Erasmiaan schreef:hervormde schreef:Dat wordt dan moeilijk Erasmiaan, want jij bent omhangen met beloftes. De beloftes van een drie-enig God zijn gehecht aan je voorhoofd. God heeft bij de doop zijn belofte verzegeld. Met die omhange belofte mag, nee moet je tot Christus vluchten. Ontkennen dat deze belofte gedaan is heeft geen zin. Het heeft geklonken in het midden van Zijn gemeente.
Welke belofte heeft geklonken?
hervormde schreef:En hiermee plaatst ds. Schot zich in de rij die de drie formulieren van enigheid niet onderschrijven zoals ze aanvaard zijn binnen het geheel van de kerk. Die trek komt meer voor. Men slaat de acta er nog eens op na, of er niet een aantal afgevaardigden zijn geweest die jouw smalstroom deelden. En zie daar: Eureka! Zo blijven we gereformeerd. Maar of dat zo is zal de vraag maar zijn. Hooguit eng gereformeerd.
Ow. Zo eng was dat nou weer niet. De meerderheid deelde eigenlijk die mening.
Geka schreef:1. Waarom volgt dit uit de aard der beloften? Dat is een cirkelredenering waartoe je alleen kunt komen door uit te gaan van de gedachte dat Gods absolute beloften ongeacht het geloof vervuld zullen worden, en dat te combineren met het Bijbels gegeven dat alleen de uitverkorenen delen in de vervulling van de beloften.
Maar zou je dan aan willen geven hoe het mogelijk is dat die absolute beloften in de Schrift nu juist tot het gehele volk gericht worden?
Daarom nogmaals de vraag: toon nu eens aan vanuit de Schrift dat de absolute beloften daar beperkt worden tot de uitverkorenen. Dat is toch geen irrealistische vraag wanneer je zelf die stelling poneert?
Beste Geka,
Voor en aleerst wil ik je wijzen op het boekje van R. en E. Erskine en J. Fisher, voor jou vast niet onbekend. Ook in dit boekje wordt heel duidelijk het onderscheid gemaakt tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften. De onvoorwaardelijke beloften worden door hen, ik meen in vraag 57, heel duidelijk bestemd voor de uitverkorenen. De voorwaardelijke beloften komen tot een ieder. Als we een genadeverbond belijden, dan is het toch louter genade, daar hoeft dan toch niets meer bij? Dan vloeit uit de aard van het genadeverbond toch voort dat zo men in het genadeverbond is daar geen voorwaarden meer zijn voor de beloften? Die zijn in Christus (die alle voorwaarden vervult heeft) ja en amen. Een voorbeeld van een onvoorwaardelijke belofte is:
Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Wat betreft de voorwaardelijke beloften, deze komen tot een ieder. Daar wordt een ieder gemaand en bevolen tot Christus te komen (bevel van geloof en bekering) Een voorbeeld van zo een belofte is:
Komt tot mij allen die vermoeid en belast zijt en ik zal u rust geven voor uw ziel.
Geka schreef:Erskins merkt daar bij op: niet in de zin van het bezit, maar in de zin van het recht van toegang. En ook Calvijn maakt daar schitterende opmerkingen over, zie citaat van Refo.
Waarom heb je hier zo'n moeite mee?
Ik heb inderdaad iets te krampachtig gedaan en me in deze zin Roomser gedragen dan de paus. Ik las nog een oud Saambinder-artikel van ds. G.H. Kersten waar hij hier veel losser mee omgaat dan in zijn dogmatiek. Waarbij opgemerkt zij dat dit een voorwaardelijke belofte is, verwijzend naar het onderscheid hierboven gemaakt.
Geka schreef:3. Wat betreft de doop. Je doopt daarmee dus alleen op grond van de mogelijke uitverkorenen die zich onder de kinderen bevinden. Wat een arme boodschap. Want als er nu concreet een klein kind aan je vraagt wat de doop betekent moet dan het antwoord zijn: misschien ben je een uitverkorene, dan mag je op Gods beloften hopen. Maar een duidelijk antwoord wat het genadeverbond betekent in relatie tot dat kind, kun je dan niet geven.
Geka, wat wil je dat dat kind gezegd wordt? Je bent een stapje dichter bij Christus dan de rest van de wereld? Natuurlijk, wel in de zin dat men onder de prediking zit en het voorrecht van de genademiddelen heeft. Maar niet in de zin dat we Abrahams kinderen zijn. We zijn Adams kinderen en liggen verloren. En jij kan het dopen op grond van de objectieve genade arm vinden, ik zeg: er is geen vaster Fundament. En zoals meer door mij geciteerd, ook Paulus geeft aan dat het grote voorrecht van de besnedene is:
dat hun de Woorden Gods zijn toebetrouwd.
Dank voor je reactie. Op mijn beurt wil ik daar weer op reageren.
1. Het boekje van de Erskines en Fisher ken ik. Het door Kersten in 1948 uitgegeven deel is het hoofdstuk over het Verbond der genade uit De kennis der zaligheid, de Westminster Catechismus in vraag en antwoord uitgelegd. Ik vind het prima om dit als uitgangspunt te nemen.
a. Je merkt daar over op
Ook in dit boekje wordt heel duidelijk het onderscheid gemaakt tussen voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften.
Mag ik je vragen waar je een heldere beschrijving van dit onderscheid vind in dit boekje?
b. En wanneer je denkt dat te kunnen concluderen uit het feit dat er gesproken wordt over de 'beloften des verbonds'; bedenk dan wel dat dit
terminologisch spreken over de 'verbondsbeloften' niet betekent dat zij daarmee
inhoudelijk hetzelfde bedoelen dan de GG wanneer die spreken over de 'verbondsbeloften' als absolute beloften. Ik kan aantonen dat de Marrowmen in hun spreken over de 'beloften des verbonds' zowel de absolute als de voorwaardelijke beloften bedoelen! In het kader van de bediening van het verbond worden al deze beloften genoemd als 'verbondsbeloften'.
c. Het is dus allereerst onjuist om vanuit deze terminologie te concluderen dat men eenzelfde onderscheid maakt tussen de voorwaardelijke en onvoorwaardelijke beloften. Ik erken dat dit onderscheid wel door iemand als bijv. Bunyan gemaakt wordt. Rutherford (met zijn 3 verbondenleer!) idem. Maar de Erskines en Boston niet.
Voor de helderheid enkele citaten uit preken van Thomas Boston. Ik ben benieuwd hoe je dit inhoudelijk beoordeelt:
“Christus’ beloften in Zijn testament zijn voor zondaren van de mensheid, zoals de belofte van Kanäan voor alle Israëlieten was. Zelfs diegenen waren niet uitgezonderd van wie de lijken in de woestijn gevallen zijn: “Zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE…En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb”(Ex. 6:5,7). Hun was dus een belofte nagelaten dat zij de rust van Kanäan binnen zouden gaan. Degenen die de belofte geloofden, verkregen dáárom het bezit, maar die er niet in geloofden, verloren het. Die laatsten kregen het land niet, niet omdat het hen niet nagelaten was, maar – hoewel het hen evengoed als degenen die binnengingen nagelaten was – omdat zij de belofte niet geloofden. Daarom zegt de apostel:”Zij hebben niet kunnen ingaan vanwege hun ongeloof”(Hebr. 3:19). Dit betekent geen aantijging van Gods trouw. Want zelfs in beloften – net als in verbonden – moet er noodzakelijk sprake zijn van wederzijdse instemming met dezelfde zaak. Van de kant van de partij aan wie de belofte gedaan is, is aanvaarding noodzakelijk, zodat degene die de belofte doet, helemaal verplicht is haar te vervullen. Want van niemand die een belofte doet of een weldaad aan iemand toezegt, kan in redelijkheid verwacht worden dat hij tegen de wil van de ander zijn voordeel aan hem opdringt, of dat hij er de brui aan geeft als een zaak waar hij zich op elk moment van kan ontdoen. Welnu, juist met dit doel gebruikt de apostel het voorbeeld van de Israëlieten aan wie de belofte van Kanäan nagelaten was, maar die het land toch niet kregen vanwege hun ongeloof: “Laat ons dan vrezen, dat niet te eniger tijd de belofte van in Zijn in te gaan nagelaten zijnde, iemand van u schijne achtergebleven te zijn. Want ook ons is het Evangelie verkondigd, gelijk als hun; maar het woord der prediking deed hun geen nut, dewijl het met het geloof niet gemend was in degenen, die het gehoord hebben”(Hebr. 4:1-2). Vergelijk dit met Ex. 6:8: “En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israëls, doch zij hoorden naar Mozes niet.”
Hier over het functioneren van de absolute beloften in de prediking:
“Het woord van het verbond komt met gelijke volmacht tot uitverkorenen en niet-uitverkorenen, tot degenen die zeker zullen geloven en tot degenen die volharden in hun ongeloof. Het bedienen ervan aan beiden tegelijk in de verkondiging van het Evangelie moet noodzakelijk gebeuren door de beloften voor te stellen aan personen onbepaald, maar die moeten tenslotte uitmonden in voorwaardelijke uitdrukkingen. Zo wordt het voor de oren van allen verkondigd: “Ik zal u Mij ondertrouwen”en “Ik zal hun tot een God zijn”. De ene die dit gelooft en op zichzelf toepast, wordt daarop met Christus verenigd en met alle zaligmakende oogmerken in het verbond gebracht. De ander die evengoed als de ene een geopenbaarde volmacht heeft om te geloven, gelooft toch niet en krijgt daarom de belofte niet".
Tot slot een stukje uit mijn scriptie waarin ik dit bij Boston onderzocht heb:
Maakt Boston een dergelijk scherp onderscheid tussen de absolute verbondsbeloften die de uitverkorenen gelden, en anderzijds de voorwaardelijke Evangeliebeloften die alle hoorders van het Evangelie gelden?
1) Wanneer we deze vraag overwegen, kunnen we in de eerste plaats zeggen dat Boston dit onderscheid in zijn dogmatische werken nergens uitdrukkelijk aan de orde gesteld heeft. Ook in zijn preken komen we het niet tegen. We kunnen dus in de eerste plaats vaststellen dat Boston nergens uitdrukkelijk dit onderscheid leert . Dat is een belangrijke aanwijzing.
2) Een tweede opmerking betreft het gebruik van het woord verbondsbeloften. Het is niet juist om op grond van het feit dat Boston spreekt over verbondsbeloften te concluderen dat hij hiermee eveneens de absolute beloften op het oog heeft die hij tot de uitverkorenen beperken wil in de bediening van het verbond. Boston stelt dat het Evangelie in de bediening van het verbond, het gehele verbond met alle beloften aanbied:
“In ruime zin wordt het (verbond) ons aangeboden in zijn ver¬schillende artikelen en delen, zowel in het voorwaardelijk deel, als vervuld zijnde, als in het belovend deel dat nog moet vervuld worden. "Dan zal Ik rein water op u sprengen en gij zult rein worden; van alle uw onreinheden en van alle uw drekgoden zal Ik u reinigen. En Ik zal u een nieuw hart geven en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u, en Ik zal maken dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen en Mijn rechten zult bewaren en doen." En zie Hebr. 8:10 12 en alle de overige beloften des verbonds door de gehele Bijbel heen. Alle worden voorge¬steld en aangeboden onder de naam van het verbond in ruime zin. "Neigt uw oor en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden Davids", Jes. 55:3. In deze en dergelijke schriftgedeelten zijn alle beloften in¬gesloten.”
Wanneer we bovenstaand citaat goed lezen, zien we dat Boston hier verschillende beloften aanhaalt. Daarbij zijn zowel absolute beloften als voorwaardelijke beloften, die echter allen worden benoemd als verbondsbeloften. Het gebruik van de term verbondsbeloften moet gezien worden in het kader waarin ze gepredikt worden; in het kader van de verbondsbediening waarin alle beloften worden aangeboden aan alle hoorders, zowel de absolute als voorwaardelijke beloften.
3) Tenslotte kunnen we diverse aanwijzingen hierover vinden in enkele preken van Boston over Psalm 50:5, waarbij hij diverse tegenwerpingen beantwoordt. De eerste tegenwerping die door hem beantwoord word is de tegenwerping van iemand die stelt dat de beloften voor de uitverkorenen zijn, en dat het maar de vraag is of hij dat wel is. Boston antwoordt dan dat de volmacht om in het verbond te treden niet van verkiezing of verwerping afhangt, maar van Gods geopenbaarde wil in het aanbod van het Evangelie. De beloften – zo zegt Boston dan – worden dan ook onbepaald voorgesteld. Uitvoerig bewijst Boston dit met de eerste (moeder) belofte en diverse andere beloften waarbij hij o.a. Jes. 55:3 en Ezechiël 36:25 27 aanhaalt. Ook hier worden zowel absolute als voorwaardelijke beloften allen gezamenlijk benoemd met de term verbondsbeloften. Opmerkelijk is zijn retorische slotvraag: waar is hier enige beperking te vinden in personen?
De tweede tegenwerping is nog duidelijker: “de voorwaardelijke beloften zijn inderdaad voor allen, maar niet de onvoorwaardelijke”.
Boston wijst dan in zijn antwoord erop dat er in sommige beloften een verband van plicht en recht is, maar dat er geen eigenlijke voorwaardelijke beloften zijn, dan alleen voor Christus, Die de voorwaarden daarvan al vervuld heeft. De beloften die spreken over komen, geloven etc. wijzen op de weg om deel te krijgen aan de vervulling van de belofte; het verband tussen de plicht van het geloof waaruit het recht van bezit op de belofte voortvloeit. Kernachtig zegt hij vervolgens:
“De beloften van het verbond, noem ze zoals gij wilt; voorwaardelijk of onvoorwaardelijk, zijn voor allen onbepaald. Waar de wet geen onderscheid maakt, moeten wij geen onderscheid maken. Daarom legt de apostel het tot een grond van geloof voor de moordenaars van den Heere der heerlijkheid: "Bekeert u, en een iegelijk van u worde gedoopt in de naam van Jezus Christus tot vergeving der zonden, en gij zult de gave des Heiligen Geestes ontvangen. Want u komt de belofte toe en uwen kinderen, en allen die daar verre zijn, zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal", Hand. 2:38, 39.”
Zie je nu ook niet dat dit een totaal andere manier van spreken over de beloften is dan het spreken zoals jij dat weergeeft in je posting, door vanuit de vervulling de adressering te beperken?
2. Voor de helderheid: het gaat er mij niet om een gedoopt kind gerust te stellen in de zin van: het zit wel goed. Maar ondanks je waarschijnlijk niet serieus bedoelde opmerking is het wel waar wat je zegt: Inderdaad, een gedoopt kind is een stap dichter bij Christus dan de wereld! Nee, ik zeg niet dat de doop ons zalig maakt. Maar het is wel zo dat de beloften van het genadeverbond de kinderen van de gelovigen krachtens het verbond toekomen. Toekomen in de zin van: aangeboden worden. Zo spreekt Calvijn er ook over. De belofte is hen gegeven, als een grond van het geloof, zou Erskine zeggen. En juist vanwege dat laatste vind ik het zo belangrijk. De beloften zijn de grond van het geloof! Wie daarom zegt dat de beloften alleen voor de uitverkorenen zijn, staat middelijkerwijs het functioneren van het geloof tegen. Want juist die vrije en onvoorwaardelijke aanbieding van de beloften geeft een overtuigde zondaar geloofsvrijmoedigheid om tot Christus te gaan en te zeggen: Doe gelijk Gij gesproken hebt. Nee, zeg dan niet dat die overtuigde zondaar toch wel mag gaan omdat hij waarschijnlijk tot de uitverkorenen behoort. Zeg dat maar tegen zo iemand, dat is het laatste wat ik kan geloven. Sterker: daar mag hij zich niet mee bezig houden! Juist daarom is het zo belangrijk dat ons zicht hierop helder en Bijbels is. Nogmaals, niet om op valse grond gerust te stellen. Geen rustgrond, maar een pleitgrond. Onze kinderen leven onder Gods beloften, die betekend en verzegeld worden in de Heilige Doop. Tegelijk wil en moet ik ook blijven zeggen: tot zaligheid is het nodig dat de beloften in de weg van wedergeboorte, geloof en bekering in ons leven vervuld worden.
Daar wil ik geen letter vanaf doen. Maar omdat het in deze discussie vooral om het eerste gaat, wil ik dat ook benadrukken.
3. Tot slot: zonder lelijk te willen doen over de betreffende recensie/recensent, heeft de opmerking van Hervormde wel een waarheidselement. Ds. Schot kan blijkbaar niet zoveel met het betreffende artikel uit de DLR. Voorzien van allerlei mitsen en maren, en opmerkingen uit de Acta, kan het gehandhaafd worden. Is dat wel eerlijk en zuiver? Kan hij dan nog wel zuiver en eerlijk de inhoud overnemen? Eerlijk gezegd komen dit soort pogingen bij mij ook over als een vluchtweg om de letterlijke inhoud van het artikel te kunnen handhaven (je kunt ook moeilijk anders wanneer je je gereformeerd wilt noemen), maar inhoudelijk het aanpassen naar je eigen visie.
Maar goed, misschien moeten we dit punt laten schieten omdat het mogelijk te persoonlijk getint is.