refo schreef:Is deze visie ontstaan uit je recente onderzoek naar 'het verbond'?
Inderdaad. Maar het zijn slechts voorlopige resultaten, want dat onderzoekje loopt nog wel een paar jaar. Misschien dat ik, tegen de tijd dat ik bij het
Nieuwe Verbond (Jesaja, Jeremia) aanbeland, mijn visie wel moet bijstellen. Maar zover ik het nu kan bezien is de continuïteit tussen het oude en nieuwe verbond groter dan de discontinuïteit.
Verder: Het
Ik zal van het Nieuwe Verbond is een continuïteit in plaats van een discontinuïteit. Al in de moederbelofte komt dit voor, en blijft daarna voorkomen. Het is dus niet juist om het
Ik zal toe te bedelen aan alleen het Nieuwe Verbond. Alle verbonden staan in het teken van het
Ik zal (zie ook de parallellen met Hittitische vazal-verdragen, waar de
Great King ook een eenzijdig contract sluit, waarin hij de vazal-koning dingen vrijmachtig beloofd, en in ruil daarvoor gehoorzaamheid eist, en dreigt met straffen indien men ongehoorzaam is). Aangezien het verbond met Abram dus een
Ik zal verbond is, en alle kinderen door besnijdenis in het verbond werden opgenomen, is het onjuist om de
Ik zal beloften alleen voor de uitverkorenen apart te zetten. Dat gebeurt nergens in het OT. Zo kwam de belofte dat een rest zou wederkeren tot héél Israël, en nochthans keerde slechts een klein gedeelte terug. Het is niet de belofte die beperkt is, maar de vervulling krijgt alleen gestalte in een weg van gehoorzaamheid. De paradox van het Nieuwe Verbond, dat God nu juist beloofd wat Hij eist (Hij eist gehoorzaamheid en bekering, en tegelijkertijd is dat de inhoud van de belofte) moeten we laten staan. Wie meent dat hij dat met de uitverkiezing kan of moet oplossen, trekt conclusies die de Schrift niet trekt. Ook Rom 9 trekt niet de conclusie dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn, het trekt slechts de conclusie dat de vervulling van de beloften - die op grond van gehoorzaamheid is - afhankelijk is van de uitverkiezing.
Mijn visie tot nu toe:
1. Alle besnedenen/gedoopten zijn wezenlijk, werkelijk in het verbond
2. Alle beloften zijn voor alle verbondskinderen, voor alle gedoopten, net als alle verbondsdreigementen
3. Verbondsgehoorzaamheid/bekering is noodzakelijk om de beloften tot vervulling te brengen. Dat dat nu voor ons onmogelijk is, en dat wij nu eerst de vervulling van de beloften nodig hebben om aan de voorwaarde van het verbond te kunnen voldoen, is een paradox die we slechts op één manier mogen oplossen: In de worsteling met God, met het "Ik laat U niet gaan, tenzij Gij mij zegent". Met de bede van Augustinus: "Heere, geef wat u beveelt, en vraag dan wat u wilt". Wie meent het kloppend te kunnen maken, haalt de spanning uit de Schrift, die erin gestopt is om mensen in de onmogelijkheid aan Gods voeten te brengen.
Afgewezen schreef:memento schreef:Te beginnen bij het OT. Mijn ervaring is, dat als je je - los van alle dogmatische vooronderstellingen - gaat verdiepen in het spreken van de Schrift in dezen, dat je dan een verrassend veelzijdig beeld krijgt, wat niet te vatten is in één van de bestaande systemen. Gods uitverkiezing en verbond laat zich niet in een strak schema vatten, maar komt m.i. het best openbaar in de geschiedenissen van de Schrift. Of zou het voor niets zijn, dat God ons geen theologische verhandeling over het verbond heeft gegeven, maar ons daarentegen in geschiedenissen laat zien hoe verbond en uitverkiezing werken?
Precies. Laten we ons daar dan ook aan houden! Maar besef wel dat het verbond na Pinksteren is 'opengebroken': de belofte is voor u en uw kinderen
en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal! Mogelijk dat daarom de notie van het verbond in het NT een veel minder belangrijke rol speelt. Het is niet meer exclusief voor één volk, maar voor iedereen.
Abram reeds kreeg de belofte: En in u zullen alle geslachten van de aarde gezegend worden. Ik spreek dus liever niet van een verbond wat is "opengebroken", maar van een verbond wat is "uitgebreid".