Zonderling schreef:Bert Mulder schreef:Zonderling schreef:Bert Mulder schreef:Wil ik wel toegeven, Zonderling, dat een dood zondaar tot zijn schrik weet dat hij zondigt. Net zoals de duivelen in God geloven, en sidderen. Maar het brengt niets toe aan hen, voor hun zaligheid van node.
Toch niet helemaal vergelijkbaar, Bert.
Want de Heilige Geest overtuigt de duivelen niet met als doel om hen tot inkeer te brengen.
De Heilige Geest doet dat wel met de uitverkorenen, ook als zij nog dood zijn in de misdaden en de zonden.
En dat is het juist waartegen ik ageer. Als het het werk van de Heilige Geest in Zijn Volk is, tot de zaligheid leidende, is het na de levendmaking...
Bert,
Je kunt wel veel citaten naar voren brengen, maar deze citaten bewijzen niets voor jouw opvatting.
Ik ben het met de citaten die je aanhaalt geheel eens, ja ik ken al deze citaten reeds lang.
Nogmaals: De Heilige Geest
begint Zijn (overtuigend) werk in de uitverkorenen VOOR de levendmaking.
Hij doet dit als een Geest der dienstbaarheid.
Dat is VOLUIT Gereformeerd, en ook in overeenstemming met de Dordtse Synode.
Het is ook door Calvijn zo geleerd.
(N.B. de 'eerste genade' (in één van je citaten) is de genade der wedergeboorte & de genade van het zaligmakende geloof. Niet een voorbereidende overtuiging van zonden.)
Nu dan zoals beloofd enkele bewijsplaatsen van sommigen van de Dordtse vaderen en Olevianus.
Op Calvijn wil ik nog later terugkomen.
Dit alles om te laten zien dat onze vaderen leerden:
De Heilige Geest overtuigt de uitverkorenen, ook als zij nog dood zijn in de misdaden en de zonden.
Een stelling die Bert ONGEREFORMEERD noemde, maar laten we eens zien wat onze GEREFORMEERDE vaderen WERKELIJK GELEERD hebben:
Leidse professoren, Thysius
“Diensvolgens brengt niemand tot deze genade [de vernieuwing van de wil] iets toe, ja ook vermag hij zich niet (...) tot haar voor te bereiden, ter beschikking te stellen en te voegen, niet meer dan iemand tot zijn verwekking en levendmaking iets toebrengt.
Toch ontkennen wij niet, dat God hier gebruik maakt van zekere voorbereidingen, zoals nu eens de natuur, dan weer de wet, waardoor de zondaar tot wanhopen aan zichzelf gebracht, als met de hand geleid wordt tot de vertroosting van het Evangelie en de hoop op God” (Synopsis, XVII.31, 32.)
Leidse professoren, Walaeus
“De verdienende oorzaak van deze gave [namelijk de aanvankelijke wedergeboorte en bekering] is niet enige voorafgaande geschiktheid in ons, of een voorbereiding (...).
Wij ontkennen echter niet dat God Zelf weliswaar gewoonlijk op verschillende wijzen, hetzij door de bewijsmiddelen der natuur, Rom. 2:4, hetzij door het woord van de Wet en het Evangelie, de mensen langzamerhand voorbereidt, vóórdat Hij hen van deze weldaad deelgenoot maakt (...), maar wij ontkennen ten eerste, dat God tot deze gewone wijze van handelen gehouden is, gelijk uit de met Christus gekruisigde misdadiger en Paulus die de kerk vervolgde, blijkt; (...) tenslotte [ontkennen wij] dat enige dergelijke geschiktheid of voorbereiding die aan het geloof voorafgaat, een voorgaande is, waaraan door God een vaste belofte van deze gave gedaan is, daar al wat uit het geloof niet is, zonde is, Rom. 14:23, en zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen, te weten ter aligheid, Hebr. 11:6.
(Synopsis, XXXII.5, 6.)
“De instrumentele oorzaak van deze weldaad [van aanvankelijke wedergeboorte en bekering] is het woord van God, zowel van de Wet als van het Evangelie.
Want door de Wet, zowel in de natuur ingeschreven, Rom. 1, als op de stenen tafelen vernieuwd, 2 Kor. 3, wordt de mens tot de ware erkenning van zijn veroordeling en ellende gebracht, gelijk elders is uitgelegd; zonder welke de mens niet vatbaar kan zijn voor wedergeboorte en zaligmakende bekering, daar Christus zelf betuigt, dat Hij niet gekomen is om rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering te roepen, Matth. 9:13.” (Synopsis, XXXII.10, 11.)
Dordtse Synode, theologen uit Drente
“Het einde van deze gemene gaven is niet, dat wij door het recht gebruik derzelve grotere en meerdere gaven zouden verdienen of verkrijgen, en dat overzulks de verworpenen eindelijk zouden uitverkoren worden, maar opdat daardoor het menselijk gezelschap en de burgerlijke orde zou mogen onderhouden worden, en aan de uitverkorenen op verscheidene wijzen daardoor alle gedienstigheid zou gedaan worden, en opdat dezelven tot de inwendige roeping daardoor zouden bereid worden.” (Acta, blz. 839.)
Dordtse Synode, theologen uit de Palts
“Het is ook zeker, dat sommige daden van kennis der zonde, droefheid, verslagenheid, enz. gaan vóór het geloof en de bekering in de mens die herboren zal worden, terwijl hij door de dienst der wet en des Evangelies bereid wordt om de genade te ontvangen.” (Acta, blz. 479.)
Dordtse Synode, theologen uit Engeland
“Daar zijn enige inwendige effecten of werkingen, die de bekering of wedergeboorte voorgaan, die door de kracht des Woords en des Geestes verwekt worden in de harten dergenen die nog niet zijn wedergeboren. Zoals daar zijn de kennis van de wil Gods, het gevoelen der zonde, de vrees der straf, te denken over de verlossing, enige hoop van vergiffenis.
De goddelijke genade pleegt de mensen tot de stand der rechtvaardigmaking, in dewelke wij vrede hebben bij God door onze Heere Jezus Christus niet te brengen door een haastig aanblazen Gods, maar door vele voorheen gaande daden, en door de dienst des Woords te ondergebracht en voorbereid zijnde. Dit is te zien in diegenen, die de predikatie van Petrus gehoord hebbende, het pak der zonde gevoelen, vrezen, bedroefd zijn, de verlossing begeren en enige hoop van vergiffenis ontvangen. Al welke dingen uit die woorden te vernemen zijn, Hand. 2:37, Als zij dit gehoord hadden, werden zij verslagen in ‘t hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders! Dit vereist ook de natuur van de zaak. Want gelijk in de natuurlijke generatie van de mens vele voorgaande beschikkingen zijn, die de invoering van het wezen voorgaan, alzo ook komt men in de geestelijke, door vele voorgaande handelingen der genade, tot de geestelijke geboorte.
Dit blijkt eindelijk ook uit de middelen die God gebruikt om de mensen te herbaren. Want Hij gebruikt de dienst van mensen en het middel van het Woord. 1 Kor. 4:15, Door het Evangelie heb ik u gegenereerd. Indien God de goddeloze mens onmiddellijk wilde herbaren en rechtvaardigen, zou hiertoe niet van node zijn dat de mens door enige kennis, door enige droefheid, enige begeerte, enige hoop van vergeving bereid werde. En de dienaren, het Woord Gods recht snijdende, zou de zorg niet opgelegd zijn, wel en voorzichtiglijk de consciëntiën der toehoorders, eerst door de schrik der wet te kwetsen en daarna door de evangelische beloften op te richten, en die te vermanen om bekering en geloof door gebeden en tranen van God te begeren.” (Acta, blz. 470-471.)
Olevianus
“Het hoorbaar getuigenis is het Woord van het Genadeverbond. Voorts bevat de bediening van het Genadeverbond door het Woord twee delen. Het ene is de voorbereiding tot geloof, het andere is de prediking der genade (...).
En wel ten eerste, ofschoon de Heere de uitverkorenen op onderscheiden manieren door het Woord tot het geloof brengt, zo bedient echter God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, het Genadever¬bond gewoonlijk op zulk een wijze, dat Hij de harten van de uitverkorenen naar Zijn eeuwige wijsheid voorbereidt om dit te ontvangen. Maar de anderen beneemt God alle verontschuldiging, door aan te wijzen wat het natuurlijk verbond geweest is tussen God als Schepper en de mens die naar Zijn beeld geschapen was. Namelijk, dat hij, gelijk God Zich aan hen geopenbaard had, ten dele inwendig in Zijn beeld, ten dele uitwendig in de werken der schepping, zo ook weder door hen geëerd en verheerlijkt zou worden.
Het getuigenis van deze natuurlijke verbintenis heeft God willen openbaren in de wet der natuur die in de harten van Zijn redelijke schepselen ingedrukt is, en in de goddelijke Wet der tien geboden. Welke beide wetten uit kracht der schepping de mens verbinden tot gehoorzaamheid. Of tot straf, dat is tot een vervloeking of veroordeling om de ongehoorzaamheid en ongerechtigheid, totdat er verzoening geschiede. En wel, nadat de veroordeling van het nog aanstaande oordeel reeds geveld is in het geweten waarin God Zijn rechterstoel heeft opgericht en in de bekrachtiging der Wet, door de mond Gods uitgesproken (Deut. 27:26).
Door het verkondigen van dit getuigenis der Wet, waarvan we een zeer fraai voorschrift en afbeeldsel vinden in Rom. 1 en 2, wordt de mens overtuigd van zonden en van de verdoemenis die reeds op hem ligt. (...)
Deze waarheid nu veroorzaakt de verschrikkingen van het geweten, die voor de uitverkorenen een zekere voorbereiding zijn tot het geloof (Rom. 7:9, 10, 24). Voor zover namelijk de Heilige Geest in hen verwekt een begeerte om zich met God te verzoenen. (...)
En ofschoon de Heere geen wettisch Verbond meer met ons wil oprichten, zoals Hij dat uitdrukkelijk verzekert (Jer. 31:32), zo verhindert dat echter niet dat de natuurlijke verbintenis tot een volmaakte gehoorzaamheid door eigen krachten te volbrengen of anders straf over ons brengend, vooraf gaat, totdat we door Christus het nieuwe Verbond ingegaan zijnde, van die verbintenis verlost worden (Joh. 8:36; Rom. 6:20). (...)
Ook verhindert de belofte van het nieuwe Verbond niet, dat de ongelovigen (...) die nog onder de Wet zijn, zowel van de wet der natuur als van de geschrevene, zolang daaronder blijven. En aangezien ze overtreders van beide zijn, onder de zekere verdoemenis zijn, totdat zij tot het nieuwe Verbond overgaan, of totdat er verzoening geschiedt door het geloof in Christus (Rom. 1:12, 14; Gal. 3:12; 2 Kor. 5:20, 21). Om deze ernstig te begeren, moeten ze met een levend gevoel der zonden en van de eeuwige dood, volgens de uitspraak der Wet, worden voorbereid. (...)
Van deze voorbereiding tot het geloof spreekt Christus in Joh. 16:9: “De Heilige Geest zal de wereld ovrtuigen van zonde, omdat zij in Mij niet geloven.” Dit is het begin van de bediening van het Genadeverbond. De Heilige Geest zal de mensen overtuigen dat zij geheel bedorven zijn en dat buiten Christus de zonde in de wereld heert, benevens dat de mensen van nature in Christus niet geloven en van Hem vervreemd zijn. (...)
En gelijk de Wet, overtuigende van zonde, aantoont dat de mensen van nature, dat is zolang zij door het geloof met Christus niet zijn verenigd, onder de vloek zijn, benevens ook onze onmacht aantoont, dat wij noch de vloek van ons kunnen wegnemen, noch van onszelf krachten hebben om God te gehoorzamen, zo biedt het Evangelie Christus aan als een Zaligmaker Die door Zijn verdiensten de vloek wegneemt en ons door Zijn Geest met Zich verenigende, het verstand verlicht, zó, dat we de gerechtigheid door Zijn gehoorzaamheid voor ons verworven die alle gerechtigheid der Wet ver te boven gaat, met zekerheid kennen en daarin berusten. Terwijl Hij ons tevens vernieuwt tot de gerechtigheid der Wet, opdat we Hem zouden dienen zonder vreze, in gerechtigheid en ware heiligheid al de dagen van ons leven.” (Getuigenissen Genadeverbond, 5-9, 12, 13, blz. 294-297.)