Jantje schreef:Je draaft nu echt door, en niet zo'n klein beetje ook. Maar goed, je zult @Luther in ieder geval op je hand hebben. Ik moet eerlijk zeggen overigens, dat ik wel heel erg schrik van zulke meningen en bevindingen. Ik zou de woorden niet graag in de mond nemen.
Luther wil aangesproken worden op zijn eigen woorden; dus dit soort veronderstellingen vind ik niet prettig.
Uit diverse postings van mij van de afgelopen jaren mag je overigens wel opmaken dat ik een rigoreuze scheiding van zondag 7 en 23 niet voorsta, en op die wijze ook niet kan terugvinden in de Schrift. Datzelfde geldt voor het scheiden van wedergeboorte en rechtvaardiging; of dat je wel weldaden van Christus kan leren kennen door het geloof, maar Christus niet. Ik zou ervoor willen oppassen om mensen die niet kunnen spreken, al was het maar vanuit een toevluchtnemend geloof over persoonlijke kennis van Christus, Gods volk te noemen, of Gods kinderen. Dan is het gevaar levensgroot dat zulke mensen gaat rusten op bevindingen, ervaringen en gestalten. Maar zonder Christus kan het nog steeds algemeen werk van de Heilige Geest zijn. Het kunnen ook voorbereidingen zijn, zoals de puriteinen daarover spraken.
Maar tegelijk houd ik graag vast aan wat W. à Brakel over de wedergeboorte zegt: dat niet ieder van Gods kinderen en moment van wedergeboorte weet, en dat je daarin makkelijk mis kan tasten. Maar het is ook niet zo belangrijk: het gaat erom dat je Christus en al Zijn weldaden leert aannemen door het ware geloof. Leven uit de troost van Zondag 1: Ik ben niet meer van mezelf, maar van een ander, de Ander, Jezus Christus.
In dat opzicht schrik ik altijd weer van de waarschuwing, dat het geestelijke leven niet begint met Christus. Ik vraag me altijd af, wat voor nut een dergelijke waarschuwing heeft. Het zou namelijk ondanks allerlei goede bedoelingen zomaar kunnen leiden tot de gedachte, dat je ook een kind van God kan zijn, zonder Christus te kennen. En volgens mij leert de Schrift dat nergens en wordt er zó in de belijdenis nergens gesproken.
De kracht van het Evangelie zit in de bezittelijke voornaamwoorden. (Maarten Luther, WA 101, 2, 25)