Afgewezen schreef:Fjodor schreef:Maar aan de andere kant spreekt Calvijn ook over het verbond als dat waar slechts de gelovigen toe behoren (ik zou kunnen citeren uit II:10 en 11 en bijv uit het Comm. op Heb. 8,10, en ook uit zijn Comm op Gen).
Kun je die citaten (nog een keer) geven?
Inst. XI, 10 (vooral de eerste zin):
Ook dit voegt hij [Augustinus, F] op dezelfde plaats zeer juist er aan toe, dat van het begin der wereld af tot het Nieuwe Testament behoren de kinderen der belofte, die door God wedergeboren zijn en die met het geloof dat door de liefde werkt, aan de geboden gehoorzaam geweest zijn. En dat in de hoop niet op vleselijke, aardse en tijdelijke, maar op geestelijke, hemelse en eeuwige goederen, voornamelijk gelovende in de Middelaar, door wie, naar zij niet betwijfelden, hun de Geest gegeven werd om goed te doen en hun vergiffenis geschonken werd, zo dikwijls als ze zondigden. Want juist dit was ik van plan te beweren, dat alle heiligen, die door God, volgens het verhaal der Schrift, van het begin der wereld af in het bijzonder uitverkoren zijn, met ons mede deelgenoten geweest zijn aan dezelfde zegening tot eeuwige zaligheid.
Het valt me trouwens steeds op, vooral als ik Hoofdstuk X lees, dat Calvijn de overeenkomst tussen oude en nieuwe verbond ziet in het
net zo goed gelovig zijn van de oude joden als van ons. Dus niet zoals wij de overeenkomst zo vaak maken door te zeggen dat ook de ongehoorzamen erbij horen. Volgens mij zegt Calvijn dat in boek X in het geheel niet, en dat zou toch wel opvallend zijn, in een hoofdstuk dat expliciet gaat over de overeenkomst tussen oud en nieuw verbond.
Commentaar op Hebr. 8:11 (vooral de laatste zin).
It hence appears that nothing less was thought of by the Prophet than to rob the Church of such a benefit. 135135 It is a sufficient answer to the fanatics here alluded to, that their conclusion from his text militates against the practice of the apostolic Church as established by Christ himself, he having sent apostles, evangelists, pastors and teachers. — Ed. His only object was to show that God would make himself known to small and great, according to what was also predicted by Joel 2:28. It ought also in passing to be noticed, that this light of sacred knowledge is promised peculiarly to the Church; hence this passage belongs to none but to the household of faith. 136
Commentaar op Gen 17:19
Yet it may seem absurd, that God should command Ishmael, whom he deprives of his grace, to be circumcised. I answer; although the Lord constitutes Isaac the firstborn and the head, from whom he intends the covenant of salvation to flow, he still does not entirely exclude Ishmael, but rather, in adopting the whole family of Abraham, joins Ishmael to his brother Isaac as an inferior member, until Ishmael cut himself off from his father’s house, and his brother’s society. Therefore his circumcision was not useless, until he apostatized from the covenant: for although it was not deposited with him, he might, nevertheless, participate in it, with his brother Isaac
Institutie IV, XVI, 5
Want uitdrukkelijk spreekt Hij het uit, dat de besnijdenis van het kind als een zegel zal zijn om de belofte van het verbond te bezegelen. En indien het verbond vast en zeker blijft, slaat het evengoed tegenwoordig op de kinderen der Christenen, als het onder het Oude Testament zag op de kinderen der Joden. En indien de kinderen deel hebben aan de betekende zaak, waarom zullen ze dan van het teken afgehouden worden?
(Dit stuk vervolgt Calvijn echter op een nogal bijzondere wijze waarin het mij haast lijkt alsof hij het (uiterlijke?) woord gelijkstelt met de betekende zaak. Als we dit zo moeten interpreteren dan lijkt het alsof Calvijn zegt dat het horen van het woord gelijkstaat met de betekende zaak. Ik denk niet dat hij dat werkelijk wil zeggen, maar lees het zelf maar).
Verder kan ik nog citaten geven uit boek IV, Hoofdstuk XVI van de Institutie waar Calvijn de doop op zo'n wijze verdedigt die duidelijk doet blijken dat de doop (en dus het verbond) iets is wat enkel voor de gelovigen is. Deze citaten zijn niet zo direct geldig als die ik hierboven gegeven, maar volgens mij zijn ze wel van toepassing.
Institutie IV, XVI, 7
Immers wij moeten niet lichtvaardig hieraan voorbijgaan, dat Christus beveelt de kinderen tot Hem te brengen, terwijl Hij de reden daaraan toevoegt, namelijk omdat derzulken het Koninkrijk der Hemelen is. En daarna betuigt Hij zijn wil door de daad, doordat Hij hen omhelst en door zijn gebed en zegen de Vader aanbeveelt. Indien het recht is, dat de kinderen tot Christus gebracht worden, waarom zou het dan ook niet recht zijn, dat ze tot de Doop ontvangen worden, het teken van onze gemeenschap en genootschap met Christus? Indien hunner is het Koninkrijk der Hemelen, waarom zal hun dan het teken geweigerd worden, waardoor als het ware de toegang tot de kerk geopend wordt, opdat ze, in haar ontvangen, geschreven worden bij de erfgenamen van het Hemels Koningkrijk?
Institutie IV, XVI, 9
Aan de andere kant ontvangen ook de kinderen enig voordeel uit hun Doop, omdat ze, doordat ze in het lichaam der kerk ingelijfd zijn, de andere leden vrij wat meer aanbevolen zijn. Bovendien, wanneer ze opgewassen zijn, worden ze door hun Doop niet weinig aangezet tot een ernstige ijver om God te dienen, door wie ze door het openbare teken der aanneming tot zijn kinderen aangenomen zijn, voordat ze Hem vanwege hun leeftijd als Vader konden erkennen.
Institutie IV, XVI, 17
17. Zij menen ook een zeer sterke reden aan te voeren, waarom de kinderen van de Doop afgehouden moeten worden, wanneer ze betogen, dat de kinderen vanwege hun leeftijd nog niet geschikt zijn, om de verborgenheid, die in de Doop betekend is, te begrijpen. Dit nu is de geestelijke wedergeboorte, die niet in de eerste kindsheid vallen kan.
Dit behandelt Calvijn als een geldig argument. Hij gaat er niet op in door te zeggen dat het verband doop-wedergeboorte ongeldig is, hij gaat erop in door te zeggen dat de kinderen in zekere zin gelovig kunnen zijn, en dat dat reden is voor doop. Hij erkent het verband geloof-doop, en dus ook het verband geloof-verbond.
Laatste citaten: Institutie IV, XVI, 20, 21,22
Kortom, deze tegenwerping kan zonder moeite weerlegd worden hierdoor, dat de kinderen gedoopt worden tot de toekomstige bekering en het toekomstige geloof; want ofschoon die nog niet in hen gevormd zijn, ligt toch het zaad van beide door de verborgen werking des Geestes reeds in de kinderen besloten.
Maar telkens weer zondigen zij door dit waandenkbeeld, dat de zaak in tijdsorde altijd aan het teken vooraf moet gaan. Want ook de waarheid der besnijdenis was gelegen in hetzelfde getuigenis van een goede consciëntie. Indien die noodzakelijk had behoren vooraf te gaan, zouden de kleine kinderen nooit door Gods bevel besneden zijn. Maar daar hij zelf aantoont, dat het getuigenis van een goede consciëntie begrepen is onder de waarheid der besnijdenis, maar tegelijkertijd toch beveelt de kleinen te besnijden, wijst hij voldoende aan, dat in dat opzicht de besnijdenis geschonken wordt voor de toekomende tijd. Daarom moet men in de kinderdoop voor het tegenwoordige niet meer werking zoeken, dan dat hij het verbond, door de Heere met hen gesloten, bevestigt en bekrachtigt. De verdere betekenis van dat sacrament zal later volgen, op de tijd, die God zelf voorzien heeft.
De overige redeneringen, die hieraan verwant zijn, zullen we in 't kort doorlopen. Zij werpen voor, dat de Doop gegeven wordt tot vergeving der zonden. Wanneer dit toegegeven is, zal het onze mening overvloedig steunen. Want daar wij als zondaars geboren worden, hebben wij reeds van de moederschoot af vergeving en genade nodig. Verder, daar God voor deze leeftijd de hoop op barmhartigheid niet afsnijdt, maar haar veeleer zeker maakt, waarom zouden wij dan het teken, dat verre beneden de zaak zelf staat, wegnemen? Daarom keren wij het wapen, dat ze tegen ons trachten te richten, tegen henzelf aldus: De kleine kinderen worden met de vergeving der zonden begiftigd: dus mogen ze niet van het teken beroofd worden.