »

Neeltje Jans schreef:In een toestand tussen slapen en waken bevond ik mij ineens in de Kamer. Ik kon niets onderscheiden in de Kamer, behalve dan dat tegen een muur heel veel archiefkasten stonden. Het waren van die archiefkasten die je ook wel in bibliotheken ziet, waarin alles in alfabetische volgorde gerangschikt is naar auteur of onderwerp. Maar deze archiefkasten, die van de vloer tot het plafond reikten en van de ene naar de andere kant eindeloos leken door te gaan, hadden heel andere opschriften.

Toen ik de muur van de archiefkasten dichter naderde, was het eerste opschrift dat mij trok: 'Jongens die ik leuk heb gevonden'. Ik opende de la en begon door de kaarten te bladeren. Ik deed de la snel weer dicht toen ik met schrik realiseerde dat ik de namen op elk van die kaarten herkende.

En toen wist ik, zonder dat iemand het me zei, waar ik was. Deze levenloze kamer met de smalle ladekasten was een gedetailleerde registratie van mijn leven. Hier stonden de daden van elk moment van mijn leven, grote en klein, in details die mijn geheugen niet kon herinneren. Een gevoel van verwondering en nieuwsgierigheid, soms vermengd met afschuw, vervulde me toen ik willekeurig laden begon open te trekken en hun inhoud bekeek. Soms maakte die me blij en maakte het mooie herinneringen wakker; andere keren werden de schuld en spijtgevoelens zo sterk dat ik over mijn schouders gluurde om te kijken of er niemand meekeek.

Een dossier dat 'vrienden' heette, stond naast een dossier waarop stond 'vrienden die ik verraden heb'. De titels varieerden van gewoon tot uitgesproken vreemd: 'boeken die ik gelezen heb', 'troost die ik gegeven heb', 'grappen waar ik om gelachen heb'. Sommige waren gewoon lachwekkend om hun nauwkeurigheid: 'dingen die ik tegen mijn broers geschreeuwd heb'. Om andere kon ik niet lachen: 'dingen die ik in boosheid gedaan heb', 'dingen die ik binnensmonds tegen mijn ouders gezegd heb'.

Steeds weer schrok ik wanneer er meer kaarten in een lade waren dan ik verwacht had.

En soms waren er minder dan ik gehoopt had. Ik was overweldigd door de totale omvang van het leven dat ik geleid had. Had ik in mijn negentien levensjaren de tijd gehad om elk van deze duizenden, zo mogelijk miljoenen kaarten te schrijven? Elke kaart bevestigde dat.

Elke kaart was in mijn eigen handschrift geschreven en met mijn eigen handtekening ondertekend. Toen ik het dossier 'liedjes die ik beluisterd heb' eruit pakte, realiseerde ik me dat het dossier groeide om haar inhoud te kunnen bevatten. De kaarten lagen strak tegen elkaar aan, en toch had ik na twee á drie meter nog het einde van het dossier niet gevonden. Ik sloot het dossier beschaamd, niet zozeer om de kwaliteit van de muziek, maar meer om de grote hoeveelheid tijd die dit dossier vertegenwoordigde.

Toen ik bij het dossier 'wellustige gedachten' aankwam, voelde ik een rilling over mijn ruggengraat gaan. Ik trok de la maar op een kiertje open, niet bereid om de grootte ervan te ontdekken en trok er een kaart uit. Ik huiverde om de gedetailleerde inhoud. Ik werd misselijk bij de gedachte dat zo'n moment neergeschreven was.

Opeens overviel me een bijna dierlijke razernij.
Er spookte maar één gedachte door mijn hoofd:
NIEMAND mag ooit deze kaarten zien!!
NIEMAND mag ooit in deze kamer komen!!
Ik moet ze vernietigen!

In een idiote razernij trok ik met alle geweld de lade uit de kast. Hoe groot het dossier was maakte me niet meer uit. Ik moest de lade leeggooien en de kaarten verbranden. Maar toen ik de lade aan een kant vastpakte en ermee op de grond sloeg, lukte het me niet om er ook maar één kaartje uit te schudden. Ik werd wanhopig en probeerde nog eens een kaart eruit te trekken, om vervolgens te ontdekken dat het papier zo sterk als staal was toen ik probeerde het te verscheuren. Verslagen en volkomen hulpeloos stopte ik de lade weer terug waar hij hoorde. Met mijn voorhoofd tegen de muur geleund, slaakte ik een diepe zucht vol zelfmedelijden.

En toen zag ik het, mijn oog viel op een andere lade. De titel luidde: 'mensen aan wie ik het evangelie verteld heb'. Het handvat glom meer dan die van de andere laden. Ik trok aan het handvat en een laatje van nog geen tien centimeter lang viel in mijn hand. Ik kon de kaarten die erin zaten op één hand tellen.

Toen kwamen de tranen. Ik begon te huilen. Hele diepe snikken die pijnlijk vanuit mijn buik opwelden en door me heen schokten. Ik viel op mijn knieën en huilde. Ik huilde van schaamte, de overweldigende schaamte die dit alles bij me veroorzaakte. De rijen archiefkasten dansten in mijn met tranen gevulde ogen. NIEMAND, maar dan ook NIEMAND mocht ooit achter het bestaan van deze kamer komen. Ik moest de deur op slot doen en de sleutel goed verstoppen.

Toen ik de tranen uit mijn ogen veegde, zag ik Hem.
Nee, alsjeblieft, Hij niet!
Niet hier!
Iedereen liever dan Jezus.

Ik keek hulpeloos toe hoe Hij de laden een voor een opentrok en de kaarten begon te lezen. Ik durfde niet te kijken naar Zijn reactie. En op de momenten dat ik genoeg moed bijeen geschraapt had om naar Zijn gezicht te kijken, zag ik een verdriet dat nog groter was dan het mijne. Het leek alsof Hij intuïtief de ergste laden opentrok. Waarom moest Hij ze allemaal lezen? Uiteindelijk keerde Hij zich naar me om en keek me vanaf de andere kant van de kamer aan.

Hij keek met medelijden in Zijn ogen. Maar dit was een medelijden dat me niet boos maakte. Ik liet mijn hoofd hangen, sloeg mijn handen voor m'n gezicht en begon weer te huilen. Hij liep naar me toe en sloeg Zijn arm om me heen. Hij had zoveel kunnen zeggen, maar Hij zei niks. Hij huilde alleen maar met me mee.

Toen stond Hij op en liep terug naar de muur van archiefkasten. Hij begon aan de ene kant van de kamer en trok een lade open en begon op elke kaart Zijn naam over die van mij te schrijven.

'Nee!' schreeuwde ik, en rende naar Hem toe.

Het enige wat ik kon bedenken te zeggen was 'nee, nee!!!', toen ik de kaart uit Zijn hand trok. Zijn naam hoorde niet op deze kaarten.
Maar daar stond het, in het rood.
Dik, donker, levend.
De naam van Jezus bedekte de mijne.
Het was geschreven met Zijn bloed.

Voorzichtig pakte Hij de kaart terug. Hij glimlachte en ging verder met het ondertekenen van de andere kaarten. Ik denk dat ik nooit zal begrijpen hoe Hij alles zo snel heeft kunnen doen, maar voor mijn gevoel sloot Hij het volgende ogenblik de laatste archieflade om vervolgens weer naast mij te komen staan. Hij legde Zijn hand op mijn schouder en zei: 'Het is volbracht.'

Ik stond op en Hij leidde mij de kamer uit. Er zat geen slot op de deur van de kamer. Er moesten nog meer kaarten geschreven worden.

(auteur: onbekend)

Dit stuk is eens voorgelezen op een avond voor en door jongeren.
Een avond om nooit meer te vergeten. Wat een ernst en ootmoed gaf het.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9097
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Bert Mulder »

huisman schreef: onder andere.
Betet lezen Bert ...ik zeg dat wij niet willen.Dat is namelijk het probleem dat onze wil is toegevallen aan wat de duivel wil en niet wat God wil. En dat is schuldige onwil dan mogen wij ons niet verschuilen achter ons "niet kunnen".
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
[/quote]

En dan citeeer je een tekst waarmee het lijkt dat je zeggen wilt dat God wel wilt, maar de mens niet, alsof genade NIET onwederstandeljk is...
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 18964
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door huisman »

Bert Mulder schreef:
huisman schreef: onder andere.
Betet lezen Bert ...ik zeg dat wij niet willen.Dat is namelijk het probleem dat onze wil is toegevallen aan wat de duivel wil en niet wat God wil. En dat is schuldige onwil dan mogen wij ons niet verschuilen achter ons "niet kunnen".
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
En dan citeeer je een tekst waarmee het lijkt dat je zeggen wilt dat God wel wilt, maar de mens niet, alsof genade NIET onwederstandeljk is...[/quote]

Bert met alle respect . Er staat in die tekst die ik gebruik om te laten zien dat wij niet willen....en gijlieden hebt niet gewild.
Dat jij daar iets anders in wil lezen vind ik nogal onbegrijpelijk. Het gaat in deze tekst helemaal niet over de onwederstandelijke genade Gods maar over Jeruzalems/onze onwil om bijeenvergadert te worden onder de vleugels van Christus.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9097
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Bert Mulder »

huisman schreef: Bert met alle respect . Er staat in die tekst die ik gebruik om te laten zien dat wij niet willen....en gijlieden hebt niet gewild.
Dat jij daar iets anders in wil lezen vind ik nogal onbegrijpelijk. Het gaat in deze tekst helemaal niet over de onwederstandelijke genade Gods maar over Jeruzalems/onze onwil om bijeenvergadert te worden onder de vleugels van Christus.
Nu heb je gelijk, in dat deze tekst helemaal niet gaat over de onwederstandelijke genade Gods.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Marnix »

huisman schreef:
Bert Mulder schreef:
huisman schreef:Dat onderscheid maak ik niet. Je wil toch niet zeggen dat de dogmatiek dingen anders zegt dan dat je in een preek mag zeggen? Dan deugd of de dogmatiek niet of de preek. Al de onderscheidingen waar vandaag de dag over gesproken wordt is trouwens geen dogma strijd maar een strijd over hoe ik denk dat het zou moeten zijn. Want anders denkt iedereen dat hij/zij bekeerd is. Dus maar veel zeggen dat we wel mogen maar niet kunnen. Over niet willen hoor ik nooit zoveel. Zou dat niet het grootste probleem zijn dat wij niet willen.
Het was natuurlijk de stelling van Arminius en de zijnen, dat wij wel willen, en kunnen willen....


3/4-3a. Die leren: Dat in den geestelijken dood de geestelijke gaven niet van des mensen wil zijn gescheiden, nademaal de wil in zichzelven nooit is verdorven geweest, maar alleenlijk door de duisternis des verstands en de ongeregeldheid der geneigdheden verhinderd; en dat, deze verhinderingen weggenomen zijnde, alsdan de wil zijn vrije aangeboren kracht zou in het werk kunnen stellen, dat is: allerlei goed, hetwelk hem voorkomt, uit zichzelven zou kunnen willen en verkiezen, of niet willen en niet verkiezen.
Dit is een nieuwigheid en dwaling, en strekt daartoe dat zij de krachten van den vrijen wil verheft, tegen de uitspraak van den profeet: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk is het (Jer. 17:9); en van den apostel: Onder dewelke (kinderen der ongehoorzaamheid) ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten (Ef. 2:3).

3/4-4a. Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).

3/4-5a. Die leren: Dat de verdorven en natuurlijke mens de gemene genade (waardoor zij verstaan het licht der natuur), of de gaven, hem na den val nog overgelaten, zo wel gebruiken kan, dat hij door dat goed gebruik een meerdere, namelijk de evangelische of zaligmakende genade en de zaligheid zelve allengskens en bij trappen zou kunnen bekomen. En dat in dezer voege God Zich van Zijn zijde betoont gereed te zijn om Christus aan alle mensen te openbaren, naardien Hij de middelen die tot de kennis van Christus, tot het geloof en tot de bekering nodig zijn, genoegzaam en krachtiglijk aan allen toedient.
Want benevens de ervaring van alle tijden betuigt ook de Schrift dat zulks onwaarachtig is: Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet (Ps. 147:19, 20). God heeft in de verleden tijden al de heidenen laten wandelen in hun wegen (Hand. 14:16). En: Zij (te weten Paulus met de zijnen) werden van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azië te spreken. En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynië te reizen; en de Geest liet het hun niet toe (Hand. 16:6, 7).


onder andere.
Beter lezen Bert ...ik zeg dat wij niet willen.Dat is namelijk het probleem dat onze wil is toegevallen aan wat de duivel wil en niet wat God wil. En dat is schuldige onwil dan mogen wij ons niet verschuilen achter ons "niet kunnen".
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
Wie bedoel je met "ons"? Jezus zegt dit tegen Jeruzalem, kunnen we dat zomaar 1 op 1 op ons allemaal op ons toepassen? Volgens mij moet je deze tekst niet los lezen van de context van Mattheus 23, het wee aan de farizeeen en schriftgeleerden... en wat de Bijbel verder zegt over de hoeksteen en steen des aanstoots die in Israel is neergelegd.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Gebruikersavatar
huisman
Berichten: 18964
Lid geworden op: 12 nov 2009, 23:38

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door huisman »

Marnix schreef:Wie bedoel je met "ons"? Jezus zegt dit tegen Jeruzalem, kunnen we dat zomaar 1 op 1 op ons allemaal op ons toepassen? Volgens mij moet je deze tekst niet los lezen van de context van Mattheus 23, het wee aan de farizeeen en schriftgeleerden... en wat de Bijbel verder zegt over de hoeksteen en steen des aanstoots die in Israel is neergelegd.
Ik heb deze tekst geplaatst om te laten zien dat de mens van nature onwillig is met betrekking tot zijn eigen zaligheid.
Die onwil betrof niet alleen de schriftgeleerden maar ook ons forumschriftgeleerden. Alleen de Pinkstergeest kan die onwil ombuigen in gewilligheid om in de wegen des HEEREN te gaan.
Er gaan er met twee verbonden verloren en met drie en er worden er met twee verbonden behouden en met drie. Prof. G. Wisse.
Gebruikersavatar
Bert Mulder
Berichten: 9097
Lid geworden op: 28 aug 2006, 22:07
Locatie: Grace URC Leduc Alberta Canada
Contacteer:

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Bert Mulder »

Marnix schreef:
huisman schreef:
Bert Mulder schreef:
huisman schreef:Dat onderscheid maak ik niet. Je wil toch niet zeggen dat de dogmatiek dingen anders zegt dan dat je in een preek mag zeggen? Dan deugd of de dogmatiek niet of de preek. Al de onderscheidingen waar vandaag de dag over gesproken wordt is trouwens geen dogma strijd maar een strijd over hoe ik denk dat het zou moeten zijn. Want anders denkt iedereen dat hij/zij bekeerd is. Dus maar veel zeggen dat we wel mogen maar niet kunnen. Over niet willen hoor ik nooit zoveel. Zou dat niet het grootste probleem zijn dat wij niet willen.
Het was natuurlijk de stelling van Arminius en de zijnen, dat wij wel willen, en kunnen willen....


3/4-3a. Die leren: Dat in den geestelijken dood de geestelijke gaven niet van des mensen wil zijn gescheiden, nademaal de wil in zichzelven nooit is verdorven geweest, maar alleenlijk door de duisternis des verstands en de ongeregeldheid der geneigdheden verhinderd; en dat, deze verhinderingen weggenomen zijnde, alsdan de wil zijn vrije aangeboren kracht zou in het werk kunnen stellen, dat is: allerlei goed, hetwelk hem voorkomt, uit zichzelven zou kunnen willen en verkiezen, of niet willen en niet verkiezen.
Dit is een nieuwigheid en dwaling, en strekt daartoe dat zij de krachten van den vrijen wil verheft, tegen de uitspraak van den profeet: Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja dodelijk is het (Jer. 17:9); en van den apostel: Onder dewelke (kinderen der ongehoorzaamheid) ook wij allen eertijds verkeerd hebben in de begeerlijkheden onzes vleses, doende den wil des vleses en der gedachten (Ef. 2:3).

3/4-4a. Die leren: Dat de onwedergeboren mens niet eigenlijk noch geheellijk dood is in de zonde, of ontbloot van alle krachten tot het geestelijk goed; maar dat hij nog kan hongeren en dorsten naar de gerechtigheid en het leven, en offeren een offerande van een verslagen en gebroken geest, die Gode aangenaam is.
Want deze dingen strijden tegen de klare getuigenissen der Schrift: Gij waart dood door de misdaden en de zonden (Ef. 2:1, 5); en: Het gedichtsel van des mensen hart is alleenlijk boos, te allen dage (Gen. 6:5 en 8:21). Daarenboven, hongeren en dorsten naar de verlossing uit de ellende, en naar het leven, en Gode een offerande van een gebroken geest opofferen, geldt eigenlijk van de wedergeborenen, en van degenen die zalig genaamd worden (Ps. 51:19 en Matth. 5:6).

3/4-5a. Die leren: Dat de verdorven en natuurlijke mens de gemene genade (waardoor zij verstaan het licht der natuur), of de gaven, hem na den val nog overgelaten, zo wel gebruiken kan, dat hij door dat goed gebruik een meerdere, namelijk de evangelische of zaligmakende genade en de zaligheid zelve allengskens en bij trappen zou kunnen bekomen. En dat in dezer voege God Zich van Zijn zijde betoont gereed te zijn om Christus aan alle mensen te openbaren, naardien Hij de middelen die tot de kennis van Christus, tot het geloof en tot de bekering nodig zijn, genoegzaam en krachtiglijk aan allen toedient.
Want benevens de ervaring van alle tijden betuigt ook de Schrift dat zulks onwaarachtig is: Hij maakt Jakob Zijn woorden bekend, Israël Zijn inzettingen en Zijn rechten. Alzo heeft Hij geen volk gedaan; en Zijn rechten, die kennen zij niet (Ps. 147:19, 20). God heeft in de verleden tijden al de heidenen laten wandelen in hun wegen (Hand. 14:16). En: Zij (te weten Paulus met de zijnen) werden van den Heiligen Geest verhinderd het Woord in Azië te spreken. En aan Mysië gekomen zijnde, poogden zij naar Bithynië te reizen; en de Geest liet het hun niet toe (Hand. 16:6, 7).


onder andere.
Beter lezen Bert ...ik zeg dat wij niet willen.Dat is namelijk het probleem dat onze wil is toegevallen aan wat de duivel wil en niet wat God wil. En dat is schuldige onwil dan mogen wij ons niet verschuilen achter ons "niet kunnen".
37 Jeruzalem, Jeruzalem! gij, die de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn! hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugels; en gijlieden hebt niet gewild.
Wie bedoel je met "ons"? Jezus zegt dit tegen Jeruzalem, kunnen we dat zomaar 1 op 1 op ons allemaal op ons toepassen? Volgens mij moet je deze tekst niet los lezen van de context van Mattheus 23, het wee aan de farizeeen en schriftgeleerden... en wat de Bijbel verder zegt over de hoeksteen en steen des aanstoots die in Israel is neergelegd.
Helemaal eens. En het is helemaal belangrijk hier, dat degenen niet niet wilden, niet de kiekens waren.
Mijn enige troost is, dat ik niet mijn, maar Jezus Christus eigen ben, Die voor mijn zonden betaald heeft, en zo bewaart, dat alles tot mijn zaligheid dienen moet; waarom Hij mij ook door Zijn Heilige Geest van eeuwig leven verzekert, en Hem voortaan te leven van harte willig en bereid maakt.
Gebruikersavatar
Marnix
Berichten: 13464
Lid geworden op: 21 jul 2005, 13:18
Locatie: Hilversum

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Marnix »

huisman schreef:
Marnix schreef:Wie bedoel je met "ons"? Jezus zegt dit tegen Jeruzalem, kunnen we dat zomaar 1 op 1 op ons allemaal op ons toepassen? Volgens mij moet je deze tekst niet los lezen van de context van Mattheus 23, het wee aan de farizeeen en schriftgeleerden... en wat de Bijbel verder zegt over de hoeksteen en steen des aanstoots die in Israel is neergelegd.
Ik heb deze tekst geplaatst om te laten zien dat de mens van nature onwillig is met betrekking tot zijn eigen zaligheid.
Die onwil betrof niet alleen de schriftgeleerden maar ook ons forumschriftgeleerden. Alleen de Pinkstergeest kan die onwil ombuigen in gewilligheid om in de wegen des HEEREN te gaan.
Deze tekst voor Jeruzalem kan soms ook op mensen van nu worden toegepast, absoluut. Ik stel alleen dat je het niet 1 op 1 kan vertalen alsof deze tekst voor alle gelovigen actueel zou zijn. Jezus verwijt Israel hier ongeloof (zie de lijn met bijv. Romeinen 11) maar dit is niet de lijn die de gelovigen wordt voorgehouden... Jullie willen niet.

Het klopt dat we van nature niet willen, maar het evangelie is dat God in gelovigen het willen werkt, Hij verandert onze natuur. (wat niet wil zeggen dat er nooit meer twijfel en ongeloof in ons is, maar het heeft als het goed is niet de overhand).

Om een lang verhaal kort te maken, ik ben het met je eens, van nature willen we niet.... en alleen de Geest kan die onwil ombuigen. Dat mogen we elkaar ook voorhouden. Het komt niet uit onzelf, vanuit onszelf zijn we dood, verdorven. Maar door de Geest mogen we leven.
Do not waste time bothering whether you ‘love’ your neighbor; act as if you did. As soon as we do this we find one of the great secrets. When you are behaving as if you loved someone, you will presently come to love him."
Gebruikersavatar
Luther
Berichten: 15857
Lid geworden op: 25 jun 2008, 20:16
Contacteer:

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Luther »

In een ander topic had ik dit al geplaatst, maar daarin wordt er niet op gereageerd. In dit topic is al verschillende malen Mozes genoemd, die voor het volk bij de Heere pleitte. Daarover las ik onlangs het volgende stukje. (Ik laat om discussie te voorkomen, maar even weg van wie het geschrevene is.) Wat vinden we van dit stukje?
Bij het lezen van de het Oude Testament valt één persoon bijzonder op als man van gebed: Mozes. Hij is bemiddelaar tussen God en Israël; hij ziet God en spreekt met Hem van aangezicht tot aangezicht, zoals een mens met zijn medemens spreekt (Ex 33:11).

Ook toen het volk Aäron vroeg een gouden kalf te maken, bleef Mozes bidden als middelaar van het oude verbond. Het volk van Israël bevond zich aan de voet van de Sinaï, terwijl Mozes op de berg de tafels van de Wet verwachtte door veertig dagen en nachten te vasten (Ex. 24:18; Deut. 9:9). Terwijl de Heere aan Mozes de Wet geeft, begint het ongedurige volk te morren. Ze zijn moe van een weg met een 'onzichtbare God' en daarom eisen de Israëlieten van Aäron: 'Sta op, maak ons goden, die voor ons aangezicht gaan; want dezen Mozes, dien man, die ons uit Egypteland uitgevoerd heeft, wij weten niet, wat hem geschied zij.' (Ex. 32:1). En in het door Aäron uit metaal gegoten kalf vindt het volk een zichtbare god.

Als het gaat om geloof is daar steeds weer de verleiding: het goddelijke wonder te willen ontwijken door zichzelf een god te construeren, die overeenkomt met onze eigen denkbeelden. De Heere openbaart aan Mozes waar het volk op dat moment mee bezig is en besluit met de woorden: 'En nu, laat Mij toe, dat Mijn toorn tegen hen ontsteke, en hen vertere; zo zal Ik u tot een groot volk maken.' (Ex. 32:10).
Net zoals aan Abraham inzake Sodom en Gomorra, openbaart God nu aan Mozes wat Hij gaat doen, alsof Hij niet wilde handelen zonder zijn instemming. Hij zegt: Laat Mij toe... Dit wordt juist gezegd opdat Mozes God zal smeken om het niet te doen, en ook om te openbaren dat Gods ondanks het volk haar redding op het oog heeft.

Mozes' smeekgebed richt zich op de trouw en de genade van de Heere. Hij bewerkte het heil door zijn volk te bevrijden uit de Egyptische slavernij; dus waarom – zo vraagt Mozes – moeten de Egyptenaren zeggen: 'Waarom zouden de Egyptenaars spreken, zeggende: In kwaadheid heeft Hij hen uitgevoerd, opdat Hij hen doodde op de bergen, en opdat Hij hen vernielde van den aardbodem?' (Ex. 32:12). Als God Zijn volk zou laten omkomen, zouden heidenvolken dat kunnen uitleggen als een teken van goddelijke onbekwaamheid om heil te bewerken. Dat kan God niet toelaten: Hij is toch de Heere Die redt? Zo doet Mozes een beroep op het innerlijk leven van God tegen zijn uiterlijk oordeel. Hij wil dat Israël wordt gered. Niet alleen omdat het gaat om de aan hem toevertrouwde kudde, maar ook omdat zich in deze redding het hart van God zich openbaart.

Mozes doet een beroep op Gods trouw: 'Gedenk aan Abraham, aan Izak en aan Israël, Uw knechten, aan welke Gij bij Uzelven gezworen hebt, en hebt tot hen gesproken: Ik zal uw zaad vermenigvuldigen als de sterren des hemels; en dit gehele land, waarvan Ik gezegd heb, zal Ik aan ulieder zaad geven, dat zij het erfelijk bezitten in eeuwigheid.' (Ex. 32:13). Hij herinnert aan het begin, aan de volkomen onverdiende uitverkiezing. Niet op grond van hun verdiensten ontvingen zij de beloften, maar uit vrije genade van God en omdat Hij hen liefhad (Deut. 10:15). Mozes brengt als middelaar geen verontschuldiging naar voren, maar doet alleen een beroep op Gods genade.

Na de vernieling van het gouden kalf zal Mozes terugkeren naar de berg en zegt hij tot de Heere: 'Nu dan, indien Gij hun zonden vergeven zult! doch zo niet, zo delg mij nu uit Uw boek, hetwelk Gij geschreven hebt.' (Ex. 32:32). Mozes staat op de top van de berg van aangezicht tot aangezicht met God, maakt zich tot voorspreker van zijn volk en biedt zichzelf aan (delg mij uit Uw boek). In hem hebben de Kerkvaders een afschaduwing van Christus gezien. Christus Die in Gethsemane en aan het kruis werkelijk voor God staat, niet alleen als Vriend van zondaren, maar ook als Zoon. Hij biedt zich niet alleen aan – delg Mij dan maar uit – maar zich met zijn doorboord hart laat schrappen om zelf tot zonde te worden, zoals Paulus zegt. Hij laadt een onmetelijke zondenlast op Zich om te redden en om vergeving te schenken, om te vernieuwen en geheel om te vormen.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)
Mara
Berichten: 23142
Lid geworden op: 15 jun 2010, 15:54

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door Mara »

Wanneer je haast maakt als je tijd hebt, heb je tijd wanneer je haast hebt ::tilt
Als er schaduw is, dan moet er ook licht zijn ~ Spurgeon
Gebruikersavatar
jakobmarin
Berichten: 3523
Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door jakobmarin »

Een bekeerde kannibaal zat naast een grote pot de Bijbel te lezen, toen er een wetenschapper naar hem toekwam die hem het Woord van God zag lezen. De wetenschapper zei spottend: 'Weet je wel dat moderne, beschaafde mensen dat boek hebben afgewezen? Er staan alleen maar leugens in, het is dus tijdverspilling om erin te lezen.' De kannibaal keek hem aan en antwoordde langzaam: 'Meneer, als dit boek er niet was geweest, dan zou u nu in die pot zitten...'
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Gebruikersavatar
jakobmarin
Berichten: 3523
Lid geworden op: 04 aug 2004, 13:42

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door jakobmarin »

'Stel je bent een levend huis. God gaat naar binnen om het te verbouwen. Eerst begrijp je misschien nog waar Hij mee bezig is. Hij brengt de afvoerbuizen in orde, maakt de lekken in het dak dicht enzovoort; je wist al dat deze dingen moesten gebeuren en je bent dus niet verbaasd. Maar weldra begint Hij erop los te slaan op een manier die vreselijk pijn doet en zinloos lijkt. Wat is Hij in vredesnaam van plan? De verklaring is dat Hij bezig is een heel ander huis van je te maken dan jij gedacht had - hier een nieuwe vleugel, daar een extra verdieping, er verrijzen torens, er worden binnenplaatsen aangelegd. Je dacht dat jij een keurig bungalowtje zou worden, maar Hij bouwt een paleis. De bedoeling dat Hij er zelf komt wonen.'
Uit: Onversneden Christendom, CS Lewis.
Wie zegt 'er is geen waarheid' heeft groot gelijk, want die bestaat wél.
Gebruikersavatar
parel
Berichten: 369
Lid geworden op: 24 feb 2012, 11:17

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door parel »

Een kleine jongen zat op een bankje in het park. Op zijn schoot lag een geopende Bijbel. Hij las in het boek over de machtige werken van God.
Even later schreeuwde hij door het park: ‘Hallelujah, God is groot!’, hij bekommerde zich er niet om dat mensen hem raar aankeken, en bleef doorgaan met het prijzen van God.
Na een tijdje liep er een man langs het jongetje, een man die net zijn studie had afgerond. De man voelde zich slim, en dacht alles te weten. Toen hij het jongetje zag zitten met een open Bijbel, wilde hij de ogen openen van de jongen. Hij wist wel dat God niet bestond, en dat alles maar verzinsels waren.
Hij ging naast de jongen op de bank zitten, de jongen keek hem aan met een lach en zei: ‘Hoi, weet jij wel hoe groot God is? Ik las net dat God het volk Israël door de Rode Zee leidde. Hij had gewoon de golven stop gezet!’.
De man, verheugd omdat hij de jongen wat kon vertellen, zei tegen de knul: ‘Dat was ook niet moeilijk, wetenschappelijke feiten wijzen uit dat de Rode Zee toen maar 30 centimer diep was.’
De jongen keek verrast. Zijn ogen dwaalden van de man af naar de geopende Bijbel. De man was blij dat hij de ogen van de jongeman geopend had, en wilde vertrekken.
Nauwelijks had hij twee stappen gezet, of de jongen begon God te loven, harder dat ooit. ‘Halleluja Halleluja God is zo groot!’. De man draaide zich om en vroeg aan de jongen waarom hij zo verheugd was.
‘Wow’, antwoorde de jongen blij, ‘God is nog groter dan ik dacht! Hij heeft niet alleen het volk van Israël door de Rode Zee geleid, Hij heeft ook nog eens het hele Egyptische leger doen laten verdrinken in 30 cm water!
:) :haha :yahoo
Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. (Joh 8:12b)
Gebruikersavatar
parel
Berichten: 369
Lid geworden op: 24 feb 2012, 11:17

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door parel »

Terri schreef:
Neeltje Jans schreef:In een toestand tussen slapen en waken bevond ik mij ineens in de Kamer. Ik kon niets onderscheiden in de Kamer, behalve dan dat tegen een muur heel veel archiefkasten stonden. Het waren van die archiefkasten die je ook wel in bibliotheken ziet, waarin alles in alfabetische volgorde gerangschikt is naar auteur of onderwerp. Maar deze archiefkasten, die van de vloer tot het plafond reikten en van de ene naar de andere kant eindeloos leken door te gaan, hadden heel andere opschriften.

Toen ik de muur van de archiefkasten dichter naderde, was het eerste opschrift dat mij trok: 'Jongens die ik leuk heb gevonden'. Ik opende de la en begon door de kaarten te bladeren. Ik deed de la snel weer dicht toen ik met schrik realiseerde dat ik de namen op elk van die kaarten herkende.

En toen wist ik, zonder dat iemand het me zei, waar ik was. Deze levenloze kamer met de smalle ladekasten was een gedetailleerde registratie van mijn leven. Hier stonden de daden van elk moment van mijn leven, grote en klein, in details die mijn geheugen niet kon herinneren. Een gevoel van verwondering en nieuwsgierigheid, soms vermengd met afschuw, vervulde me toen ik willekeurig laden begon open te trekken en hun inhoud bekeek. Soms maakte die me blij en maakte het mooie herinneringen wakker; andere keren werden de schuld en spijtgevoelens zo sterk dat ik over mijn schouders gluurde om te kijken of er niemand meekeek.

Een dossier dat 'vrienden' heette, stond naast een dossier waarop stond 'vrienden die ik verraden heb'. De titels varieerden van gewoon tot uitgesproken vreemd: 'boeken die ik gelezen heb', 'troost die ik gegeven heb', 'grappen waar ik om gelachen heb'. Sommige waren gewoon lachwekkend om hun nauwkeurigheid: 'dingen die ik tegen mijn broers geschreeuwd heb'. Om andere kon ik niet lachen: 'dingen die ik in boosheid gedaan heb', 'dingen die ik binnensmonds tegen mijn ouders gezegd heb'.

Steeds weer schrok ik wanneer er meer kaarten in een lade waren dan ik verwacht had.

En soms waren er minder dan ik gehoopt had. Ik was overweldigd door de totale omvang van het leven dat ik geleid had. Had ik in mijn negentien levensjaren de tijd gehad om elk van deze duizenden, zo mogelijk miljoenen kaarten te schrijven? Elke kaart bevestigde dat.

Elke kaart was in mijn eigen handschrift geschreven en met mijn eigen handtekening ondertekend. Toen ik het dossier 'liedjes die ik beluisterd heb' eruit pakte, realiseerde ik me dat het dossier groeide om haar inhoud te kunnen bevatten. De kaarten lagen strak tegen elkaar aan, en toch had ik na twee á drie meter nog het einde van het dossier niet gevonden. Ik sloot het dossier beschaamd, niet zozeer om de kwaliteit van de muziek, maar meer om de grote hoeveelheid tijd die dit dossier vertegenwoordigde.

Toen ik bij het dossier 'wellustige gedachten' aankwam, voelde ik een rilling over mijn ruggengraat gaan. Ik trok de la maar op een kiertje open, niet bereid om de grootte ervan te ontdekken en trok er een kaart uit. Ik huiverde om de gedetailleerde inhoud. Ik werd misselijk bij de gedachte dat zo'n moment neergeschreven was.

Opeens overviel me een bijna dierlijke razernij.
Er spookte maar één gedachte door mijn hoofd:
NIEMAND mag ooit deze kaarten zien!!
NIEMAND mag ooit in deze kamer komen!!
Ik moet ze vernietigen!

In een idiote razernij trok ik met alle geweld de lade uit de kast. Hoe groot het dossier was maakte me niet meer uit. Ik moest de lade leeggooien en de kaarten verbranden. Maar toen ik de lade aan een kant vastpakte en ermee op de grond sloeg, lukte het me niet om er ook maar één kaartje uit te schudden. Ik werd wanhopig en probeerde nog eens een kaart eruit te trekken, om vervolgens te ontdekken dat het papier zo sterk als staal was toen ik probeerde het te verscheuren. Verslagen en volkomen hulpeloos stopte ik de lade weer terug waar hij hoorde. Met mijn voorhoofd tegen de muur geleund, slaakte ik een diepe zucht vol zelfmedelijden.

En toen zag ik het, mijn oog viel op een andere lade. De titel luidde: 'mensen aan wie ik het evangelie verteld heb'. Het handvat glom meer dan die van de andere laden. Ik trok aan het handvat en een laatje van nog geen tien centimeter lang viel in mijn hand. Ik kon de kaarten die erin zaten op één hand tellen.

Toen kwamen de tranen. Ik begon te huilen. Hele diepe snikken die pijnlijk vanuit mijn buik opwelden en door me heen schokten. Ik viel op mijn knieën en huilde. Ik huilde van schaamte, de overweldigende schaamte die dit alles bij me veroorzaakte. De rijen archiefkasten dansten in mijn met tranen gevulde ogen. NIEMAND, maar dan ook NIEMAND mocht ooit achter het bestaan van deze kamer komen. Ik moest de deur op slot doen en de sleutel goed verstoppen.

Toen ik de tranen uit mijn ogen veegde, zag ik Hem.
Nee, alsjeblieft, Hij niet!
Niet hier!
Iedereen liever dan Jezus.

Ik keek hulpeloos toe hoe Hij de laden een voor een opentrok en de kaarten begon te lezen. Ik durfde niet te kijken naar Zijn reactie. En op de momenten dat ik genoeg moed bijeen geschraapt had om naar Zijn gezicht te kijken, zag ik een verdriet dat nog groter was dan het mijne. Het leek alsof Hij intuïtief de ergste laden opentrok. Waarom moest Hij ze allemaal lezen? Uiteindelijk keerde Hij zich naar me om en keek me vanaf de andere kant van de kamer aan.

Hij keek met medelijden in Zijn ogen. Maar dit was een medelijden dat me niet boos maakte. Ik liet mijn hoofd hangen, sloeg mijn handen voor m'n gezicht en begon weer te huilen. Hij liep naar me toe en sloeg Zijn arm om me heen. Hij had zoveel kunnen zeggen, maar Hij zei niks. Hij huilde alleen maar met me mee.

Toen stond Hij op en liep terug naar de muur van archiefkasten. Hij begon aan de ene kant van de kamer en trok een lade open en begon op elke kaart Zijn naam over die van mij te schrijven.

'Nee!' schreeuwde ik, en rende naar Hem toe.

Het enige wat ik kon bedenken te zeggen was 'nee, nee!!!', toen ik de kaart uit Zijn hand trok. Zijn naam hoorde niet op deze kaarten.
Maar daar stond het, in het rood.
Dik, donker, levend.
De naam van Jezus bedekte de mijne.
Het was geschreven met Zijn bloed.

Voorzichtig pakte Hij de kaart terug. Hij glimlachte en ging verder met het ondertekenen van de andere kaarten. Ik denk dat ik nooit zal begrijpen hoe Hij alles zo snel heeft kunnen doen, maar voor mijn gevoel sloot Hij het volgende ogenblik de laatste archieflade om vervolgens weer naast mij te komen staan. Hij legde Zijn hand op mijn schouder en zei: 'Het is volbracht.'

Ik stond op en Hij leidde mij de kamer uit. Er zat geen slot op de deur van de kamer. Er moesten nog meer kaarten geschreven worden.

(auteur: onbekend)

Dit stuk is eens voorgelezen op een avond voor en door jongeren.
Een avond om nooit meer te vergeten. Wat een ernst en ootmoed gaf het.
wij hebben het weleens voorgelezen als bijbelstudiegroep op een bonte avond. Het is echt doodstil in de zaal.
Ik ben het licht der wereld; die Mij volgt, zal in de duisternis niet wandelen, maar zal het licht des levens hebben. (Joh 8:12b)
Gebruikersavatar
MarthaMartha
Berichten: 13043
Lid geworden op: 21 nov 2007, 21:04
Locatie: Linquenda

Re: Gelezen, gedacht, gehoord...

Bericht door MarthaMartha »

Neeltje Jans schreef:In een toestand tussen slapen en waken bevond ik mij ineens in de Kamer. Ik kon niets onderscheiden in de Kamer, behalve dan dat tegen een muur heel veel archiefkasten stonden. Het waren van die archiefkasten die je ook wel in bibliotheken ziet, waarin alles in alfabetische volgorde gerangschikt is naar auteur of onderwerp. Maar deze archiefkasten, die van de vloer tot het plafond reikten en van de ene naar de andere kant eindeloos leken door te gaan, hadden heel andere opschriften.

Toen ik de muur van de archiefkasten dichter naderde, was het eerste opschrift dat mij trok: 'Jongens die ik leuk heb gevonden'. Ik opende de la en begon door de kaarten te bladeren. Ik deed de la snel weer dicht toen ik met schrik realiseerde dat ik de namen op elk van die kaarten herkende.

En toen wist ik, zonder dat iemand het me zei, waar ik was. Deze levenloze kamer met de smalle ladekasten was een gedetailleerde registratie van mijn leven. Hier stonden de daden van elk moment van mijn leven, grote en klein, in details die mijn geheugen niet kon herinneren. Een gevoel van verwondering en nieuwsgierigheid, soms vermengd met afschuw, vervulde me toen ik willekeurig laden begon open te trekken en hun inhoud bekeek. Soms maakte die me blij en maakte het mooie herinneringen wakker; andere keren werden de schuld en spijtgevoelens zo sterk dat ik over mijn schouders gluurde om te kijken of er niemand meekeek.

Een dossier dat 'vrienden' heette, stond naast een dossier waarop stond 'vrienden die ik verraden heb'. De titels varieerden van gewoon tot uitgesproken vreemd: 'boeken die ik gelezen heb', 'troost die ik gegeven heb', 'grappen waar ik om gelachen heb'. Sommige waren gewoon lachwekkend om hun nauwkeurigheid: 'dingen die ik tegen mijn broers geschreeuwd heb'. Om andere kon ik niet lachen: 'dingen die ik in boosheid gedaan heb', 'dingen die ik binnensmonds tegen mijn ouders gezegd heb'.

Steeds weer schrok ik wanneer er meer kaarten in een lade waren dan ik verwacht had.

En soms waren er minder dan ik gehoopt had. Ik was overweldigd door de totale omvang van het leven dat ik geleid had. Had ik in mijn negentien levensjaren de tijd gehad om elk van deze duizenden, zo mogelijk miljoenen kaarten te schrijven? Elke kaart bevestigde dat.

Elke kaart was in mijn eigen handschrift geschreven en met mijn eigen handtekening ondertekend. Toen ik het dossier 'liedjes die ik beluisterd heb' eruit pakte, realiseerde ik me dat het dossier groeide om haar inhoud te kunnen bevatten. De kaarten lagen strak tegen elkaar aan, en toch had ik na twee á drie meter nog het einde van het dossier niet gevonden. Ik sloot het dossier beschaamd, niet zozeer om de kwaliteit van de muziek, maar meer om de grote hoeveelheid tijd die dit dossier vertegenwoordigde.

Toen ik bij het dossier 'wellustige gedachten' aankwam, voelde ik een rilling over mijn ruggengraat gaan. Ik trok de la maar op een kiertje open, niet bereid om de grootte ervan te ontdekken en trok er een kaart uit. Ik huiverde om de gedetailleerde inhoud. Ik werd misselijk bij de gedachte dat zo'n moment neergeschreven was.

Opeens overviel me een bijna dierlijke razernij.
Er spookte maar één gedachte door mijn hoofd:
NIEMAND mag ooit deze kaarten zien!!
NIEMAND mag ooit in deze kamer komen!!
Ik moet ze vernietigen!

In een idiote razernij trok ik met alle geweld de lade uit de kast. Hoe groot het dossier was maakte me niet meer uit. Ik moest de lade leeggooien en de kaarten verbranden. Maar toen ik de lade aan een kant vastpakte en ermee op de grond sloeg, lukte het me niet om er ook maar één kaartje uit te schudden. Ik werd wanhopig en probeerde nog eens een kaart eruit te trekken, om vervolgens te ontdekken dat het papier zo sterk als staal was toen ik probeerde het te verscheuren. Verslagen en volkomen hulpeloos stopte ik de lade weer terug waar hij hoorde. Met mijn voorhoofd tegen de muur geleund, slaakte ik een diepe zucht vol zelfmedelijden.

En toen zag ik het, mijn oog viel op een andere lade. De titel luidde: 'mensen aan wie ik het evangelie verteld heb'. Het handvat glom meer dan die van de andere laden. Ik trok aan het handvat en een laatje van nog geen tien centimeter lang viel in mijn hand. Ik kon de kaarten die erin zaten op één hand tellen.

Toen kwamen de tranen. Ik begon te huilen. Hele diepe snikken die pijnlijk vanuit mijn buik opwelden en door me heen schokten. Ik viel op mijn knieën en huilde. Ik huilde van schaamte, de overweldigende schaamte die dit alles bij me veroorzaakte. De rijen archiefkasten dansten in mijn met tranen gevulde ogen. NIEMAND, maar dan ook NIEMAND mocht ooit achter het bestaan van deze kamer komen. Ik moest de deur op slot doen en de sleutel goed verstoppen.

Toen ik de tranen uit mijn ogen veegde, zag ik Hem.
Nee, alsjeblieft, Hij niet!
Niet hier!
Iedereen liever dan Jezus.

Ik keek hulpeloos toe hoe Hij de laden een voor een opentrok en de kaarten begon te lezen. Ik durfde niet te kijken naar Zijn reactie. En op de momenten dat ik genoeg moed bijeen geschraapt had om naar Zijn gezicht te kijken, zag ik een verdriet dat nog groter was dan het mijne. Het leek alsof Hij intuïtief de ergste laden opentrok. Waarom moest Hij ze allemaal lezen? Uiteindelijk keerde Hij zich naar me om en keek me vanaf de andere kant van de kamer aan.

Hij keek met medelijden in Zijn ogen. Maar dit was een medelijden dat me niet boos maakte. Ik liet mijn hoofd hangen, sloeg mijn handen voor m'n gezicht en begon weer te huilen. Hij liep naar me toe en sloeg Zijn arm om me heen. Hij had zoveel kunnen zeggen, maar Hij zei niks. Hij huilde alleen maar met me mee.

Toen stond Hij op en liep terug naar de muur van archiefkasten. Hij begon aan de ene kant van de kamer en trok een lade open en begon op elke kaart Zijn naam over die van mij te schrijven.

'Nee!' schreeuwde ik, en rende naar Hem toe.

Het enige wat ik kon bedenken te zeggen was 'nee, nee!!!', toen ik de kaart uit Zijn hand trok. Zijn naam hoorde niet op deze kaarten.
Maar daar stond het, in het rood.
Dik, donker, levend.
De naam van Jezus bedekte de mijne.
Het was geschreven met Zijn bloed.

Voorzichtig pakte Hij de kaart terug. Hij glimlachte en ging verder met het ondertekenen van de andere kaarten. Ik denk dat ik nooit zal begrijpen hoe Hij alles zo snel heeft kunnen doen, maar voor mijn gevoel sloot Hij het volgende ogenblik de laatste archieflade om vervolgens weer naast mij te komen staan. Hij legde Zijn hand op mijn schouder en zei: 'Het is volbracht.'

Ik stond op en Hij leidde mij de kamer uit. Er zat geen slot op de deur van de kamer. Er moesten nog meer kaarten geschreven worden.

(auteur: onbekend)

Wat is dit indrukwekkend en aangrijpend.
Als de moed je in de schoenen zinkt, ga dan eens op je kop staan!
Gesloten